Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1974. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene en haar waarnemend advocaat, mr. C.E.J.E. Kouijzer, aanwezig waren, evenals een assistent psychiater. De betrokkene verblijft in een GGZ-instelling en heeft een crisismaatregel die door de burgemeester van Goes op 16 december 2024 is genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De betrokkene betwist de diagnose en stelt dat er geen geldige reden is voor haar opname. De rechtbank oordeelt echter dat de betrokkene een manisch psychotische ontregeling vertoont en dat de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank verleent de gevraagde machtiging en legt de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vast, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. De Beer, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier, en is op schrift gesteld op 27 december 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.