ECLI:NL:RBZWB:2024:8919

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
02-096534-24, 02-077716-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en brandstichting met tbs met voorwaarden

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en brandstichting. De verdachte heeft in de periode van 18 augustus 2023 tot en met 16 februari 2024 de aangeefster gestalkt door onder andere ongewenste berichten te sturen en zich in haar nabijheid op te houden. Op 19 maart 2024 heeft hij brand gesticht aan een raamkozijn van haar appartement, wat gevaar voor goederen en personen heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, een aanzienlijk recidiverisico vormt en dat de veiligheid van de aangeefster en anderen in het geding is. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar, met vervangende hechtenis bij overtreding. De benadeelde partij, de aangeefster, heeft een schadevergoeding van € 10.994,98 gevorderd, waarvan de rechtbank een deel heeft toegewezen. De uitspraak is gedaan in het belang van de bescherming van de aangeefster en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-096534-24, 02-077716-24 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1989
wonende aan de [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught
raadsman mr. T. van Assendelft de Coningh, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-077716-24
in de periode van 18 augustus 2023 tot en met 16 februari 2024 [aangeefster] (hierna: aangeefster) heeft gestalkt.
02-096534-24
op 19 maart 2024 een raam(kozijn) van een appartement in brand heeft gestoken, waardoor gevaar voor goederen en personen is ontstaan;

3.De voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft bekend de berichten te hebben gestuurd en brand te hebben gesticht. Er was ook sprake van gevaar voor goederen en personendoor de brand.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar bij de brandstichting vrijspraak bepleit voor het in de tenlastelegging genoemde te duchten gevaar voor personen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-077716-24: Stalking
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de stalking zoals ten laste gelegd heeft begaan.
02-096534-24: Brandstichting
Op basis van de bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte op 14 maart 2024 brand heeft gesticht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Dat heeft op zitting ook niet ter discussie gestaan. Volgens de verdediging was van die brandstichting echter geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen te duchten. Het was namelijk overdag en de brandstichting was duidelijk te zien, zodat snel ingegrepen kon worden.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak is vereist dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank was dat hier het geval. Het appartement waarin aangeefster woonde, maakt onderdeel uit van een appartementencomplex en is aan allen kanten omgeven door bebouwing. In dit appartementencomplex waren ten tijde van de brand andere personen aanwezig. Zo heeft een bewoner door rookontwikkeling de woning moeten verlaten. Daarnaast was er een bewoonster thuis die het geheel heeft zien gebeuren. Dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen zich niet daadwerkelijk heeft verwezenlijkt, is enkel te danken aan het tijdig en adequaat ingrijpen door de hulpdiensten. Niet aan handelen van verdachte. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte brand heeft gesticht, waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/077716-24
in de periode van 18 augustus 2023 tot en met 16 februari 2024, in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door:
- meermalen e-mailberichten te sturen naar die [aangeefster] en haar collega's en werkgever, waarbij de inhoud gericht is aan/verwijst naar die [aangeefster] en
- foto's te sturen via WeTransfer en
- meermalen Facebook-berichten te sturen naar de ouders en familieleden en bekenden van die [aangeefster] en
- meermalen te bellen en de voicemail in te spreken en
- contactgegevens van die [aangeefster] te delen met (hulp)instanties en organisaties waarna er door deze instanties en organisaties contact met die [aangeefster] is opgenomen en
- zich meermalen hinderlijk in de directe omgeving van de woning van die [aangeefster] op te houden en
- meermalen brieven en pakketjes en rozen te (laten) bezorgen/af te geven in de brievenbus van die [aangeefster] ,
met het oogmerk die [aangeefster] te dwingen iets te doen of te dulden.
02/096534-24
op 19 maart 2024 te Tilburg opzettelijk brand heeft gesticht aan een raamkozijn van een appartement aan de [adres] door met behulp van petroleum, een aansteker en lampenolie (open) vuur in aanraking te brengen met een raamkozijn, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar voor een ander en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek en tbs met voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht een contactverbod ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel (GVM-maatregel) ex artikel 38z Sr op te leggen. Zij heeft verzocht de maatregelen dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit geen gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest overstijgt en geen maatregel ex artikel 38v of 38z Sr op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte en aangeefster kenden elkaar van hun werk als monteur bij de [bedrijf] in [plaats 1] . Toen aangeefster solliciteerde en werd aangenomen in [plaats 2] bleek verdachte daar ook gesolliciteerd te hebben en aangenomen te zijn. De volgende dag vertelde verdachte aangeefster dat hij verliefd op haar was, waarop zij meteen heeft gezegd geen gevoelens voor hem te hebben en dat ze hem zag als gewone vriend en collega. Omdat verdachte daar niet mee uit de voeten kon, is hij aangeefster gedurende een aantal maanden gaan stalken door onder andere haar en mensen uit haar directe omgeving berichten te sturen en ongewenst naar haar appartement te gaan.
Voor de stalking is verdachte op 6 maart 2024 aangehouden en op 8 maart 2024 zelfs voorgeleid aan de rechter-commissaris. Die heeft hem in bewaring gesteld, maar onder strenge voorwaarden geschorst. Natuurlijk met een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor de [adres]. Op zitting heeft verdachte verteld dat hij op 18 maart 2024 tegen een aandrang aan het vechten was, maar toen wel de spullen heeft gekocht, die hij de dag erna heeft gebruikt om brand te stichten aan het appartement van aangeefster. Dat de gevolgen van die brand beperkt zijn gebleven tot materiële schade is niet aan verdachte te danken. Aangeefster zelf was gelukkig niet thuis en een bovenbuurvrouw die de brand(stichting) heeft gezien, heeft snel 112 gebeld, waarna de brandweer het vuur heeft geblust. Toch heeft de brandstichting een grote impact gehad op aangeefster. De eerste dag kon zij niet eten en de weken erna sliep zij slecht. Zij was boos op verdachte. Door de gevolgen van de stalking en de brandstichting heeft zij twee weken niet kunnen werken en drie weken school gemist. Na drie maanden ging het op de meeste momenten wel beter, maar ze blijft ermee bezig en voelt woede wanneer zij weer met het handelen van verdachte geconfronteerd wordt, bijvoorbeeld bij nieuws over de rechtszaak. Zij zal een aantal EMDR-sessies bij een psycholoog volgen gericht op de aangestoken brand in haar woning. Dat de brandstichting ook gevoelens van onrust en onveiligheid bij andere bewoners van het complex heeft opgeroepen, spreekt voor zich.
De aard en ernst van de feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank onder andere rekening gehouden met het gegeven dat de feiten met elkaar verband hielden en dat de handelingen van verdachte steeds heftiger en indringender van aard werden. Vervolgens heeft de rechtbank gekeken naar de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Op zitting heeft verdachte meteen aan het begin beide feiten bekend en verklaard dat hij inziet dat zijn handelen fout is geweest. Verdachte heeft meegewerkt aan een dubbel persoonlijkheidsonderzoek dat meer inzicht biedt in dat handelen. De psychiater en de psycholoog komen tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een andere gespecificeerde (gemengde) persoonlijkheidsstoornis met zowel narcistische als dwangmatige en afhankelijke kenmerken. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van de strafbare gedragingen en de stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes. De psycholoog heeft toegelicht dat de problematiek van verdachte wordt gekenmerkt door een verhoogde krenkbaarheid, gevoeligheid voor kritiek en voor verlating of afwijzing, althans als zodanig beleefd gedrag en houding van anderen. Dit speelt waarschijnlijk vooral een rol in het contact met personen voor wie hij een sterke genegenheid koestert. De deskundigen adviseren de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusies. Zij zal de feiten op basis van de inhoud van aanwezige rapporten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Strafoplegging
Weliswaar kunnen de feiten verminderd aan verdachte worden toegerekend, maar de rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur nog steeds passend is gelet op de ernst van de feiten. Daarbij kan niet worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Gelet op de verminderde toerekenbaarheid is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel tbs met voorwaarden
Daarnaast zal de rechtbank de maatregel van tbs met voorwaarden opleggen. Beide deskundigen en de reclassering hebben dat geadviseerd. De reclassering heeft in het rapport de voorwaarden geformuleerd die hierbij zouden moeten worden opgelegd. De rechtbank constateert dat er aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs maatregel is voldaan. Eerder is al vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig was ten tijde van het plegen van de feiten. Volgens beide deskundigen is het recidiverisico matig tot hoog. De reclassering schat het recidiverisico zelfs in als hoog. Gelet op de bij verdachte geconstateerde stoornissen en gelet op het recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen en goederen eist dat verdachte ter beschikking wordt gesteld. Het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden is door beide deskundigen en door de reclassering geadviseerd en haalbaar geacht. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven dat hij zich aan de voorwaarden wil houden en dat op de zitting bevestigd.
De rechtbank zal bevelen dat de voorwaarden zoals omschreven door de reclassering
dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij
wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de
onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Ongemaximeerde tbs in geval van omzetting
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), stelt de rechtbank vast dat het bewezen geachte feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
Gelet op de ernst van het gedrag van verdachte, het recidiverisico en omdat verdachte zich eerder niet aan een contactverbod in het kader van schorsende voorwaarden heeft gehouden, zal de rechtbank ook een contactverbod met aangeefster ex artikel 38v Sr opleggen. Zij zal de maatregel opleggen voor de maximale duur van vijf jaar om zo lang mogelijk bescherming te bieden aan aangeefster. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat voor elke overtreding twee weken vervangende hechtenis wordt toegepast met een maximum van zes maanden. Uit de deskundigenrapportages volgt dat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen richting aangeefster. Om die reden zal de rechtbank de maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De officier van justitie heeft verzocht om aan verdachte een GVM-maatregel als genoemd in artikel 38z Sr op te leggen om het gedrag van verdachte langdurig te kunnen beïnvloeden nadat de behandeling in een tbs setting is beëindigd. Een dergelijke maatregel kan worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank ziet geen redenen waarom voornoemde maatregel moet worden opgelegd, nu onvoldoende is onderbouwd welk gedrag
na het einde van de tbs-maatregelnog zou moeten worden beïnvloed.

7.De benadeelde partij

Feit 1 en 2
De benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 10.994,98, waarvan € 4.494.98 aan materiële schade en € 6.500,-- aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat de feiten heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Het gevorderde eigen risico van € 385,-- acht de rechtbank toewijsbaar vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2024. Deze datum is bij wijze van middeling gekozen, omdat de kosten eigen risico op verschillende momenten zijn gemaakt. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De gevorderde kosten voor de extra betaalde hypotheekrente zal de rechtbank afwijzen. Dit zijn kosten gemaakt door eigenaren van het appartement van wie de benadeelde partij het appartement huurde. Zij hadden het appartement in de verkoop staan en dat verkoopproces is vertraagd, omdat het appartement eerst hersteld moest worden. Deze kosten van de eigenaren zijn door de benadeelde partij gevorderd op de grondslag van verplaatste kosten van artikel 6:107 Burgerlijk Wetboek. Dat artikel ziet echter op verplaatste kosten die zijn gemaakt als gevolg van lichamelijke of geestelijke schade van de benadeelde partij. Dat is bij deze kosten niet het geval. Wel komt aan de eigenaren een zelfstandig vorderingsrecht toe op verdachte, maar zij hebben zich niet als benadeelde partij gevoegd.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschendingen door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Bovendien volgt uit het behandelplan van BIG-geregistreerde behandelaar [naam] dat de benadeelde partij door haar is gediagnosticeerd met een andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis en EMDR-therapie nodig is. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 4.000,-- billijk. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 19 maart 2024. De rechtbank zal haar voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 38v, 57, 157 en 258b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-077716-24
belaging
02-096534-24
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
* verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
- Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
- Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
* verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensische Psychiatrische afdeling (FPA), Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duur maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging moet nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
* verdachte laat zich opnemen bij FPK Rotterdam of soortgelijke instelling, of bij een forensische klinische instelling met een hoger beveiligingsniveau indien dit noodzakelijk wordt geacht, mede te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra FPK Rotterdam een bed voor hem vrij heeft. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijk opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* verdachte laat zich aansluitend aan de klinische behandeling behandelen door een ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* verdachte verblijft, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, aansluitend aan de klinische behandeling in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van de reclassering;
* verdachte dient zich op het gebied van druggebruik te houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* Verdachte dient zich op het gebied van alcoholgebruik te houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welk controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) ;
* verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze, direct of indirect, contact met aangeefster of haar familie en vrienden zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Aangeefster betreft: [aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 1997.
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Maatregel ex artikel 38v Sr
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
vijf jaar:

* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:

- [aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 1997.
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum duur van zes maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van [aangeefster]
€ 4.385,-, waarvan € 385,- aan materiële schade, en € 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 385,- vanaf 12 september 2024 en over het bedrag van € 4.000,- vanaf 19 maart 2024, beiden tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst het materiële deel van de schadevergoeding voor het overige af;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij haar vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [aangeefster] van € 4.385,- (waarvan € 385,- aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 385,- vanaf 12 september 2024 en over het bedrag van € 4.000,- vanaf 19 maart 2024, beiden tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 53 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. C.E.M. Marsé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 december 2024.
Mr. De Brouwer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
02-096534-24
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te Tilburg, in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht aan een raam(kozijn) van een appartement, gevestigd in het appartementencomplex gelegen aan de [adres] , door met behulp van petroleum, een aansteker en/of lampenolie (open) vuur in aanraking te brengen of te laten komen met een raam(kozijn), in elk geval met (een)
brandbare (stof)fen), ten gevolge waarvan dat raam(kozijn), in elk geval die brandbare stof(fen), geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd appartement en/of naast- en/of boven- en/of ondergelegen appartement(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in de naast- en/of boven- en/of ondergelegen appartement(en) aanwezige personen en/of voor (een) omwonende(n), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de naast- en/of boven- en/of ondergelegen appartement(en) aanwezige personen en/of voor (een) omwonende(n), in elk geval zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
02-077716-24
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2023 tot en met 16 februari 2024 te Tilburg, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door:
- veelvuldig, althans meermalen, e-mailberichten te sturen naar die [aangeefster] en/of haar collega's en/of werkgever, waarbij de inhoud gericht is aan/ verwijst naar
die [aangeefster] en/of
- foto's te sturen via WeTransfer en/of
- meermalen Facebook-berichten te sturen naar de ouders en/of familieleden en/of bekenden van die [aangeefster] en/of
- veelvuldig, althans meermalen, te bellen en/of de voicemail in te spreken en/of
- contactgegevens van die [aangeefster] te delen met (hulp)instanties en/of organisaties waarna er door deze instanties en/of organisaties contact met die [aangeefster]
[aangeefster] is opgenomen en/of
- zich meermalen (hinderlijk) in de directe omgeving van de woning van die [aangeefster] op te houden en/of
- meermalen brieven en/of pakketjes en/of rozen te (laten) bezorgen/ af te geven in de brievenbus van die [aangeefster] ,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )