ECLI:NL:RBZWB:2024:8935

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
C/02/423193 / FA RK 24-2596
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot stiefouderadoptie van een minderjarige na overlijden van de biologische moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot stiefouderadoptie van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De vader van [minderjarige] heeft het verzoek ingediend, waarbij de stiefmoeder ook betrokken is. De moeder van [minderjarige] is in 2020 overleden, en sindsdien verblijft [minderjarige] volledig bij de vader. De vader en de stiefmoeder hebben een affectieve relatie en zijn sinds 12 december 2022 samenwonend. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de vraag of de adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] is. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor stiefouderadoptie is voldaan, maar heeft twijfels over de gevolgen van de adoptie voor [minderjarige]. De zaak is aangehouden tot 25 maart 2025, in afwachting van het rapport van de Raad. De rechtbank heeft de Raad verzocht om te rapporteren over de belangen van [minderjarige] en de wenselijkheid van de adoptie. De vader en de stiefmoeder hebben de wens geuit dat er een familierechtelijke band ontstaat tussen de stiefmoeder en [minderjarige]. De rechtbank heeft de zaak aangehouden en verdere beslissingen opgeschort.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/423193 / FA RK 24-2596
datum uitspraak: 19 december 2024
beschikking betreffende stiefouderadoptie
in de zaak van
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom,
en
[de stiefmoeder] ,
hierna te noemen: de stiefmoeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom,
over de minderjarige:
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
  • het op 7 juni 2024 ontvangen verzoek, met bijlagen;
  • het op 21 juni 2024 ontvangen gewijzigd verzoek, met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 24 oktober 2024. Bij die gelegenheid zijn gekomen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Ook was een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig.
1.3
Voor deze mondelinge behandeling heeft de rechter met [minderjarige] gesproken over de verzoeken.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie.
2.2
De vader heeft [minderjarige] erkend.
2.3
De moeder van [minderjarige] , mevrouw [naam], is op [datum] 2020 overleden.
2.4
De vader is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
2.5
De vader, de stiefmoeder en [minderjarige] staan sinds 12 december 2022 ingeschreven op hetzelfde adres in de gemeentelijke basisadministratie.

3.De verzoeken

3.1
De man en de vrouw verzoeken bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad dat:
- de stiefouderadoptie zal worden uitgesproken over [minderjarige] , zodat ook tussen verzoekster sub 2 [de stiefmoeder] , en [minderjarige] door deze stiefouderadoptie familierechtelijke betrekkingen zullen ontstaan;
- [de stiefmoeder] , partner, mede belast zal worden met het gezag over [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2014.
3.2
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

De standpunten
4.1
Door en namens de vader en de stiefmoeder wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. De moeder van [minderjarige] is in 2020 overleden. Tot dat moment kwam [minderjarige] eens in de twee weken een weekend naar de vader toe. Sinds het overlijden van de moeder van [minderjarige] verblijft [minderjarige] volledig bij de vader. De vader heeft lang gezocht naar een partner die hij geschikt vond om [minderjarige] mee op te voeden. Die heeft hij nu gevonden. De stiefmoeder speelt een heel belangrijke rol in het leven van [minderjarige] . Hij noemt haar zelfs mama. Ook heeft [minderjarige] eens gezegd dat als de vader en stiefmoeder ooit uit elkaar gaan, hij dan liever bij stiefmoeder wil gaan wonen. Dit zegt heel veel over hun band. [minderjarige] heeft ook een heel goede band met zijn halfzusje. Voor het overlijden van de moeder van [minderjarige] had de vader geen goed contact met de grootouders moederszijde. Na het overlijden van de moeder hebben zij contact opgenomen met hem en aangegeven dat het voor [minderjarige] belangrijk is dat ze het verleden laten rusten en naar de toekomst gaan kijken. Dit heeft ertoe geleid dat [minderjarige] sinds het overlijden van zijn moeder één weekend in de twee weken naar zijn grootouders moederszijde gaat. Er is sprake van een goede band met hen. Ze komen geregeld bij elkaar op de verjaardagen. Bij zijn opa en oma thuis kan [minderjarige] over (het verlies van) zijn moeder praten. Ook bij de vader en stiefmoeder thuis is hier plek voor, maar dit gebeurt niet heel vaak. Er staat wel een foto van de moeder van [minderjarige] in de woonkamer. [minderjarige] mag rouwen en huilen bij de vader en stiefmoeder thuis maar hij wil voorkomen dat [minderjarige] zichzelf in zijn verdriet gaat verliezen. De vader wil de situatie voor [minderjarige] graag goed regelen, ook voor het geval hij komt te overlijden. Belasting met het gezag over [minderjarige] door stiefmoeder is daar niet voldoende voor. De vader en de stiefmoeder hebben echt de wens dat er een familierechtelijke betrekking ontstaat tussen de stiefmoeder en [minderjarige] . De grootouders moederszijde hebben de vader aangegeven dat zij wel wat vinden van dit verzoek. Ze snappen dat de vader de situatie voor [minderjarige] goed wil regelen maar zijn van mening dat dit ook kan door de stiefmoeder mede te belasten met het gezag over [minderjarige] . De stiefmoeder heeft verklaard dat zij een goede band heeft met [minderjarige] en hem echt als haar kind ziet, net als zijn halfzusje. Er is binnen het gezin voldoende ruimte voor [minderjarige] om verdriet te hebben over het verlies van zijn moeder. Zo is de moeder van [minderjarige] verweven in een muurschildering en gaan ze ieder jaar als gezin langs haar graf. Het verzoek van de vader en stiefmoeder tot adoptie moet als primair verzoek worden aangemerkt en het verzoek tot het (mede) belasten van de stiefmoeder als subsidiair. Het is voor [minderjarige] het beste dat het verzoek tot adoptie wordt toegewezen. Zo vormen de vader, de stiefmoeder, [minderjarige] en zijn halfzusje echt samen één gezin. Aan het niet voldoen aan de driejaarstermijn kan, gelet op de geldende jurisprudentie, van worden afgeweken. Als het verzoek tot adoptie wordt afgewezen maar de stiefmoeder zou wel belast worden met het gezag over [minderjarige] dan zou dat een gevoel van ongelijkwaardigheid geven. Stiefouderadoptie is in dit geval echt de aangewezen weg.
4.2
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat de Raad het lastig vindt om de rechtbank van een advies te voorzien. De Raad begrijpt de wens van de vader en de stiefmoeder om te zorgen voor een waarborg zodat er voor [minderjarige] kan blijven worden gezorgd na een mogelijk overlijden van de vader. Ook is het begrijpelijk dat de vader en de stiefmoeder samen één gezin willen vormen met [minderjarige] en zijn halfzusje. De Raad ziet enerzijds niet goed in wat het uitspreken van een stiefouderadoptie meer voor [minderjarige] zal kunnen betekenen dan de situatie waarin de stiefmoeder mede met het gezag over [minderjarige] wordt belast. Het is belangrijk dat er in het leven van [minderjarige] een plek blijft voor zijn, overleden, moeder en dat hij kan blijven praten over het verlies van zijn moeder. Anderzijds ziet de Raad dat het in het belang van [minderjarige] is dat zaken worden geregeld. De Raad ziet dat er een stabiele gezinssituatie is. Met enige voorzichtigheid adviseert de Raad het verzoek tot adoptie toe te wijzen.
De beoordeling
Juridisch kader
4.3
Het verzoek tot adoptie dient te worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek.
4.4
Op grond van artikel 1:227, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan een dergelijk verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.
4.5
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat de vader en de stiefmoeder sinds 12 december 2022 feitelijk samenwonen. Met het oog op de datum waarop het verzoekschrift is ingediend, 7 juni 2024, stelt de rechtbank vast dat formeel niet wordt voldaan aan de verzorgingstermijn van drie jaren zoals neergelegd in artikel 1:227, eerste lid, BW. Toch is de rechtbank van oordeel dat de vader en de stiefmoeder de adoptie kunnen vragen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de eis wordt gesteld zodat een zekere bestendigheid kan worden verwacht van het gezin waarin de minderjarige terecht komt (MvT,
Kamerstukken II2005/06, 30551, nr. 3, p. 3). De rechtbank stelt vast dat de vader en de stiefmoeder samen met [minderjarige] en het jongere zusje van [minderjarige] een hecht gezin vormen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om het verzoek op dit punt af te wijzen. Zij betrekt hierbij dat er in vaste, richtinggevende rechtspraak niet streng wordt omgegaan met voormelde verzorgingstermijn. De vader en de stiefmoeder zijn dan ook ontvankelijk in hun verzoek.
4.6
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat bestaande familiebanden in beginsel onverbrekelijk zijn. Adoptie is hierop een uitzondering, waarbij echter strikte voorwaarden gelden. Dit geldt des temeer, omdat adoptie het ingrijpende gevolg heeft dat daarmee de tussen de ouder en het kind bestaande familierechtelijke betrekkingen worden beëindigd. Hierbij dient niet alleen te worden gelet op de positie die het kind door de adoptie verkrijgt, maar ook en niet minder, op hetgeen het kind verliest (de familierechtelijke band met in de onderhavige zaak zijn wettige en biologische moeder).
4.7
Op grond van artikel 1:227 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek kan een adoptieverzoek alleen worden toegewezen, indien dit in het kennelijk belang is van het kind, het kind in de toekomst redelijkerwijs niets meer te verwachten heeft van de ouder in de hoedanigheid van ouder en aan alle voorwaarden genoemd in artikel 1:228 van het Burgerlijk Wetboek wordt voldaan.
4.8
De rechtbank stelt vast dat de moeder van [minderjarige] op [datum] 2020 is overleden. Hiermee staat voor de rechtbank vast dat [minderjarige] in de toekomst redelijkerwijs niets meer te verwachten heeft van de moeder in haar hoedanigheid van ouder.
4.9
De rechtbank dient vervolgens te toetsen of is voldaan aan de voorwaarden voor stiefouderadoptie in artikel 1:228 BW, te weten:
a. dat de minderjarige op de dag van het eerste verzoek minderjarig is;
b. dat de minderjarige geen kleinkind is van de adoptant;
c. dat de adoptant ten minste achttien jaar ouder is dan de minderjarige;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat adoptant en de vader de minderjarige gedurende tenminste een jaar feitelijk gezamenlijk hebben verzorgd en opgevoed;
f. dat de vader alleen of samen met de adoptant het gezag over de minderjarige heeft.
De rechtbank stelt vast dat aan al deze voorwaarden is voldaan.
4.1
Als laatste dient de rechtbank te toetsen of het adoptieverzoek in het kennelijk belang van [minderjarige] is. De rechtbank heeft op dit moment te weinig informatie om op deze toets te kunnen beslissen. Adoptie is een zeer verstrekkende maatregel.
De rechtbank vraagt zich af of [minderjarige] de gevolgen van de adoptie voldoende kan overzien en of hij (vanwege zijn nog jonge leeftijd) voldoende in staat is om zelf een bewuste afweging te maken of zich een mening over de adoptie te vormen. Ook vraagt de rechtbank zich af of de adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] is of dat de belangen van [minderjarige] beter worden gediend met belasting van de vader en de stiefmoeder met het gezag.
De Raad zal daarom worden verzocht om een onderzoek te doen naar de beantwoording van de volgende vragen:
  • Is de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige?
  • Past belasting van de stiefmoeder met het gezag over [minderjarige] bij zijn belangen?
In afwachting van het rapport van de Raad zal de zaak worden aangehouden tot 25 maart 2025 pro forma. De rechtbank verzoekt de Raad uiterlijk op voornoemde pro forma datum het rapport bij de rechtbank in te dienen. De vader en de stiefmoeder zullen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na ontvangst van dit rapport schriftelijk hun standpunt en het door hen gewenste verdere procesverloop kenbaar te maken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming locatie Rotterdam een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven in r.o. 4.10 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport vóór hierna te noemen pro forma datum bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaat van de vader en de stiefmoeder;
5.2
houdt de behandeling van deze zaak aan tot 25 maart 2025 Pro Forma;
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.