ECLI:NL:RBZWB:2024:9043
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Uitspraak op verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van schadeverzoek in bestuursrechtelijke procedure
Op 31 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant die eerder op 6 juni 2023 een verzoek om schadevergoeding had ingediend. Dit verzoek werd op 6 november 2023 door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld, dat tijdig werd ingediend en op 19 november 2024 ter zitting in Breda werd behandeld. De opposant was aanwezig, vergezeld door zijn echtgenote.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 6 november 2023 geoordeeld dat het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk was, omdat de opposant niet had kunnen specificeren welke schade hij had geleden en door welke overheidsinstanties deze schade was veroorzaakt. De rechtbank heeft de mogelijkheid om zonder zitting uitspraak te doen, zoals voorzien in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), benut omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond.
In de verzetzaak werd enkel beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De opposant voerde aan dat hij onvoldoende tijd had gekregen om zijn verzoek te specificeren en dat hij en zijn vrouw beperkingen ondervonden. De rechtbank oordeelde echter dat de opposant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt toe te lichten en dat de door hem ingediende stukken niet duidelijk maakten welke specifieke schadeoorzaak aan zijn verzoek ten grondslag lag. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef.