ECLI:NL:RBZWB:2024:8946

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
24/1463 WAJONG
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering voor eiseres zonder ingezetenschap op 18-jarige leeftijd

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering beoordeeld. Eiseres, geboren in Marokko en doof, heeft in 2018 haar intrek in Nederland genomen en heeft in 2023 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het UWV heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres op haar 18de verjaardag niet in Nederland of een EU-land woonde. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het UWV handhaafde zijn besluit. Tijdens de zitting op 19 november 2024 heeft eiseres haar situatie toegelicht, waarbij zij benadrukte dat zij een tolk Nederlandse gebarentaal nodig heeft voor haar opleiding en dat zij zonder Wajong-uitkering niet in haar levensonderhoud kan voorzien.

De rechtbank heeft de wettelijke bepalingen en de beroepsgronden van eiseres in overweging genomen. Eiseres stelde dat zij recht heeft op een Wajong-uitkering op basis van het VN-Gehandicaptenverdrag, maar de rechtbank oordeelde dat dit verdrag geen grondslag biedt voor het verstrekken van een Wajong-uitkering. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van ingezetenschap op haar 18de verjaardag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde uitkering en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1463 Wajong

uitspraak van 31 december 2024 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] te [plaats 1] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Het UWV heeft de aanvraag met het besluit van 8 november 2023 (primair besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft vervolgens bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar [echtgenoot] , [naam] als tolk Nederlandse gebarentaal en mr. T. Hanenberg als gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het bestreden besluit

Feiten
1. Eiseres is geboren op [datum] 1993 in Marokko. Zij heeft een auto-immuunziekte, een oogziekte en is doof. Eiseres is in 2018 in Nederland komen wonen.
Eiseres is in 2022 gestart met een opleiding Helpende Zorg en Welzijn. Zij heeft een tolk Nederlandse gebarentaal nodig om deze opleiding te kunnen volgen.
Eiseres heeft op 12 september 2023 een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering.
Met het primaire besluit heeft het UWV geweigerd om een Wajong-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft op 4 december 2023 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Vervolgens heeft het UWV het bezwaar van eiseres met het bestreden besluit ongegrond verklaard. Het UWV vindt dat de aanvraag terecht is afgewezen, omdat eiseres op haar 18de verjaardag niet in Nederland of een land in de EU, EER of Zwitserland woonde. Omdat de Wajong een wet is, kan het UWV daar niet van afwijken.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de wettelijke bepalingen en de beroepsgronden van eiseres.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt van eiseres
4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij in aanmerking wil komen voor een Wajong-uitkering voor haar lesgeld en een tolk Nederlandse gebarentaal tijdens onderwijs na haar 30e verjaardag. Als zij deze Wajong-uitkering ontvangt, heeft zij - ook als zij ouder is dan 30 jaar - recht op een tolk in het onderwijs, omdat de Nederlandse gebarentaal een erkende taal van Nederland is. Zonder Wajong-uitkering kan zij niet voorzien in de kosten van lesgeld, levensonderhoud en een tolk tijdens onderwijs.
Eiseres beroept zich op artikel 9, eerste lid, onder b, van het VN-Gehandicaptenverdrag [1] . Als zij geen tolk krijgt, krijgt zij een achterstand in haar studie en dat is niet gelijkwaardig en niet eerlijk.
Standpunt van het UWV
5. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat de beroepsgronden overeenkomen met de bezwaargronden. Het UWV verwijst daarom naar de overwegingen in het bestreden besluit.
Overwegingen rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft besloten dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering. De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV geen Wajong-uitkering aan eiseres hoeft toe te kennen. Het besluit van het UWV hoeft niet te veranderen.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesbelang
7. Eiseres heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij haar opleiding Helpende Zorg en Welzijn, MBO BOL niveau 2 heeft afgerond in juli 2024. Inmiddels is zij begonnen met de opleiding op niveau 3. Op dit moment ontvangt zij studiefinanciering van DUO en kan zij tijdens het volgen van onderwijs gebruik maken van een tolk Nederlandse gebarentaal. Zij heeft hier in totaal 10 jaar recht op en daarvan zijn inmiddels 3 jaar voorbij. Eiseres kan dus nog 7 jaar studiefinanciering en bijstand van een tolk Nederlandse gebarentaal krijgen, maar onder voorwaarden. Zo mag zij bijvoorbeeld niet tussentijds stoppen met haar opleiding. Eiseres kent de mogelijkheden voor bijstand van een tolk voor werk- en leefsituaties. Het gaat haar om de mogelijkheden om gebruik te kunnen maken van een tolk bij het volgen van onderwijs. Zij wil de mogelijkheid hebben om een leven lang te leren. De Wajong-uitkering kan voorzien in de kosten van levensonderhoud en geeft zekerheid voor de inzet van een tolk Nederlandse gebarentaal bij het volgen van onderwijs.
8. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat het procesbelang ontbreekt. Op dit moment heeft eiseres studiefinanciering en bijstand van een tolk bij het volgen van onderwijs. Zij heeft namelijk op 12 september 2024 een voorziening aangevraagd om onderwijs te kunnen volgen, voor een schrijf- en gebarentolk. Op 18 september 2024 is deze tolk toegekend voor zolang ze de opleiding volgt aan [school] te [plaats 2] . Het gaat hier om een aanvraag van een Wajong-uitkering. De mogelijkheid van ondersteuning van een tolk Nederlandse gebarentaal is een indirect belang. Het belang van de kosten van levensonderhoud is niet eerder naar voren gebracht.
9. De rechtbank overweegt dat in het beroepschrift en op de zitting voldoende duidelijk is geworden dat het belang van eiseres ook is gelegen in het ontvangen van inkomensondersteuning in de vorm van een Wajong-uitkering. Eiseres beschikt op dit moment niet over een Wajong-uitkering. Dat betekent dat zij procesbelang heeft bij het instellen van dit beroep.
Wat zegt de wet?
10. In het geval van eiseres zou recht kunnen bestaan op een Wajong-uitkering als zij op haar 18de verjaardag in Nederland woonde [2] . Er staat vast dat eiseres op haar 18de verjaardag niet in Nederland woonde. Zij woonde vanaf haar geboorte – en ook op haar achttiende verjaardag – in Marokko en heeft zich voor het eerst op 19 november 2018 ingeschreven in Nederland. Zij was toen 25 jaar. Dat betekent dat eiseres op grond van de wet geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
11. De rechtbank begrijpt dat eiseres het UWV vraagt om af te wijken van de wet, omdat het tot een ongelijkwaardige en oneerlijke uitkomst leidt. Daarom zal de rechtbank beoordelen of er goede redenen zijn waarom het UWV toch een uitkering moet toekennen aan eiseres.
VN-Gehandicaptenverdrag
12. Eiseres beroept zich op artikel 9, eerste lid, onder b, van het VN-Gehandicaptenverdrag. Dit artikel bepaalt – kort samengevat – dat de Staten die Partij zijn passende maatregelen moeten nemen om personen met een handicap in staat te stellen zelfstandig te leven en volledig deel te nemen aan alle onderdelen van het leven.
13. Uit de tekst volgt dat artikel 9 van het VN-Gehandicaptenverdrag zich tot de Staten richt. Artikel 9 van het VN-Gehandicaptenverdrag kan daarom geen grondslag bieden voor verstrekking van een voorziening zoals een Wajong-uitkering door het UWV. De beroepsgrond van eiseres slaagt dus niet.
Is sprake van discriminatie of oneerlijke behandeling?
14. Eiseres heeft aangevoerd dat zij zonder een tolk Nederlandse gebarentaal een achterstand krijgt in haar studie en dat is niet gelijkwaardig en niet eerlijk in vergelijking met horende mensen.
15. De rechtbank overweegt dat het de bedoeling van de wetgever is alleen een Wajong-uitkering te verstrekken aan mensen die op hun achttiende verjaardag te beschouwen zijn als inwoners van Nederland (ingezetenschap) en ook voor het overige voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Er is geen aanleiding te denken dat de wetgever niet heeft nagedacht over de mogelijke gevolgen daarvan voor personen als eiseres, die niet op hun achttiende ingezetene waren van Nederland. Toepassing van de regelgeving pakt in dit geval daarmee niet onbedoeld of onvoorzien nadelig voor eiseres uit.
In de rechtspraak is verder bepaald dat bij de voorwaarde van ingezetenschap geen sprake is van discriminatie naar handicap [3] . Eiseres is bij de afwijzing van haar aanvraag om een Wajong-uitkering dan ook niet gediscrimineerd op grond van het feit dat zij doof is.
16. Het UWV hoefde dus geen uitzondering te maken voor eiseres. De beroepsgronden van eiseres slagen niet.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.
18. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen als voorzitter en mr. S.A.M.L. van de Sande en mr. J.E.C. Vriends als leden, in aanwezigheid van mr. A.M. Pasmans, griffier, op 31 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Awb
Artikel 3:4
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
Wajong
Artikel 1a:1, voor zover van belang:
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Artikel 1a:2:
1. Ingezetene in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen is de natuurlijke persoon, die in Nederland woont.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan het begrip «ingezetene».
3. Voor de persoon die op grond van het tweede lid als ingezetene wordt aangemerkt, doch buiten Nederland woont, gelden de bepalingen van deze wet, met inachtneming van de specifieke regels die in deze wet ten aanzien van deze persoon zijn gesteld.
Artikel 1a:3:
1. Waar een natuurlijk persoon woont wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
VN-Gehandicaptenverdrag
Artikel 9, eerste lid, voor zover van belang:
Teneinde personen met een handicap in staat te stellen zelfstandig te leven en volledig deel te nemen aan alle facetten van het leven, nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen om personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen de toegang te garanderen tot de fysieke omgeving, tot vervoer, informatie en communicatie, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën en –systemen, en tot andere voorzieningen en diensten die openstaan voor, of verleend worden aan het publiek, in zowel stedelijke als landelijke gebieden. Deze maatregelen, die mede de identificatie en bestrijding van obstakels en barrières voor de toegankelijkheid omvatten, zijn onder andere van toepassing op: […]
b. informatie, communicatie en andere diensten, met inbegrip van elektronische diensten en nooddiensten.

Voetnoten

1.Voluit: Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.
2.Dat volgt uit artikel 1a:1, eerste lid aanhef en onder a, artikel 1:2, eerste lid, en artikel 1:3, eerste lid, van de Wajong. Eiseres valt niet onder de situatie van artikel 1a:1, eerste lid aanhef en onder b, van de Wajong.
3.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juli 2021, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:CRVB:2021:1888.