Uitspraak
1.De verdere procedure
2.De verdere beoordeling
“(…) Moeder tekent omdat hij in scheiding ligt en zijn eigen zaak op dit moment niet voldoende inkomsten genereerd. (…)”. Op 20 april 2016 heeft de beheerder van [verhuurder] aan [huurder] bericht:
“(…) Wij zullen de overeenkomst op naam van jouw moeder zetten. Zij zal deze dan ook moeten ondertekenen. (…)”.
“(…) Ik kan mij van de woning nog herinneren dat het de eerste keer van de verhuurder was dat hij de woning ging verhuren. Dat vond hij best spannend toen. Ik herinner mij dat het een ruime woning was met een garage. Ik ben er ook een aantal keer geweest in verband met bezichtigingen. De verhuurder waarover ik het hiervoor heb was dhr. [verhuurder] .
“(…) Een inkomensprofiel is altijd belangrijk voordat we een woning verhuren. We hebben dhr [huurder] verzocht om stukken aan te leveren om een inkomensprofiel te kunnen beoordelen. Ik weet niet of [huurder] via de website heeft gereageerd op de woning. We hebben hem wel gevraagd om stukken aan te leveren voordat we een huuroverkomst konden sluiten. We hebben contact gehad met elkaar via de mail. Wat ik mij nog kan herinneren is dat er geen stukken bij ons zijn aangeleverd rond zijn inkomen. Uiteindelijk heeft zijn moeder stukken van haarzelf aangeleverd. Dat waren stukken rond haar eigen inkomen. Aanlevering van die stukken had als doel dat zij de woning zou huren en ook op de huuroverkomst zou komen als huurder. Zo herinner ik het mij althans. Het is al een tijd geleden. Ik kan mij niet herinneren waarom [huurder] die stukken niet kon aanleveren. Als enige reden die ik kan bedenken dat mw [huurder] de woning ging huren was dat dhr [huurder] niet zou kunnen voldoen aan de inkomenseis van de huurovereenkomst. Ik heb het proces niet van a tot z begeleid, dus meer dan dit kan ik er eigenlijk niet over zeggen. (…) Zoals ik het mij nu herinner zou de moeder in de woning gaan wonen. (…)”.
“(…) Omdat ik geïnteresseerd was in de woning heb ik [bedrijf] gebeld en gemaild over de woning. Ik heb gelijk op tafel gelegd wat mogelijk was in verband met mijn financiële situatie op dat moment. Ik wilde weten onder welke condities ik de woning zou kunnen huren. In dat kader heb ik ook een voorstel gedaan om de huur een jaar vooruit te betalen. Dat wilden ze niet. Ze wilden wel met mij in zee en ik kon natuurlijk de financiële positie van mijn moeder als borgstelling aanbieden. Ik heb vervolgens een pensioenoverzicht aangeleverd van mijn moeder. Als er een periodieke inkomensstroom zou zijn vonden ze dat acceptabel. De huurovereenkomst moest dan wel op naam van mijn moeder komen. Ik zou echter de woning gaan bewonen. Dat moet ook voor [bedrijf] duidelijk zijn geweest want waarom zou mijn moeder een mooie vrijstaande woning in [plaats] verlaten voor deze huurwoning. Ik heb ook steeds het contact gehad met [bedrijf] over de woning en ook aangegeven dat ik wilde huren. Pas later kwam de garantstelling via mijn moeder. Ik kan mij herinneren dat mijn moeder 1 keer is mee geweest naar het kantoor van [bedrijf] in Tilburg en dat was volgens mij om de huurovereenkomst te tekenen. Ze is verder niet actief betrokken geweest bij de totstandkoming van de huurovereenkomst. (…) Er heeft minstens 1 keer een bezichtiging plaatsgevonden van de [straat] . Ik en een vriendin van destijds ( [vriendin] ) waren daarbij en iemand van [bedrijf] . In december 2015 kwam in het kader van een echtscheiding ongeveer 100.000 euro vrij. Op 22 december 2015 ontving ik de helft van dat bedrag op mijn rekening. Diezelfde dag heb ik een bedrag van 50.000 euro overgemaakt op de bankrekening van mijn moeder. Dit in verband met allerlei perikelen die voortvloeiden uit die echtscheiding. De huur voor de [straat] werd betaald vanaf de bankrekening van mijn moeder, maar wel van het geld dat ik in december 2015 had gestort. (…) U houdt mij voor dat ik tijdens de zitting heb verklaard dat ik niets betaalde aan mijn moeder. Ik ben echter na die zitting verder in de zaak gedoken en ben ook de overschrijving uit 2015 tegengekomen. Toen wist ik weer hoe het allemaal gegaan was. (…)”.
een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract', maar op '
de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten', waaraan de Hoge Raad heeft toegevoegd dat daarbij mede van belang kan zijn '
tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht'. Voorts is van belang dat in artikel 7:201 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de definitie van een huurovereenkomst is opgenomen:
“Huur is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie”.