In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 16 april 2021 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling met zes maanden, omdat de ouders, de moeder en de vader, niet in staat zijn om samen de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen te dragen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 december 2024 waren de moeder, vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig, maar de vader was afwezig. De kinderrechter heeft de minderjarigen naar hun mening gevraagd en vastgesteld dat er nog steeds ernstige bedreigingen zijn voor hun ontwikkeling door de aanhoudende conflicten tussen de ouders. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om zonder tussenkomst van de GI samen te werken en heeft daarom het verzoek van de GI toegewezen. De ondertoezichtstelling is verlengd van 16 januari 2025 tot 16 juli 2025, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.