ECLI:NL:RBZWB:2024:8936

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
C/02/425045 / FA RK 24-3490
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot raadsonderzoek bij stiefouderadoptie en beoordeling van het kennelijk belang van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie. De moeder en de stiefvader hebben verzocht om de adoptie van hun twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De juridische vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek en heeft een referteverklaring getekend. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de vraag of de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarigen is. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor stiefouderadoptie is voldaan, maar heeft twijfels over de gevolgen van de adoptie voor de kinderen. De Raad heeft aangeboden om een raadsonderzoek uit te voeren, aangezien adoptie een ingrijpende maatregel is die de bestaande familierechtelijke banden beëindigt. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 25 maart 2025, in afwachting van het rapport van de Raad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/425045 / FA RK 24-3490
datum uitspraak: 18 december 2024
beschikking betreffende stiefouderadoptie
in de zaak van
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.A. van Hecke te Rotterdam,
en
[de stiefvader] ,
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.A. van Hecke te Rotterdam,
over de minderjarige:
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[de juridische vader] ,
hierna te noemen: de juridische vader,
wonende te [plaats] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
  • het op 19 juli 2024 ontvangen verzoek, met bijlagen;
  • de op 11 november 2024 ontvangen referteverklaring.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank ontvangen:
- de brief van mr. Van Hecke van 21 november 2024, met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 19 november 2024. Bij die gelegenheid zijn gekomen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Ook was een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig. De juridische vader is juist opgeroepen, maar is niet gekomen.

2.De feiten

2.1
De vrouw is getrouwd geweest met de juridische vader.
2.2
Uit dit huwelijk zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
2.3
In het huwelijk van de vrouw en de juridische vader is bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van [datum 1] 2014 de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op [datum 2] 2014 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.4
Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 2 april 2020 is de vrouw met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen belast.
2.5
De moeder en de stiefvader zijn op [datum 3] 2020 in de gemeente Bergen op Zoom met elkaar gehuwd. De moeder, de stiefvader en de minderjarigen staan sinds 1 mei 2020 ingeschreven op hetzelfde adres in de gemeentelijke basisadministratie.

3.De verzoeken

3.1
De stiefvader en de moeder verzoeken bij beschikking, de adoptie uit te spreken van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats] door [de stiefvader] .
3.2
De juridische vader voert geen verweer tegen het verzoek. De juridische vader heeft op 1 november 2024 een referteverklaring getekend waarin hij aangeeft dat hij zich niet verzet tegen het verzochte, dat hij geen verweer zal voeren tegen het verzoek en dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat de rechtbank zonder mondelinge behandeling beslist op het verzoek.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

De standpunten
4.1
Door en namens de stiefvader en de moeder wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. De stiefvader wil [minderjarige 1] en [minderjarige 2] graag adopteren. De stiefvader en de moeder voeden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al een aantal jaar samen op. De adoptie is in het kennelijk belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] omdat momenteel vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niets meer van hun juridische vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben. Er is al ruim 6 jaar geen contact meer geweest met de juridische vader. De juridische vader heeft een verleden met alcohol- en drugsmisbruik. Er zijn in het verleden meerdere pogingen gedaan om omgang tussen de juridische vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot stand te laten komen maar dat is niet gelukt. De moeder en de stiefvader praten thuis heel open over het ontbreken van contact tussen de juridische vader en de kinderen. Er vinden thuis open gesprekken plaats met de kinderen over hun juridische vader. Aan de ene kant zijn de kinderen benieuwd naar hemmaar aan de andere kant ook weer niet. Allebei de kinderen willen heel graag dat de stiefvader hen adopteert. De stiefvader heeft apart met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gepraat en allebei geven ze aan dat ze het heel fijn zouden vinden dat de stiefvader hen adopteert. Zij zien de stiefvader als hun vader. De moeder en de stiefvader kiezen er uitdrukkelijk niet voor om de rechtbank te verzoeken de stiefvader mede met het gezag over [minderjarige 1] te belasten op grond van artikel 1:253t BW. De stiefvader wil de kinderen echt adopteren zodat er een familierechtelijke betrekking tussen hen ontstaat. De stiefvader is in het verleden ook geadopteerd dus hij weet wat het inhoudt. Hij wil de vaderrol op zich nemen nu de juridische vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het laat afweten. De stiefvader en de moeder staan contact tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de juridische vader niet in de weg maar vinden dat de kinderen daar zelf wel aan toe moeten zijn.
4.2
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het beleid van de Raad is om in een adoptieverzoek als het onderhavige een raadsonderzoek te adviseren. Adoptie is een ingrijpende maatregel omdat zo alle banden met de juridische vader en zijn familie worden doorbroken. De Raad vraagt zich af in hoeverre de kinderen kunnen overzien wat er gaat veranderen door de adoptie. Ook heeft de Raad de vraag wat de kinderen nog van hun juridische vader als ouder kunnen verwachten. Het lijkt dat beide kinderen het contact met hun biologische vader nog niet helemaal hebben afgedaan. Er moet zorgvuldig onderzoek worden gedaan naar wat de kinderen wel of niet kunnen overzien en naar de vraag of de adoptie in hun belang is. De Raad biedt dan ook aan een raadsonderzoek aan.
De beoordeling
Juridisch kader
4.3
Het verzoek tot adoptie dient te worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek.
4.4
Op grond van artikel 1:227, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan een dergelijk verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.
4.5
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat de stiefvader en de stiefmoeder sinds 1 mei 2020 feitelijk samenwonen. Vast staat dat dus wordt voldaan aan het vereiste uit artikel 1:227 lid 1 BW. De moeder en de stiefvader zijn dus ontvankelijk in hun verzoek.
4.6
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat bestaande familiebanden in beginsel onverbrekelijk zijn. Adoptie is hierop een uitzondering, waarbij echter strikte voorwaarden gelden. Dit geldt des temeer, omdat adoptie het ingrijpende gevolg heeft dat daarmee de tussen de ouder en het kind bestaande familierechtelijke betrekkingen worden beëindigd. Hierbij dient niet alleen te worden gelet op de positie die het kind door de adoptie verkrijgt, maar ook en niet minder, op hetgeen het kind verliest (de familierechtelijke band met in de onderhavige zaak hun wettige en biologische vader).
4.7
Op grond van artikel 1:227 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek kan een adoptieverzoek alleen worden toegewezen, indien dit in het kennelijk belang is van het kind, het kind in de toekomst redelijkerwijs niets meer te verwachten heeft van de ouder in de hoedanigheid van ouder en aan alle voorwaarden genoemd in artikel 1:228 van het Burgerlijk Wetboek wordt voldaan.
4.8
De voorwaarden voor stiefouderadoptie zoals genoem in artikel 1:228 BW luiden:
a. dat de minderjarige op de dag van het eerste verzoek minderjarig is;
b. dat de minderjarige geen kleinkind is van de adoptant;
c. dat de adoptant ten minste achttien jaar ouder is dan de minderjarige;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat adoptant en de vader de minderjarige gedurende tenminste een jaar feitelijk gezamenlijk hebben verzorgd en opgevoed;
f. dat de vader alleen of samen met de adoptant het gezag over de minderjarige heeft.
De rechtbank stelt vast dat aan al deze voorwaarden is voldaan.
4.9
Als laatste dient de rechtbank te toetsen of het adoptieverzoek in het kennelijk belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. De rechtbank heeft op dit moment te weinig informatie om op deze toets te kunnen beslissen. Adoptie is een zeer verstrekkende maatregel. De rechtbank zich met de Raad af of [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de gevolgen van de adoptie voldoende kunnen overzien en of zij (vanwege hun nog jonge leeftijd) voldoende in staat zijn om zelf een bewuste afweging te maken of zich een mening over de adoptie te vormen. Ook vraagt de rechtbank zich af of de adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is.
De Raad zal daarom worden verzocht om een onderzoek te doen naar de beantwoording van de volgende vragen:
  • Is de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarigen?
  • Staat vast en is voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien dat de minderjarigen niets meer van hun juridische vader te verwachten hebben in de hoedanigheid van ouder?
In afwachting van het rapport van de Raad zal de zaak worden aangehouden tot 25 maart 2025 pro forma. De rechtbank verzoekt de Raad uiterlijk op voornoemde pro forma datum diens rapport bij de rechtbank in te dienen. De moeder en de stiefvader en de juridische vader zullen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na ontvangst van dit rapport schriftelijk hun standpunt en het door hen gewenste verdere procesverloop kenbaar te maken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Rotterdam, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven in r.o. 4.9 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport vóór hierna te noemen pro forma datum bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaat van de moeder en de stiefvader en de juridische vader;
5.2
houdt de behandeling van deze zaak aan tot 25 maart 2025 Pro Forma;
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.