ECLI:NL:RBZWB:2024:8996

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
02-266631-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en zware mishandeling; taakstraf voor openlijke geweldpleging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1993 te [geboorteplaats 1]. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 13 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere het trappen van het slachtoffer terwijl deze op de grond lag, en de verdachte zou hierbij in vereniging met een medeverdachte hebben gehandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 oktober 2022 te Bergen op Zoom openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer vastgepakt en vastgehouden, waardoor de medeverdachte in staat was om het slachtoffer te slaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen opzet had op de dood of zwaar letsel van het slachtoffer, maar wel op fysiek geweld. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar werd openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, met inachtneming van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank verklaarde deze niet-ontvankelijk vanwege onvoldoende onderbouwing van de vordering. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-266631-22
vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2024
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1993 te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. M.A. Muntjewerf, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer tegen het hoofd, dan wel het lichaam te trappen terwijl het slachtoffer op de grond lag. Dat is subsidiair ten laste gelegd als medeplichtigheid aan poging tot doodslag, meer subsidiair als zware mishandeling en meest subsidiair als openlijke geweldpleging.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het meest subsidiair ten laste gelegde medeplegen van openlijke geweldpleging kan worden bewezen. Verdachte is achter aangever aan gerend en heeft hem vastgehouden zodat de medeverdachte het van haar kon overnemen. Het was voor verdachte duidelijk dat er fysiek geweld zou volgen. Door het vastpakken van aangever heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte is uit boosheid op aangever afgerend en heeft hem bij zijn schouders gepakt. Toen ze weer bij zinnen kwam, heeft ze aangever losgelaten. Er was geen sprake van medeplegen omdat verdachte en medeverdachte ieder voor zich op aangever afgingen. Daarnaast kon verdachte niet weten wat de medeverdachte ging doen. Verdachte hield aangever niet vast met de bedoeling dat hij door de medeverdachte zou worden mishandeld en ze heeft zelf geen geweldshandelingen gepleegd. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feiten en omstandigheden
Op 15 oktober 2022 kreeg de politie een melding van een vechtpartij op [locatie] te Bergen op Zoom. Ter plaatse zagen de verbalisanten aangever op de grond liggen. Zijn ogen waren gesloten en hij reageerde niet op vragen. Zijn gezicht was verdikt en er zat een deuk in zijn hoofd, waar bloed aan zat. Aangever heeft later verklaard dat hij een discussie had met een man en een vrouw, twee klappen op zijn achterhoofd kreeg en daarna op de grond lag. Hij werd vervolgens wakker op de intensive care van het ziekenhuis.
Uit het dossier volgt dat verdachte en de medeverdachte, haar partner [medeverdachte] , woorden hadden met aangever. Toen aangever wegliep van verdachte en [medeverdachte] , is verdachte achter aangever aangerend, heeft hem bij zijn schouders vastgepakt en heeft hem vastgehouden, geduwd en aan hem getrokken tot [medeverdachte] bij hen aan kwam. Op de camerabeelden van buurtbewoner [getuige 1] is te horen dat [medeverdachte] naar verdachte riep: “pak hem, pak hem”. Toen [medeverdachte] bij aangever kwam heeft hij aangever tegen het hoofd geslagen, waardoor deze ten val kwam. Verdachte is vervolgens van de situatie weggelopen. [medeverdachte] heeft daarna meerdere malen tegen het lichaam en het hoofd van aangever getrapt en geschopt. Verdachte heeft verklaard dat zij achter aangever is aangerend, dat ze hem heeft vastgepakt en dat ze aan hem heeft geschud en getrokken.
Rol van verdachte
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair, het subsidiair en het meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Verdachte is in opdracht van medeverdachte achter aangever aangerend, heeft hem vastgepakt, heeft geduwd en getrokken en heeft hem vastgehouden totdat medeverdachte - die op dat moment een blessure had en zelf niet hard achter aangever kon aanrennen - bij hen was. Daarop heeft [medeverdachte] vrijwel direct aangever zodanig geslagen dat deze op de grond viel. Vervolgens is verdachte van de situatie weggelopen. Door zo te handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen opzet gehad op de dood van of zwaar letsel bij aangever gehad. Wel heeft verdachte door haar handelwijze zoals hiervoor beschreven en de dreigementen die medeverdachte al uitte, opzet gehad op het fysieke geweld dat volgde na haar eigen fysieke confrontatie met aangever en heeft zij hieraan een voldoende significante bijdrage geleverd. Gelet hierop acht de rechtbank de meest subsidiair ten laste gelegde openlijke in vereniging gepleegd geweld wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 oktober 2022 te Bergen op Zoom openlijk, te weten, op [locatie] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en
- die [slachtoffer] bij de schouders vast te pakken en vast te houden en
- die [slachtoffer] te duwen en te trekken en te slaan zodat die op de grond terecht kwam.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten en daarnaast een voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door achter het slachtoffer aan te rennen, hem bij zijn schouders vast te pakken, hem door elkaar te schudden en aan hem te trekken. Vervolgens heeft de medeverdachte het slachtoffer tegen de grond geslagen. Toen verdachte was weggelopen van de situatie heeft [medeverdachte] meerdere malen tegen het lichaam en hoofd getrapt en geschopt terwijl het slachtoffer op de grond lag, met alle gevolgen van dien.
Dit soort misdrijven, gepleegd op de openbare weg, veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dit incident vond plaats op klaarlichte dag, in een woonwijk en in het zicht van buurtbewoners. Meerdere buurtbewoners hebben het incident gezien of er iets van meegekregen en waren erg geschokt door het handelen van verdachten.
Reclassering Nederland heeft op 28 november 2024 een rapport over verdachte opgesteld. Daarin staat onder meer dat verdachte haar leven goed op orde heeft. Ze heeft een baan, huisvesting en een stabiele financiële situatie. Verdachte heeft nog een relatie met de medeverdachte en zij hebben negen maanden geleden samen een tweede kind gekregen. De reclassering acht het zorgelijk dat verdachte is overgegaan tot het gebruik van fysiek geweld. Dit kan duiden op beperkte vaardigheden op het gebied van conflicthantering, wat een risicofactor ten aanzien van de kans op recidive kan vormen. Tegelijkertijd zijn er geen aanwijzingen voor structurele agressieproblematiek. De reclassering ziet daarom onvoldoende aanknopingspunten voor interventies van de reclassering.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van 120 uur opleggen. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Verder is verdachte nooit eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Daarnaast volgt uit het reclasseringsrapport dat er contra-indicaties zijn voor het opleggen van een gevangenisstraf, omdat verdachte dan haar woning, werk en opleiding kan verliezen en zij zorg draagt voor twee jonge kinderen. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal de rechtbank in mindering brengen op de taakstraf zoals hierna bepaald.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 62.500,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering is erg laat ingediend en is onvoldoende onderbouwd. De medische situatie van de benadeelde partij wordt niet duidelijk uit de ingediende vordering. Bovendien blijkt uit de vordering onvoldoende van een causaal verband tussen het ten laste gelegde feit en de omschreven klachten van de benadeelde partij.
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dat betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij kan worden verplicht de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij slechts twee dagen voor de inhoudelijke behandeling van de zaak een hoge vordering heeft ingediend, terwijl het eindproces-verbaal in deze zaak op 24 januari 2023 gereed was. De verdediging en de rechtbank hebben daardoor zeer kort de tijd gehad om zich in de vordering te verdiepen. De verdediging heeft de vordering onder meer betwist op onderbouwing en causaliteit. De rechtbank ziet op die punten ook gronden om vraagtekens te zetten bij de vordering zoals die op dit moment aan de rechtbank is voorgelegd. De vordering van de benadeelde partij is summier onderbouwd en bevat geen medische stukken. Bovendien volgt uit de onderbouwende stukken onvoldoende causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en het in de vordering opgesomde letsel van de benadeelde partij. Zo wordt in de vordering onder meer gesteld dat de benadeelde partij problemen heeft met lopen, zicht en motoriek, dat hij angstklachten en nachtmerries heeft en dat hij PTSS heeft. De onderbouwing voor die klachten en de link naar het feit ontbreken echter.
De rechtbank ziet het leed van de benadeelde partij en begrijpt dat de benadeelde partij door het feit immateriële schade heeft opgelopen. Vanwege de summiere onderbouwing van de vordering en de betwisting van de vordering door de verdediging, acht de rechtbank zich echter onvoldoende ingelicht om de immateriële schade van de benadeelde partij vast te kunnen stellen en daarvoor een passende schadevergoeding toe te kennen. Daar is extra onderzoek voor nodig. De behandeling van de vordering levert daardoor een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan alleen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair, het subsidiair en het meer subsidiair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het meest subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijke geweldpleging;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter,
en mrs. M. van de Wetering en J.M.J.C. Paijmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 december 2024.
Mrs. Schnitzler-Strijbos en Paijmans zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 15 oktober 2022 te Bergen op Zoom
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, met kracht en met geschoeide voet(en) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 15 oktober 2022 te Bergen op Zoom
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, met kracht en met geschoeide voet(en) tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 15 oktober 2022 te Bergen op Zoom opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen
en/of
- die [slachtoffer] bij de schouder(s), althans het lichaam, vast te pakken en/of vast te houden totdat die [medeverdachte] er aan komt
en/of
- door toen en daar aanwezig te zijn en/of te blijven, gedurende het door [medeverdachte] uitgeoefende geweld;
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 15 oktober 2022 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding en/of niet-aangeboren hersenletsel en/of een hoofdwond en/of een gebroken neus en/of een evenwichtsstoornis, heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer] te duwen en/of te trekken en/of te slaan zodat die op de grond terecht kwam, althans door er voor te zorgen dat die [slachtoffer] op de grond terecht kwam en/of
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag met kracht en met geschoeide voet(en) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, te schoppen en/of trappen;
meest subsidiair:
zij op of omstreeks 15 oktober 2022 te Bergen op Zoom openlijk, te weten, op [locatie] en/of [straat], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door meermalen, althans eenmaal,
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of - die [slachtoffer] bij de schouder(s), althans het lichaam, vast te pakken en/of vast te houden
en/of
- die [slachtoffer] te duwen en/of te trekken en/of te slaan zodat die op de grond terecht kwam, althans door er voor te zorgen dat die [slachtoffer] op de grond terecht kwam en/of
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag met kracht en met geschoeide voet(en) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, te schoppen en/of trappen.