ECLI:NL:RBZWB:2024:9003

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
02/203958-23, 02/162848-23, 02/195146-23, 02/195383-23, 02/197602-23 (alle gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting en meerdere vernielingen door verdachte in Tilburg

Op 30 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 augustus 2023 heeft geprobeerd een politieauto in brand te steken. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan meerdere vernielingen, huisvredebreuk en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest. De voorwaarden van de voorwaardelijke straf zijn gebaseerd op adviezen van de reclassering.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte had op de bewuste dag de ruit van de politieauto ingegooid, benzine in de auto gegoten en een aansteker naar binnen gegooid, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van een begin van uitvoering van de poging tot brandstichting.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen, waaronder een wooncoöperatie en een stichting, beoordeeld, maar deze vorderingen werden niet-ontvankelijk verklaard vanwege onduidelijkheden in de vorderingen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan behandelingen, om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/203958-23, 02/162848-23, 02/195146-23,
02/195383-23, 02/197602-23 (alle gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 30 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
niet als ingezetene in de Basisregistratie Personen ingeschreven,
momenteel verblijvende bij [organisatie] (daklozenopvang), [adres 1]
raadsman mr. P. Susijn, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Parketnummer 02/203958-23
heeft geprobeerd een politieauto in brand te steken, dan wel voorbereidingshandelingen voor die brand heeft getroffen, dan wel de politieauto heeft beschadigd;
Parketnummer 02/197602-23
feit 1: meerdere ramen heeft vernield;
feit 2: een gedragsaanwijzing heeft overtreden;
Parketnummer 02/195383-23
feit 1: een gedragsaanwijzing heeft overtreden;
feit 2: een ruit heeft vernield;
Parketnummer 02/195146-23
feit 1: meerdere ruiten heeft vernield;
feit 2: zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk;
Parketnummer 02/162848-23
meerdere deuren heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 02/203958-23 acht de officier van justitie het primair aan verdachte ten laste gelegde feit (poging brandstichting) wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van alle aan verdachte tenlastegelegde feiten met uitzondering van het feit onder parketnummer 02/203958-23. Hier kan slechts een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/203958-23 primair
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een strafbare poging tot het plegen van een misdrijf als het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Volgens de Hoge Raad is sprake van een begin van uitvoering in het geval de door de verdachte verrichte gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm in voldoende concrete mate waren gericht op de voltooiing van het misdrijf. Dit criterium is algemeen geformuleerd en de jurisprudentie ter zake is dan ook erg casuïstisch. Het komt uiteindelijk aan op een beoordeling van de feiten en omstandigheden van het concreet voorliggende geval. Een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen, bijvoorbeeld in tijd en/of plaats, en hoe concreet deze daarop waren gericht. Verder kan het bij een poging gaan om een samenstel van gedragingen. De aard van het misdrijf kan van belang zijn, maar niet noodzakelijk is dat al een bestanddeel van het misdrijf is vervuld.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. De verdachte is naar de politieauto gelopen, heeft de ruit van de auto ingegooid, een flesje met benzine in de auto leeggegoten en daarna een aansteker door het raam naar binnen gegooid. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake geweest van een begin van uitvoering. De handelingen van verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm immers in voldoende concrete mate gericht geweest op de voltooiing van het misdrijf en lagen daar ook zeer dichtbij, zowel in tijd als plaats. Er zit geen enkel aanknopingspunt in het dossier voor de verklaring van verdachte dat hij niet de bedoeling had om de politieauto in brand te steken en de rechtbank schuift deze verklaring dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigen bewezen dat verdachte op 14 augustus 2023 heeft geprobeerd een politieauto in de brand te steken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/203958-23 primair
op 14 augustus 2023 te Tilburg ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten, aan een politieauto (Mercedes B-Klasse v.v.h.k.
[kenteken] ) die geparkeerd stond aan de [straat] , met dat opzet getracht heeft om met behulp van benzine en een aansteker voornoemde politieauto in brand te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen voor overige geparkeerde voertuigen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 02/197602-23
feit 1
op 7 augustus 2023 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ramen, die aan [stichting] toebehoorden, heeft vernield;
feit 2
op 7 augustus 2023 te Tilburg opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel,
te weten een gedragsaanwijzing, kenmerk 02/195146-23, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 509hh Wetboek van Strafvordering, gedaan door de officier van justitie, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 5 augustus 2023 tot en
met 2 november 2023 niet mocht bevinden op [adres 2] , door zich op voornoemde datum omstreeks 13:50 uur in voornoemd gebied te bevinden;
Parketnummer 02/195383-23
feit 1
op 5 augustus 2023 te Tilburg opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gedragsaanwijzing, kenmerk 02/195146-23, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 509hh Wetboek van Strafvordering, gedaan door de officier van justitie, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 5 augustus 2023 tot en met 2 november 2023 niet mocht bevinden op [adres 2] , door zich op voornoemde datum omstreeks 14:30 uur in voornoemd gebied te bevinden;
feit 2
op 5 augustus 2023 te Tilburg, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van de woning gelegen aan [adres 2] ), die aan [stichting] toebehoorde, heeft vernield;
Parketnummer 02/195146-23
feit 1
op 5 augustus 2023 te Tilburg, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten
die aan [wooncoöperatie] toebehoorden, heeft vernield;
feit 2
op 5 augustus 2023 te Tilburg, in de woning, gelegen aan de [adres 2]
) bij anderen dan bij verdachte in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
Parketnummer 02/162848-23
op 4 juli 2023 te Tilburg, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere deuren, die aan [stichting] toebehoorden, heeft vernield.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
180 dagen waarvan 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van het voorarrest. Aan de voorwaardelijke straf dienen de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering te worden gekoppeld met uitzondering van de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de eis van de officier van justitie te matigen en af te zien van het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat wanneer er wel een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd met bijzondere voorwaarden, verdachte zich daaraan zal houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft geprobeerd om een politieauto in brand te steken. Dit handelen van verdachte had tot grote schade kunnen leiden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij dit feit heeft gepleegd tegen een politieauto die daardoor niet meer inzetbaar was voor de uitvoering van de politietaak. Daarnaast heeft verdachte het feit gepleegd op klaarlichte dag en zijn er burgers ongewild getuige van geweest. Hierdoor ontstaan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft zich daarnaast in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere vernielingen, huisvredebreuk en het meerdere keren overtreden van een gedragsaanwijzing. Dit zijn allemaal vervelende feiten die een flinke impact hebben gehad op de mensen die wonen en werken bij [stichting] . Verdachte heeft met zijn daden aangetoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en de persoonlijke levenssfeer van de bewoners van de [stichting] .
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn strafblad. Uit het rapport van de reclassering dat over verdachte is opgemaakt komt naar voren dat het geadviseerde psychologische onderzoek niet heeft plaats gevonden. Er is hierdoor geen zicht gekomen op het psychosociaal functioneren van verdachte. Ten tijde van een groot deel van de tenlasteleggingen lijkt in ieder geval de huisvesting van verdachte delictgerelateerd te zijn geweest. Verdachte verbleef tot kort voor de feiten bij de [stichting] . Ook wordt niet uitgesloten dat middelengebruik, het psychosociaal functioneren van verdachte en zijn houding van invloed zouden kunnen zijn geweest op het delictgedrag. Er is geen sprake van langdurige stabiele huisvesting, er zijn onoverzichtelijke financiële problemen, verdachte kent geen stabiele dagstructuur/werk, noch is sprake van een steunend netwerk in zijn directe omgeving. Het risico op recidive kan door de reclassering niet worden ingeschat. Primair wordt geen strafadvies gegeven. Subsidiair wordt bij een bewezenverklaring geadviseerd de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. Zij zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van het voorarrest. Met de officier van justitie is de rechtbank daarnaast van oordeel dat de bijzondere voorwaarden – zoals deze subsidiair zijn geadviseerd door de reclassering – aan de voorwaardelijke straf dienen te worden verbonden. De rechtbank zal de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname hieraan toevoegen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij
[wooncoöperatie]vordert schadevergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat een deel van de vordering lijkt te ontbreken en niet duidelijk is of er een bedrag en zo ja, welk bedrag wordt gevorderd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij
[stichting]vordert een schadevergoeding van € 2.096,12 voor de feiten onder de parketnummers 02/197602-23, 02/195383-23 en 02/162848-23.
De rechtbank is van oordeel dat er teveel onduidelijkheden zitten in de vordering. Deze vordering vergt dus een nadere onderbouwing en nader debat en dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14, 14c, 45, 57, 138, 157, 184 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/203958-23:
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Parketnummer 02/197602-23
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk
voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
Parketnummer 02/195383-23
feit 1:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk
voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
Parketnummer 02/195146-23
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 2:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
Parketnummer 02/162848-23
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen meldt na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275 te Tilburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan ambulant psychodiagnostisch onderzoek uitgevoerd door forensisch polikliniek Fivoor of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Indien hieruit blijkt dat behandeling geïndiceerd is, laat verdachte zich behandelen door forensisch polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start afhankelijk van de intake en wachtlijst. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte zich, indien noodzakelijk, laat behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal,
nadat dit door de rechter is bevolen, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte – indien de reclassering dit nodig acht – verblijft bij [organisatie] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start afhankelijk van aanmelding, intake en wachtlijst. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
* dat verdachte meewerkt, indien de reclassering dit geïndiceerd acht, aan controle op het gebruik van alcohol en/of drugs om eventueel middelengebruik inzichtelijk te krijgen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [wooncoöperatie] en [stichting] niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen [wooncoöperatie] en [stichting] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en
mr. A.G. van Hedel, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 december 2024.
Mrs. Martens, Van Hedel en de griffier De Klerk-Van Rijs zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
Parketnummer 02/203958-23
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Tilburg
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten, aan een politieauto (Mercedes B-Klasse v.v.h.k.
[kenteken] ) die geparkeerd stond aan de [straat] ,
met dat opzet getracht heeft om met behulp van benzine en/of een aansteker
voornoemde politieauto in brand te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen voor overig geparkeerde voertuigen te duchten was, terwijl de uitvoering
van dat misdrijf niet is voltooid;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Tilburg, in elk geval in Nederland, ter
voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten brandstichting met
gemeen gevaar voor goederen, (artikel 157 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
voorwerpen en/of stoffen, te weten
- een sigaret en/of
- een aansteker en/of
- een tegel/steen, waarmee hij, verdachte, vervolgens een ruit van een
politievoertuig heeft ingegooid en/of
- een fles met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare stof, waarbij hij,
verdachte vervolgens deze fles met inhoud in voornoemd politievoertuig heeft
gegooid en/of
- een boxershort, in elk geval een stuk textiel, doordrenkt met benzine, althans een
brandbare vloeistof en/of deze vervolgens te gooien in de richting van het
politievoertuig en/of
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd, vervoerd en/of voorhanden heeft gehad;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Tilburg, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een politievoertuig, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan de Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 02/197602-23
Feit 1
hij op of omstreeks 7 augustus 2023 te Tilburg
opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere ramen, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [stichting] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 7 augustus 2023 te Tilburg
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel en/of vordering, te weten een gedragsaanwijzing,
kenmerk 02/195146-23,
krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 509hh Wetboek van
Strafvordering,
gedaan door of namens de officier van justitie, in elk geval een ambtenaar als
bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht,
eerste en/of tweede lid,
inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen 5 augustus 2023 tot en
met 2 november 2023 niet mocht bevinden in/op [adres 2] ,
door, zich op voornoemde datum op of omstreeks 13:50 uur in/op, althans op een
openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 02/195383-23
Feit 1
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Tilburg
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel en/of vordering, te weten een gedragsaanwijzing, kenmerk 02/195146-23,
krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 509hh Wetboek van
Strafvordering,
gedaan door of namens de officier van justitie, in elk geval een ambtenaar als
bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht,
eerste en/of tweede lid,
inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen 5 augustus 2023 tot en
met 2 november 2023 niet mocht bevinden in/op [adres 2] ,
door, zich op voornoemde datum op of omstreeks 14:30 uur in/op, althans op een
openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Tilburg, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van de woning gelegen aan [adres 2] ), in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [stichting] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 02/195146-23
Feit 1
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Tilburg, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruiten/ramen, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [wooncoöperatie] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Tilburg, althans in Nederland
in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen aan de [adres 2]
) bij een ander, te weten bij [wooncoöperatie] , althans bij een ander of anderen dan bij
verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 02/162848-23
hij op of omstreeks 4 juli 2023 te Tilburg, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere deuren, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [stichting] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )