Op 6 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De kinderrechter heeft de ouders van [minderjarige], de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt. De procedure vond plaats met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel geen vaste woonplek heeft en afwisselend verblijft bij haar ouders en grootouders. Er zijn zorgen over de opvoedingssituatie, waaronder conflicten tussen de ouders en de mogelijkheid van geweld. Ondanks positieve factoren, zoals werk en ondersteuning van grootouders, zijn er ook significante zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige]. De ouders hebben moeite om afspraken met hulpverleners na te komen, wat leidt tot onvoldoende zicht op de situatie van [minderjarige].
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld en heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] goedgekeurd, met de opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering om de nodige hulpverlening te bieden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.