ECLI:NL:RBZWB:2024:8997

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
02-266585-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor poging doodslag door meermalen tegen het hoofd te schoppen met ernstig en blijvend letsel als gevolg

Op 27 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 oktober 2022 in Bergen op Zoom een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen tegen het hoofd geschopt terwijl deze op de grond lag, wat heeft geleid tot ernstig en blijvend letsel. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 december 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden die het geweld documenteerden. De rechtbank achtte het handelen van de verdachte als zodanig dat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering en behandeling voor zijn psychische problemen. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, vooral gezien de impact op het slachtoffer, die blijvend letsel heeft opgelopen, waaronder hersenletsel. De verdachte had een voorgeschiedenis van geweldsdelicten en was onder invloed van alcohol tijdens het incident. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkelingen in de behandeling van de verdachte, maar vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk om de samenleving te beschermen en recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-266585-22
vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2024
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1977 te [plaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres ] ,
raadsman mr. M.J.C. Verlaan, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd volgens artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer tegen het hoofd, dan wel het lichaam te trappen terwijl het slachtoffer op de grond lag. Dat is subsidiair ten laste gelegd als zware mishandeling en meer subsidiair als openlijke geweldpleging.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag kan worden bewezen. Uit de getuigenverklaringen volgt dat verdachte aangever meermalen heeft geslagen en vervolgens, toen aangever op de grond lag, met zijn voet tegen het hoofd van aangever heeft geschopt. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte meermalen in de richting van het hoofd van aangever trapt. Uit het NFI-rapport volgt dat schoppen tegen het hoofd de dood tot gevolg kan hebben en dat de letsels van aangever recente letsels waren, die zeer wel het gevolg kunnen zijn van de geweldsinwerkingen zoals waargenomen op de camerabeelden. Door zijn handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van aangever aanvaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Op de beelden is te zien dat verdachte stampende bewegingen maakt op de rug, dan wel schouder van aangever en niet op het hoofd. Verdachte heeft één enkele keer tegen de achterkant van het hoofd van aangever getrapt, maar dat is niet het meest kwetsbare gedeelte van het hoofd. De verdediging heeft daarnaast gevraagd om partiële vrijspraak van het ten laste gelegde medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 15 oktober 2022 kreeg de politie een melding van een vechtpartij op de [straat 1] te Bergen op Zoom . Ter plaatse zagen de verbalisanten aangever op de grond liggen. Zijn ogen waren gesloten en hij reageerde niet op vragen. Zijn gezicht was verdikt en er zat een deuk in zijn hoofd, waar bloed aan zat. Aangever heeft later verklaard dat hij een discussie had met een man en een vrouw, twee klappen op zijn achterhoofd kreeg en daarna op de grond lag. Hij werd vervolgens wakker op de intensive care van het ziekenhuis.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte meerdere malen tegen het lichaam en het hoofd van aangever heeft geschopt en getrapt, terwijl aangever op de grond lag. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben dit verklaard en dit is ook te zien op de camerabeelden van de [straat 2] en de camerabeelden die [buurtbewoner] heeft aangeleverd. Dit volgt ook uit het filmpje dat is aangeleverd door een anonieme buurtbewoner. Op dit filmpje, dat ter terechtzitting is getoond, is te zien dat verdachte met geschoeide voet tegen het hoofd van aangever schopt en dat het hoofd van aangever als gevolg daarvan een onnatuurlijke beweging maakt. Verdachte heeft verklaard zichzelf te herkennen op deze beelden. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat aangever nog bij bewustzijn was toen hij op de grond viel en de eerste trap van verdachte kreeg, maar dat verdachte daarna tegen het hoofd van aangever bleef schoppen, waarna aangever bewusteloos raakte en roerloos bleef liggen. Op de camerabeelden van [buurtbewoner] is te zien dat verdachte minimaal elf keer een trappende beweging heeft gemaakt richting het hoofd en lichaam van aangever. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat dat verdachte aangever, toen hij op de grond lag, meerdere trappen tegen het hoofd heeft gegeven.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is. Evenals ieder weldenkend mens moet verdachte daarvan op de hoogte zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat, door op deze wijze met geschoeide voet meermalen tegen het hoofd van aangever te trappen, verdachte zich heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever daardoor zodanig letsel zou oplopen dat hij als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) volgt dat aangever uitwendig zichtbaar letsel (ontvellingen en bloeduitstortingen) had bij zijn rechter wenkbrauw, rechter slaap en linker oorschelp. Daarnaast had hij ook inwendige letsels, namelijk een neusfractuur, een bloeduitstorting buiten de schedel ter hoogte van de slaap en een bloeding binnen de schedel bij de schedelbasis. In het rapport staat verder dat schoppen tegen het hoofd de dood tot gevolg kan hebben en dat dit geen uitzonderlijk gevolg daarvan is. Op de terechtzitting heeft de deskundige toegelicht dat een schop tegen het hoofd fataal kan zijn door de (ongecontroleerde) roterende beweging die het hoofd op de hals maakt als gevolg van de schop. Er lopen veel zenuwen en bloedvaten van het hoofd naar en door de hals die door een dergelijke roterende beweging kunnen beschadigen. Dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever aanvaard heeft en op de koop heeft toe genomen blijkt ook uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte zoals dat op de verschillende beelden te zien is en door getuigen is omschreven.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 oktober 2022 te Bergen op Zoom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, het meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan middelencontrole.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf van vijftien maanden op te leggen, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Verdachte hoeft daardoor geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer uit te zitten en kan verder gaan met zijn behandeling bij [stichting] .
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer meerdere malen tegen het hoofd te trappen terwijl het slachtoffer op de grond lag. Het slachtoffer heeft als gevolg van dit gewelddadige handelen van verdachte ernstig letsel opgelopen, waaronder een bloeding in de schedelbasis bij de hersenstam en een gebroken neus. Hij is opgenomen in het ziekenhuis vanwege het vermoeden van hersenletsel en het slachtoffer heeft tijdens de zitting verklaard dat hij inderdaad blijvend hersenletsel heeft opgelopen met blijvende gevolgen. Zo heeft hij onder meer verlies van zicht, evenwichtsproblemen en problemen met lopen en praten. De lichamelijke integriteit van eenieder is een groot goed en de rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer zo extreem heeft toegetakeld, te meer omdat het slachtoffer al snel weerloos op de grond lag. Dit soort misdrijven, gepleegd op de openbare weg, veroorzaken bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft dit gedaan op klaarlichte dag, in een woonwijk en in het zicht van buurtbewoners. Meerdere buurtbewoners hebben het gezien of het meegekregen en waren erg geschokt door het handelen van verdachte.
Op 25 januari 2023 is over verdachte een Pro Justitia rapportage opgemaakt door psycholoog drs. [psycholoog] . Uit deze rapportage blijkt onder meer het volgende. Bij verdachte is sprake van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en verslavingspathologie in de vorm van een stoornis in het gebruik van alcohol (matig/ernstig) en het gebruik van cannabis (matig). Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde en dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Bij verdachte nemen bij te hoog oplopende stress en wanneer hij onder invloed is, zijn agressieregulatie en impulscontrole af. Verdachte is als gevolg van zijn PTSS nagenoeg altijd wel angstig, alert en gespannen. De psycholoog adviseert daarom om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte onvoldoende in staat zijn gedrag op een meer gezonde wijze bij te sturen en andere gedragskeuzes te maken. Het feit dat verdachte onder invloed was, heeft vooral versterkend en katalyserend gewerkt.
Het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft op 27 november 2024 een rapport over verdachte opgemaakt. Uit dit rapport volgt onder meer dat de risicofactoren die met name lijken te hebben bijgedragen aan de onderhavige verdenking het middelengebruik en het psychosociaal functioneren van verdachte waren. Verdachte heeft in het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis een klinische opname ondergaan van 23 maart 2023 tot en met 17 november 2023 in [kliniek] in [plaats 2] . De klinische opname is positief doorlopen. De kliniek was tevreden over de inzet en vooruitgang van verdachte. Verdachte heeft het hoogst haalbare behaald binnen zijn klinische opname. Dit beeld wordt bevestigd door zijn toezichthouder vanuit de reclassering en zijn trainer van [stichting] , waar verdachte sinds circa een jaar behandeling volgt. Er hebben zichtbaar positieve veranderingen plaatsgevonden in het gedrag en de houding van verdachte. Sinds onderhavige verdenking is hij niet gerecidiveerd, slikt hij zijn antipsychoticum, komt hij zijn afspraken bij de reclassering na en lijkt hij intrinsieke motivatie te hebben tot gedragsverandering. Zolang verdachte behandeling blijft volgen die onder meer is gericht op zijn emotieregulatie en PTSS, zal dit vermoedelijk een recidive verlagende werking hebben. Gelet op de ernst van de verdenking, het uitgebreide justitiële verleden van verdachte en zijn psychosociaal functioneren, acht de reclassering voortzetting van de behandeling wenselijk en noodzakelijk ter recidivevermindering. Verdachte heeft binnen zijn huidige schorsingstoezicht laten zien dat hij een zekere mate van stabiliteit heeft weten te realiseren binnen zijn leefomstandigheden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden noodzakelijk is. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verdachte heeft op klaarlichte dag op straat in een woonwijk een ernstig feit gepleegd, terwijl hij onder invloed was van alcohol. Bovendien staan er diverse geweldsfeiten op de justitiële documentatie van verdachte. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en met de rapportage van de psycholoog, waaruit volgt dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Daarnaast ziet de rechtbank dat verdachte aan zichzelf heeft gewerkt en zijn klinische behandeling positief heeft afgerond.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank zes maanden gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er daarnaast toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 62.500,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering is erg laat ingediend en is onvoldoende onderbouwd. De medische situatie van de benadeelde partij wordt niet duidelijk uit de ingediende vordering. Daarnaast volgt uit het dossier dat de benadeelde zelf een bepaald aandeel heeft gehad in het ontstaan van het conflict. Een onderzoek naar dit aandeel en in hoeverre dat kan worden gezien als enige mate van medeschuld, dan wel eigen schuld, moet door de civiele rechter worden gedaan. Bovendien blijkt uit de vordering onvoldoende van een causaal verband tussen het ten laste gelegde feit en de omschreven klachten van de benadeelde partij.
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dat betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij kan worden verplicht de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij slechts twee dagen voor de inhoudelijke behandeling van de zaak een hoge vordering heeft ingediend, terwijl het eindproces-verbaal in deze zaak op 24 januari 2023 gereed was. De verdediging en de rechtbank hebben daardoor zeer kort de tijd gehad om zich in de vordering te verdiepen. De verdediging heeft de vordering onder meer betwist op onderbouwing, causaliteit en eigen schuld. De rechtbank ziet op die punten ook gronden om vraagtekens te zetten bij de vordering zoals die op dit moment aan de rechtbank is voorgelegd. De vordering van de benadeelde partij is summier onderbouwd en bevat geen medische stukken. Bovendien volgt uit de onderbouwende stukken onvoldoende causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en het in de vordering opgesomde letsel van de benadeelde partij. Zo wordt in de vordering onder meer gesteld dat de benadeelde partij problemen heeft met lopen, zicht en motoriek, dat hij angstklachten en nachtmerries heeft en dat hij PTSS heeft. De onderbouwing voor die klachten en de link naar het feit ontbreken echter.
De rechtbank ziet het leed van de benadeelde partij en begrijpt dat de benadeelde partij door het feit immateriële schade heeft opgelopen. Vanwege de summiere onderbouwing van de vordering en de betwisting van de vordering door de verdediging, acht de rechtbank zich echter onvoldoende ingelicht om de immateriële schade van de benadeelde partij vast te kunnen stellen en daarvoor een passende schadevergoeding toe te kennen. Daar is extra onderzoek voor nodig. De behandeling van de vordering levert daardoor een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan alleen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
  • verdachte zich binnen drie werkdagen (tussen 09:00 en 12:00 uur) na het ingaan van de proeftijd meldt bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres Weesperzijde 70, 1091 EH te Amsterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of bewindvoering. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van middelen om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • verdachte laat zich behandelen door [stichting] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer er plek is en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- geeft opdracht aan genoemde reclasseringsinstelling tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn:
  • dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter,
en mrs. M. van de Wetering en J.M.J.C. Paijmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 december 2024.
Mrs. Schnitzler-Strijbos en Paijmans zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 oktober 2022 te Bergen op Zoom
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, met kracht en met geschoeide voet(en) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 15 oktober 2022 te Bergen op Zoom
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding en/of niet-aangeboren hersenletsel en/of een hoofdwond en/of een gebroken neus en/of een evenwichtsstoornis, heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer] te duwen en/of te trekken en/of te slaan zodat die op de grond terecht kwam, althans door er voor te zorgen dat die [slachtoffer] op de grond terecht kwam en/of
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag met kracht en met geschoeide voet(en) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, te schoppen en/of trappen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 15 oktober 2022 te Bergen op Zoom openlijk, te weten, op de [straat 1] en/of [straat 3] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door meermalen, althans eenmaal,
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of
- die [slachtoffer] bij de schouder(s), althans het lichaam, vast te pakken en/of vast te houden en/of
- die [slachtoffer] te duwen en/of te trekken en/of te slaan zodat die op de grond terecht kwam, althans door er voor te zorgen dat die [slachtoffer] op de grond terecht kwam en/of
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag met kracht en met geschoeide voet(en) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, te schoppen en/of trappen.