In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1946. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft de betrokkene die op dat moment in een accommodatie verbleef. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. E.S. van Aken, een arts en de curator aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene met een inbewaringstelling verblijft in een accommodatie, nadat de burgemeester van Goes op 16 december 2024 deze maatregel had genomen. Het CIZ verzocht om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken. De betrokkene gaf aan dat hij niet goed in zijn vel zat en dat hij terug wilde naar zijn geboorteplaats, maar hij had geen concrete plannen of middelen om dit te realiseren. De arts en de curator gaven aan dat er zorgen waren over de situatie van de betrokkene, die tussen wal en schip leek te vallen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder risico op ernstig lichamelijk letsel, verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene een dwangmatige indruk maakte en dat zijn plannen om zijn rechtszaak te heropenen, in combinatie met zijn psychogeriatrische aandoening, een risico voor de veiligheid van anderen met zich meebrachten. Gezien de omstandigheden heeft de rechtbank de gevraagde machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend, met de noodzaak om de betrokkene te beschermen tegen zichzelf en anderen.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor de betrokkene om cassatie aan te tekenen tegen deze beslissing.