ECLI:NL:RBZWB:2024:8962

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
02-284676-24, 02-232396-24, 02-126174-24 en 02-275540-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernielingen en ISD-Maatregel in Strafzaak tegen Verdachte

Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij diverse vernielingen en een ISD-maatregel van twee jaar. De zaak werd behandeld op 16 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd beschuldigd van belediging van een ambtenaar, het voorhanden hebben van munitie, poging tot diefstal met geweld, vernieling van een bril en verzet tegen aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de poging tot diefstal met geweld, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank legde een ISD-maatregel van twee jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder al een ISD-maatregel had ondergaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde en dat andere sancties niet effectief waren gebleken. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de vernieling van een bril, maar de vordering van de benadeelde partij voor de vernieling van ruiten werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank besloot ook dat de vijf kogelpatronen die in beslag waren genomen, onttrokken zouden worden aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-284676-24, 02-232396-24, 02-126174-24 en 02-275540-24 (gev. ttz);
02-149516-24 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [adres 1]
gedetineerd [adres 2]
Raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder parketnummer: 02-126174-24
feit 1: een ambtenaar van de gemeente Breda heeft beledigd door op zijn arm te spugen;
feit 2: 5 kogelpatronen voorhanden heeft gehad;
onder parketnummer: 02-232396-24
feit 1: geprobeerd heeft door middel van geweld een tas en een bril van [benadeelde 1] te stelen;
feit 2: de bril van die [benadeelde 1] heeft vernield;
onder parketnummer: 02-275540-24
zich met geweld heeft verzet tegen haar aanhouding;
onder parketnummer: 02-284676-24
vier ruiten van het [zorgorganisatie] heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier vordert vrijspraak van feit 1 onder parketnummer 02-232396-24 (poging straatroof) en acht de overige feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 en 2 onder parketnummer 02-232396-24 (poging straatroof en vernieling bril) en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Volgens de raadsman was er geen sprake van een oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening, noch van opzet op vernieling van de bril.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van de parketnummers 02-126174-24 (belediging ambtenaar en voorhanden hebben munitie), 02-275540-24 (verzet bij aanhouding) en 02-284676-24 (vernieling ruiten) overweegt de rechtbank dat op grond van de bewijsmiddelen de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van parketnummer 02-232396-24 (poging diefstal met geweld & vernieling bril) dient de rechtbank te beoordelen of verdachte van plan was om de tas en de bril te stelen en of verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de vernieling van de bril.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman van oordeel is dat het er niet op lijkt dat verdachte er daadwerkelijk op uit was om de tas en de bril te stelen. Dat aangeefster dit mogelijk anders heeft ervaren is goed voorstelbaar maar met name het teruggeven van de bril en het blijven rondhangen in de directe nabijheid van waar het incident heeft plaatsgevonden zijn sterke contra-indicaties voor het daadwerkelijk willen wegnemen van de tas en bril. Om die reden zal verdachte van de diefstal met geweld worden vrijgesproken.
Van vol opzet op het vernielen van de bril is niet gebleken. Wel is er sprake van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft met de slaande beweging in de richting van het hoofd van [benadeelde 1] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierdoor de bril kapot zou gaan Aldus heeft zij zich schuldig gemaakt aan vernieling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer: 02-126174-24
feit 1
op 13 april 2024 te Breda opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] (controleur openbare ruimte bij de
gemeente Breda), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door op de arm van die [benadeelde 2] te spugen;
feit 2
op 13 april 2024 te Breda munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer: 02-232396-24
feit 2
op 16 juli 2024, te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een bril die aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft vernield;
Parketnummer: 02-275540-24
op 28 augustus 2024 te Tilburg, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 3] (Aspirant bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [benadeelde 4] (Aspirant bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
hunbediening, te weten ter aanhouding van verdachte door zich met kracht los te rukken en zich met kracht in een andere richting te bewegen en een
schoppende beweging te maken;
Parketnummer: 02-284676-24
op 5 september 2024 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk vier ruiten, die aan [zorgorganisatie] toebehoorden heeft vernield.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, gelet op het feit dat verdachte eerder al een ISD-maatregel heeft gehad die succesvol was en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te volstaan met een ISD-maatregel voor de duur van één jaar. Subsidiair verzoekt de verdediging om te bepalen dat na 6 of 12 maanden een tussentijdse beoordeling plaatsvindt, zodat bekeken kan worden of het traject beëindigd kan worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in een periode van 6 maanden schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten, te weten twee vernielingen, een belediging, wederspannigheid en het voorhanden hebben van munitie. In algemene zin zijn dit overlastgevende feiten waarbij niet alleen de direct betrokkenen geconfronteerd worden met het agressieve of vervelende gedrag van verdachte maar ook omstanders worden daar ongewild mee geconfronteerd. Dit draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op het 29 pagina’s tellende strafblad van verdachte met daarop ook recente veroordelingen voor soortgelijke feiten. Bovendien is zij veelvuldig veroordeeld tot gevangenisstraffen en in 2018 is aan verdachte nog de ISD-maatregel opgelegd. Dit heeft verdachte niet weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.
Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) meermalen van toepassing en heeft verdachte drie van de onderhavige feiten gepleegd gedurende de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met het reclasseringsrapport van
10 december 2024 dat over verdachte is gemaakt. In dit rapport komt onder meer naar voren dat verdachte naast de strafbare feiten waarvoor zij in aanraking komt met justitie zij ook veel overlast in de maatschappij veroorzaakt waarvoor veelvuldig politie-inzet nodig is. Ook blijkt dat er op alle leefgebieden problemen spelen en er zorgen zijn. Verdachte leidt een zwervend bestaan, heeft geen inkomen, is bekend met problematisch middelengebruik en vertoont verward en agressief gedrag. Ook is er sprake van LVB (laag verstandelijke beperking)-problematiek.
Ook blijkt uit het reclasseringsrapport dat de kans op verdere recidive, de kans op letsel en het onttrekken aan voorwaarden hoog is en dat verdachte zegt open te staan voor een ISD-maatregel, waarin zij hoopt dat haar de hoognodige rust en structuur geboden kan worden. Verdachte heeft ter zitting die welwillendheid ten opzichte van de ISD-maatregel herhaald.
Deskundige [persoon] van de reclassering heeft ter zitting toegelicht dat de vorige ISD-maatregel in eerste instantie goed is verlopen. Verdachte heeft een woning gekregen maar na verloop van tijd raakte zij de woning weer kwijt en toen verslechterde de situatie weer waarna de problemen zich opstapelden. De reclassering ziet alleen nog maar wederom een ISD-maatregel als mogelijkheid om het recidivegevaar voor de toekomst in te perken.
De rechtbank zal in haar oordeel over het al dan niet opleggen van de ISD-maatregel rekening houden met twee elementen. In de eerste plaats moet voldaan worden aan alle formele eisen die worden gesteld aan het opleggen van een ISD-maatregel. In de tweede plaats moet de rechtbank beoordelen of een ISD-maatregel ook passend is.
De rechtbank stelt vast dat voldaan wordt aan alle eisen die de wet aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Voor twee van de vijf bewezenverklaarde misdrijven, namelijk de twee vernielingen is voorlopige hechtenis toegelaten. Verdachte is bovendien in de vijf jaren voorafgaand aan deze misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel veroordeeld. Onderhavige feiten zijn begaan na volledige tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Voorts is voldaan aan de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers nu over een periode van vijf jaren meer dan tien processen-verbaal tegen verdachte zijn opgemaakt, waarvan tenminste één in het peiljaar (afgelopen kalenderjaar). Daarnaast blijkt uit het rapport van de reclassering dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Er kan dus aan verdachte een ISD-maatregel worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een ISD-maatregel ook passend en noodzakelijk is voor verdachte. Uit het verhandelde ter zitting is namelijk gebleken dat het verdachte enige tijd na de vorige ISD-maatregel beter afging en zij gedurende enige tijd niet met politie en justitie in aanraking kwam. Andere of lichtere sancties zijn eerder onvoldoende effectief gebleken. Anders dan de verdediging is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het op voorhand verkorten van de duur van de ISD-maatregel niet de voorkeur heeft omdat het eerdere succes van de ISD-maatregel geen garanties biedt voor de toekomst. Bovendien blijkt uit het verhandelde ter zitting dat, mede door de corona pandemie, in de nazorg tekort geschoten is. Juist door de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar op te leggen kan deze nazorg, mocht daar in een vroeg stadium sprake van zijn, (gedurende langere tijd) gegarandeerd worden.
Verdachte heeft voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in voorlopige hechtenis verbleven. Normaliter wordt de voorlopige hechtenis in mindering gebracht op een opgelegde sanctie. De rechtbank is echter van oordeel dat het noodzakelijk is dat de ISD-maatregel de volledige twee jaren zal duren zoals hiervoor is overwogen. De voorlopige hechtenis wordt dan ook niet in mindering gebracht op de duur van de ISD-maatregel.

7.De benadeelde partij

parketnummer: 02-232396-24
(vernieling bril)
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van €1.028,- voor de poging diefstal met geweld alsook de vernieling van de bril.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de vernieling van de bril heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde vernieling.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van €140,- aan materiële schade. Uit de bij de aangifte gevoegde factuur blijkt dat aangeefster destijds in 2021 twee brillen heeft gekocht. Op basis van de vordering en de inhoud van het strafdossier kan niet worden vastgesteld welke bril door verdachte vernield is. Om die reden acht de rechtbank in ieder geval de betaling van het bedrag van de goedkoopste bril op zijn plaats. Inclusief BTW kostte die bril nieuw €175,-. De rechtbank hanteert een afschrijving van 20% waardoor een bedrag van €140,- euro toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2024.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan
mede gelet op de betwisting daarvan door verdachte en (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Voor wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat het causaal verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde feit ontbreekt zodat dat deel van de vordering zal worden afgewezen.
parketnummer: 02-284676-24
(vernieling ruiten)
De rechtbank acht de vordering met betrekking tot de vernieling van de ruiten van [zorgorganisatie] niet-ontvankelijk omdat niet blijkt dat de indiener van de vordering ook daadwerkelijk gemachtigd is de vordering in te dienen namens de benadeelde en de vordering ook onvoldoende is onderbouwd.
Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De vijf kogelpatronen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en zullen worden onttrokken aan het verkeer.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 3 mei 2024ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie verzocht deze vordering af te wijzen gelet op de gevorderde ISD-maatregel..
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor wat betreft parketnummers:
02-232396-24,
02-275540-24 en 02-284676-24voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat zij met de officier van justitie en de verdediging meent dat de tenuitvoerlegging van deze kale gevangenisstraf niet opportuun is en aan een voorspoedige start van de ISD-maatregel in de weg staat.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 38m, 38n, 57, 63, 180, 266, 267 en 350, van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder feit 1 (02-232396-24) tenlastegelegde poging diefstal met geweld;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
(02-284676-24):opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd;
(02-232396-24, feit 2):opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
(02-126174-24, feit 1):eenvoudige belediging terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
(02-126174-24, feit 2):handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
(02-275540-24): wederspannigheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 140,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 16 juli 2024 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in het overige gedeelte van de vordering van materiële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- wijst af de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] voor zover deze ziet op immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] (02-232396-24, feit 2), € 140,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 16 juli 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [zorgorganisatie] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [zorgorganisatie] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Beslag
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, te weten vijf kogelpatronen, genummerd: PL2000-2024092917-G2714445;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en
mr. A.G. van Hedel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 december 2024.
Mr. D.L.J. Martens, mr. A.G. van Hedel en mr. Roebroeks zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Parketnummer: 02-126174-24
1
zij op of omstreeks 13 april 2024 te Breda
opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] (controleur openbare ruimte bij de
gemeente Breda), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft
beledigd, door op de armen van die [benadeelde 2] te spugen;
( art 267 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )
2
zij op of omstreeks 13 april 2024 te Breda
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 kogelpatronen
van het kaliber 0.33 en/of 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
Parketnummer: 02-232396-24
1
zij, op of omstreeks 16 juli 2024 te Breda,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen mISDrijf om
een bril en/of tas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte, meermalen, in elk geval eenmaal:
- voornoemd [benadeelde 1] (met kracht) bij de arm en/of handtas heeft vastgepakt en/of heeft getrokken, en/of
- voornoemd [benadeelde 1] (met kracht) bij de keel heeft vastgepakt en/of heeft beet
gepakt, en/of
- ( met kracht) een slaande beweging richting het hoofd van voornoemd [benadeelde 1]
heeft gemaakt en/of
- ( met kracht) de bril van het gezicht van voornoemd [benadeelde 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen mISDrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht )
2
zij, op of omstreeks 16 juli 2024, te Breda
opzettelijk en wederrechtelijk een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer: 02-275540-24
zij op of omstreeks 28 augustus 2024 te Tilburg, zich met geweld en/of bedreiging
met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 3] (Aspirant bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [benadeelde 4] (Aspirant bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [benadeelde 5] (Hoofdagent bij de Eenheid
Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar
bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door zich met kracht los te
rukken en/of zich met kracht in een andere richting te bewegen en/of een
schoppende beweging te maken;
( art 180 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer: 02-284676-24
zij op of omstreeks 5 september 2024 te Tilburg
opzettelijk en wederrechtelijk vier, althans een, ruit(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [zorgorganisatie] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
(Artikel art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)