ECLI:NL:RBZWB:2024:8914

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
C/02/426966 / JE RK 24-1718
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Haesen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 3 december 2019 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling opnieuw te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling was de moeder van de minderjarigen niet aanwezig, hoewel zij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de thuissituatie van de minderjarigen, vooral gezien de recente onrust en de wisselende betrokkenheid van de moeder. De kinderrechter heeft ook aandacht besteed aan de rol van de vader, die recentelijk uit detentie is vrijgekomen en wiens contact met de minderjarigen onduidelijk is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van de minderjarigen ernstig wordt bedreigd en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling te verlengen om de veiligheid en het welzijn van de minderjarigen te waarborgen. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling verlengd tot 2 december 2025, met de beslissing dat deze uitvoerbaar is bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/426966 / JE RK 24-1718
Datum uitspraak: 18 november 2024
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2018 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van 24 september 2024 met bijlagen, ontvangen op 24 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 november 2024. Daarbij was aanwezig:
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.4.
Tevens was aanwezig een medewerkster van [hulpverlening] , aan wie de kinderrechter bijzondere toegang heeft verleend.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 3 december 2019 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 2 december 2024.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 17 februari 2022 ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, zijnde een netwerkpleeggezin, tot 2 juni 2022. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 2 september 2023.
2.4.
Sinds 2 september 2023 wonen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer terug bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Hoewel de moeder eerder een positieve ontwikkeling doormaakte, ziet de GI momenteel onrust op meerdere gebieden bij de moeder. De moeder lijkt niet goed in haar vel te zitten en het risico bestaat dat zij zal terugvallen in middelengebruik en oude patronen. Naast dat de vader recentelijk is vrijgekomen uit detentie, was er ook onrust in de woonsituatie van de moeder. Zo had de moeder ruzie met buurtbewoners, waardoor de minderjarigen tijdelijk naar de grootouders zijn gegaan. Ook heeft de GI een melding ontvangen over alcohol- en drugsgebruik van de moeder. Dit is met de moeder besproken en de moeder heeft ingestemd met het uitvoeren van alcohol- en drugstesten. De uitslagen van de testen zijn allen negatief geweest. De GI geeft aan dat zij vanuit de school van de minderjarigen is geïnformeerd dat de moeder niet vaak meer op het schoolplein wordt gezien en dat de minderjarigen worden ziekgemeld, terwijl zij niet ziek zijn. De situatie van de moeder wordt gekenmerkt door pieken en dalen. Het lukt de GI niet om daar de vinger op te leggen. De moeder lijkt het moeilijk te vinden om openheid van zaken te geven. Dit maakt het lastig om de structurele veiligheid van de minderjarigen in te schatten. Om meer zicht te krijgen op de minderjarigen is een kindercoach ingezet. De kindercoach geeft aan dat de minderjarigen goed kunnen praten over bijvoorbeeld school en vrije tijd. Wanneer er wordt gevraagd naar de thuissituatie, verandert de lichaamshouding van de minderjarigen. Zij vertellen niets over de thuissituatie en er is dan ook onvoldoende zicht op hen. De komende periode wil de GI inzetten om meer zicht te krijgen op de thuissituatie. Bovendien wil de GI met de vader in gesprek gaan. Sinds zijn invrijheidstelling is dit nog niet gelukt. Vanuit de kindercoach is naar voren gekomen dat de minderjarigen contact willen met de vader. De GI wil de mogelijkheden voor contact, anders dan het huidige belcontact, nader onderzoeken.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling benoemt de medewerkster van [hulpverlening] dat er veel spanningen spelen bij de moeder. Dit is ook de reden van haar afwezigheid bij de mondelinge behandeling. Het contact met de moeder is wisselend. Toen de moeder afgelopen zomer ruzie had met haar buren, was er intensief contact. Daarentegen wordt ook gezien dat de moeder regelmatig afspraken afzegt. Dit lijkt een patroon te zijn bij de moeder. Wat daaraan ten grondslag ligt is niet duidelijk. Het baart de medewerkster van [hulpverlening] zorgen dat zij weinig zicht hebben op de thuissituatie en dat de moeder niet veel openheid van zaken geeft. Dit komt mogelijk voort uit de angst van de moeder om opnieuw geconfronteerd te worden met een machtiging tot uithuisplaatsing voor de minderjarigen. Deze zorgen zou de medewerkster van [hulpverlening] graag wegnemen.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
- de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
- de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Op basis van de stukken en de informatie die is gedeeld tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals genoemd in artikel 1:260 juncto 1:255 BW. De kinderrechter legt hierna uit op basis waarvan zij tot dit oordeel is gekomen.
5.4.
Het is de kinderrechter gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Hoewel de moeder van ver komt en eerder positieve stappen wist te zetten in het belang van de minderjarigen, lijkt het de afgelopen periode minder goed met haar te gaan. Het is opnieuw onrustig geweest in en rondom de thuissituatie en vanuit de school van de minderjarigen zijn zorgen geuit. Zo zou de moeder nauwelijks meer op het schoolplein gezien worden en worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ziekgemeld, terwijl zij niet ziek zijn. De kinderrechter maakt zich hier zorgen over. De situatie van de moeder is, mede vanwege haar problematiek, erg kwetsbaar en de kinderechter is bezorgd dat een verslechtering van de toestand van de moeder zal leiden tot een terugval in middelengebruik of oude patronen. Voorkomen moet worden dat de moeder als gevolg van een terugval (opnieuw) emotioneel niet beschikbaar zal zijn voor de minderjarigen en de minderjarigen belast (blijven) met de spanningen en problematiek van de moeder. Ook de onzekerheid over het contact met de vader vindt de kinderrechter zorgelijk. Het vrijkomen van de vader heeft voor onrust gezorgd, mede omdat de vader wisselend was in zijn bereidheid afspraken uit het borgingsplan na te komen en ook wisselend in zijn houding ten aanzien van het contact met de minderjarigen. De vader heeft volgens de GI (uiteindelijk) aangegeven dat hij de borgingsafspraken niet zou nakomen en dat hij geen omgang met de minderjarigen meer wenst. Het is de GI tot op heden niet meer gelukt om in contact te komen met de vader waardoor de zorgen over de onvoorspelbaarheid van de vader in het contact met de minderjarigen aanwezig blijven.
5.5.
Ondanks de tot nu toe ingezette hulpverlening, constateert de kinderrechter dat er op het moment weinig zicht is op de thuissituatie van de minderjarigen. In de thuissituatie bij de moeder lijkt veel te spelen, maar het lukt de hulpverlening niet hier grip op te krijgen. De moeder geeft daarover weinig openheid van zaken en treedt regelmatig uit contact. Dit maakt het noodzakelijk dat ook de komende periode hulp en regie in een gedwongen kader betrokken blijft. Vanwege de kwetsbare situatie van de moeder, vindt de kinderrechter het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk dat de GI de komende periode zicht houdt op het welbevinden van de minderjarigen en regie blijft voeren over de ingezette hulpverlening.
5.6.
De komende periode zal er binnen de ondertoezichtstelling nader onderzocht moeten worden wat er nodig is om meer zicht te krijgen op de (thuis)situatie van de moeder en de minderjarigen, waarbij indien nodig de voor de moeder en de minderjarigen noodzakelijke hulpverlening wordt ingezet. Het is van belang dat de moeder zich hierbij open opstelt en aangeeft wat er in de thuissituatie en haar leven speelt. Daarnaast is het belangrijk dat wordt onderzocht welke rol de vader kan spelen in het leven van de minderjarigen. Zij geven volgens de GI zelf aan graag contact te hebben met de vader en bekeken dient te worden wat in dit kader in het belang van de minderjarigen haalbaar is. Hiervoor is het uiteraard noodzakelijk dat de vader in contact treedt met de GI om passende afspraken te maken. Eerder is een contactmoment met de vader goed verlopen en de kinderrechter gunt het de minderjarigen dat zij onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. Tot slot vindt de kinderrechter het belangrijk dat het ingezette traject met de kindercoach voor de minderjarigen wordt voortgezet, zodat er zicht komt op het welbevinden van de minderjarigen en of en in hoeverre nadere hulpverlening nodig is.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het – onweersproken – verzoek toewijzen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de verzochte duur van een jaar, te weten met ingang van 2 december 2024 en tot 2 december 2025.
5.8.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.9.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van één jaar, met ingang van 2 december 2024 en tot 2 december 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024 door mr. Haesen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Palings als griffier, en op schrift gesteld op 2 december 2024.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.