In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2024 een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden aan een betrokkene die lijdt aan ernstige psychische stoornissen, waaronder een chronische depressie en borderline persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was om te communiceren met de rechter of haar advocaat, wat leidde tot de conclusie dat zij niet gehoord wenste te worden. De advocaat van betrokkene, mr. S.J. Nijssen, gaf aan dat het moeilijk was om een standpunt in te nemen namens betrokkene, aangezien zij ook niet met hem in gesprek wilde gaan.
De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging, omdat betrokkene lijdt aan chronische suïcidaliteit en depressiviteit. De arts en mentor van betrokkene bevestigden dat er geen vrijwilligheid was voor behandeling en dat een zorgmachtiging noodzakelijk was om haar een betere kans op herstel te bieden. De rechtbank concludeerde dat er ernstig nadeel voor betrokkene bestond, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren.
De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend en toegelicht dat verplichte zorg nodig is, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank oordeelde dat de vormen van verplichte zorg evenredig en effectief zijn, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.