ECLI:NL:RBZWB:2024:8912

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
02-008198-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen en afpersing met meerdere feiten en betrokkenheid van minderjarige verdachte

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen. De verdachte, geboren in 1999, heeft geld witgewassen dat verkregen was uit verschillende misdrijven, waaronder factuurfraude, oplichting, afpersing en afdreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere feiten die deels voor en deels na zijn achttiende verjaardag zijn gepleegd, waardoor het volwassenenstrafrecht van toepassing is. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 120 uur, met een proeftijd van twee jaar.

De zaak is inhoudelijk behandeld op 6 december 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlastelegging, die onder andere het medeplegen van witwassen en afpersing omvatte, grotendeels bewezen kon worden. De verdachte is vrijgesproken van enkele feiten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn kwetsbaarheid en de invloed van zijn omgeving.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die is ontstaan door zijn handelen. De rechtbank heeft de schadevergoeding voor materiële schade aan de benadeelde partijen vastgesteld en de wettelijke rente toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf, waarbij de rechtbank de verdachte de kans biedt om zijn leven weer op de rails te krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-008198-20
vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. M.C.F. Jansen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 december 2024 waarbij de officier van justitie mr. C.J. de Pagter en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig
heeft gemaakt aan (het medeplegen van):
feit 1: witwassen van een geldbedrag, in verschillende juridische varianten;
feit 2: witwassen van geldbedragen, in verschillende juridische varianten;
feit 3: afpersing en/of afdreiging van meerdere personen;
feit 4: poging tot afpersing en/of afdreiging van meerdere personen;
feit 5: witwassen van geldbedragen, in verschillende juridische varianten.

3.De voorvragen

3.1
De dagvaarding is geldig.
3.2.
De rechtbank is bevoegd.
3.3.
Ontvankelijkheid officier van justitie.
De rechtbank heeft op het onderzoek ter zitting op 6 december 2024 geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de strafvervolging van het onder feit 1, feit 2 en feit 5 primair tenlastegelegde (opzet)witwassen, de onder feit 3 tenlastegelegde afpersingen en/of afdreigingen en van de onder feit 4 tenlastegelegde pogingen daartoe.
ÁG702109185622aÈ
G702109185622
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de officier van justitie ook ontvankelijk is in de strafvervolging van het onder feit 2 en feit 5 primair tenlastegelegde schuldwitwassen en het subsidiair tenlastegelegde eenvoudig witwassen, voor zover dit de periode betreft waarin verdachte meerderjarig was.
De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 6 december 2024 de officier van justitie al niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van het onder feit 1 primair tenlastegelegde schuldwitwassen en subsidiair tenlastegelegde eenvoudig witwassen en het onder feit 2 en feit 5 primair tenlastegelegde schuldwitwassen en subsidiair tenlastegelegde eenvoudig witwassen voor zover dit de periode betreft tot [geboortedag] 2017. Voor dit deel van de feiten is het recht op strafvervolging vervallen door verjaring. Artikel 77d lid l Wetboek van Strafrecht (Sr) bepaalt - kort samengevat - dat bij een ten tijde van het feit minderjarige verdachte de verjaringstermijn voor misdrijven wordt gehalveerd. Dat betekent dat voor het schuldwitwassen en het eenvoudig witwassen een verjaringstermijn van drie jaar geldt toen verdachte nog minderjarig was. Artikel 72 Sr bepaalt dat elke daad van vervolging de verjaring stuit. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan. Een daad van vervolging is iedere formele daad uitgaande van het Openbaar Ministerie of de rechter om in de fase voorafgaand aan de tenuitvoerlegging tot een (uitvoerbare) rechterlijke beslissing te geraken. Dat is in deze zaak de toewijzing van de vordering doorzoeking tegen verdachte op 23 september 2019, met als gevolg dat dit deel van de feiten was verjaard op 23 september 2022.
3.4
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie meent dat feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3, feit 4 en feit 5 subsidiair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Van feit 5 primair wordt vrijspraak gevraagd, omdat sprake is van witwassen van geld verkregen uit eigen misdrijf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging meent dat feit 1 niet kan worden bewezen, omdat de betrokkenheid van verdachte hoogstens als medeplichtigheid kan worden gekwalificeerd en dat is niet ten laste gelegd.
Bij feit 2 moet onderscheid worden gemaakt tussen de overboekingen naar de bankrekening van [naam 1] en de overboekingen naar de bankrekening van verdachte. Voor de overboekingen naar zijn eigen bankrekening geldt dat verdachte geen verhullende handelingen heeft verricht, zodat de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is en ontslag van rechtsvervolging moet volgen. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor de overboekingen naar de bankrekening van [naam 1] , met dien verstande dat in ieder geval vrijspraak moet volgen van het medeplegen.
De feiten 3 en 4 kunnen niet worden bewezen, omdat de betrokkenheid van verdachte hoogstens als medeplichtigheid kan worden gekwalificeerd en dat is niet ten laste gelegd. Als de rechtbank verdachte wel als pleger aanmerkt, moet in ieder geval vrijspraak volgen ten aanzien van aangevers [aangever 21] , [aangever 19] en [aangever 22] (feit 3) en van het medeplegen.
Bij feit 5 kan het subsidiair tenlastegelegde eenvoudig witwassen worden bewezen met uitzondering van het medeplegen, maar dat feit is verjaard, aldus de verdediging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1 primair
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat door factuurfraude in totaal een bedrag van € 4.044,53 door [bedrijf] is overgeboekt naar een bankrekening die op naam stond van [medeverdachte 1] . Genoemd bedrag werd in drie verschillende bedragen bijgeschreven op 7 en 14 augustus 2017. Van diezelfde bankrekening werden in de periode van 7 augustus 2017 tot en met 16 augustus 2017 in [geboorteplaats] meerdere pinopnamen gedaan voor een bedrag van in totaal € 3.500,00.
[medeverdachte 1] is door de politie gehoord over de transacties op haar bankrekening en zij verklaarde hierover haar bankpas en bijbehorende pincode aan verdachte te hebben gegeven en dat verdachte daarna gelijk naar [geboorteplaats] is gegaan. Verdachte heeft op de zitting van
6 december 2024 bevestigd dat hij de bankpas en pincode van [medeverdachte 1] heeft gekregen.
Hij deed dit op verzoek van anderen en kreeg hiervoor € 100,00 betaald.
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat verdachte betrokken is geweest bij de factuurfraude en ook niet dat hij (een deel van) de pinopnamen heeft gedaan. Dit neemt niet weg dat zonder zijn handelen - het regelen van de pinpas met pincode van [medeverdachte 1] - de pinopnamen niet zouden hebben kunnen plaatsvinden. Verdachte was daarbij een onmisbare schakel en heeft dan ook een cruciale rol vervuld bij het voorhanden krijgen van het gepinde bedrag van € 3.500,00 dat door factuurfraude was verkregen. De rechtbank gaat uit van in ieder geval voorwaardelijk opzet aan de zijde van verdachte, gezien de schimmige gang van zaken rondom zijn handelen.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van het (opzet)witwassen.
Feit 2 primair
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat door Marktplaatsoplichting betalingen zijn gedaan door de in de tenlastelegging genoemde aangevers. Aangevers [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 7] en [aangever 8] hebben betaald in augustus 2017. Hun betalingen zijn in de periode van 18 tot en met 22 augustus 2017 bijgeschreven op de ABN-AMRO bankrekening van [naam 1] . Van diezelfde bankrekening werden in dezelfde periode meerdere pinopnamen gedaan en bedragen overgeboekt naar een kredietkaart.
Aangevers [aangever 9] , [aangever 10] , [aangever 11] , [aangever 12] , [aangever 13] en [aangever 14] hebben betaald in maart en april 2018. Hun betalingen zijn in de periode van 23 maart 2018 tot en met 23 april 2018 bijgeschreven op de BUNQ bankrekening van verdachte. Van diezelfde bankrekening werden in april 2018 meerdere pinopnamen gedaan.
[naam 1] is door de politie gehoord over de transacties op haar bankrekening en zij
verklaarde hierover haar bankpas, de bijbehorende pincode en haar inloggegevens voor het internetbankieren aan verdachte te hebben gegeven. Verdachte heeft dit op de zitting van
6 december 2024 bevestigd. Hij deed dit op verzoek van anderen en kreeg hiervoor € 100,00 betaald.
De rechtbank overweegt dat het dossier aanknopingspunten bevat dat verdachte weet had van de oplichtingspraktijken. Zij wijst hierbij op het gegeven dat bij het internetbankieren met de BUNQ bankrekening tussen 28 februari 2018 en 25 april 2018 een IP-adres is gebruikt dat geregistreerd stond op naam van [Stichting] en de bocht aan de [straat] in Tilburg. Verdachte woonde in die periode aan de [straat] en werd begeleid door die stichting. Daarnaast zijn er óók criminele transacties verricht met de Rabo bankrekening van verdachte, waarvoor de rechtbank verwijst naar de bespreking van feit 3 en feit 4. De rechtbank is echter van oordeel dat op basis van deze feiten en omstandigheden niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte als (mede)pleger van de Marktplaatsoplichtingen kan worden gezien. De rechtbank kan er dus niet vanuit gaan dat het geld is verkregen uit eigen misdrijf van verdachte.
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen ook niet vaststellen dat verdachte (een deel van) de pinopnamen en de overboekingen naar de kredietkaart heeft gedaan. Zonder zijn in 2017 regelen van de bankpas en bankgegevens van [naam 1] en daarmee het toegankelijk maken van haar bankrekening en het in 2018 ter beschikking stellen van zijn eigen bankrekening hadden de betalingen door aangevers, de pinopnamen en overboekingen echter niet kunnen plaatsvinden. Verdachte was hierbij dus een onmisbare schakel en heeft dan ook een cruciale rol vervuld bij het verwerven en voorhanden krijgen van (in ieder geval) het geld dat door aangevers is betaald. De rechtbank gaat uit van in ieder geval voorwaardelijk opzet aan de zijde van verdachte, gezien de schimmige gang van zaken rondom zijn handelen.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van het (opzet)witwassen.
Feit 3 en feit 4
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft niet ter discussie gestaan dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat bijna alle onder feit 3 en 4 genoemde aangevers eind 2017 telefonisch zijn afgedreigd en/of afgeperst. Aan hen werden vele Whatsappberichten gestuurd waarin - kort samengevat - werd gezegd dat aangevers seksueel getint contact hadden gehad met een minderjarige en dat dit geopenbaard zou worden, tenzij zij geld zouden betalen. Ook werden aangevers door bedreiging met geweld bewogen tot betaling, althans werd geprobeerd hen tot betaling te bewegen. Een aantal aangevers heeft daadwerkelijk betalingen gedaan door geld over te boeken naar een bankrekening of door het betalen van zogenaamde Tikkie verzoeken. De door aangevers verrichtte betalingen zijn bijgeschreven op de ING-bankrekening van [medeverdachte 2] , een oom van verdachte, en/of op de Rabo-bankrekening van verdachte (soms via een Tikkie-rekening van de ABN AMRO bank).
Bij de afpersing en afdreiging en de pogingen daartoe is steeds op dezelfde wijze te werk gegaan. De dader(s) opereerde(n) onder de namen [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] en maakten daarbij gebruik van meerdere telefoonnummers. Het nummer [telefoonnummer] werd bij alle namen gebruikt en met dit nummer werden de bankrekeningnummers van [medeverdachte 2] en verdachte of een Tikkierekening van de ABN AMRO bank doorgegeven. Verder hadden de berichten die naar aangevers zijn gestuurd steeds dezelfde woordkeus, zinsopbouw en grammatica- en spelfouten. Gelet op deze modus operandi staat voor de rechtbank vast dat aangevers steeds door dezelfde dader(s) zijn benaderd.
De rechtbank stelt verder vast dat op 21 november 2017 melding is gedaan bij de Rabobank door een persoon dat hij onder telefonische bedreiging betalingen heeft gedaan. Diezelfde dag heeft de moeder van verdachte gevraagd om de bankrekening van haar zoon op te heffen en op [geboortedag] 2017 belde verdachte naar de Rabobank, omdat hij zijn opnamelimiet wilde verhogen. De Rabobank is op 24 november 2017 in gesprek gegaan met verdachte over de transacties op zijn bankrekening. Verdachte vertelde dat de bijschrijvingen voortkwamen uit verkoop van accounts op het Darkweb en verkoop van kleding op Marktplaats en gaf hierbij een gedetailleerde uitleg. In een mail van 14 december 2017 aan de Rabobank geeft verdachte een nadere uitleg, waarin hij onder andere aangeeft dat de betalingen door de personen [aangever 15] en [aangever 16] - aangevers in deze zaak - zien op verkoop van kleding via Marktplaats.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte op de hoogte was van de betalingen van aangevers en bij de Rabobank aantoonbaar gelogen heeft over de herkomst van deze betalingen. Verdachte heeft op zitting verklaard dat dit verhaal was ingegeven door anderen, maar dat is niet aannemelijk geworden gezien de details die verdachte heeft gegeven. Dat is echter onvoldoende om te concluderen dat verdachte ook als (mede)pleger kan worden aangemerkt van de afdreigingen/afpersingen en de pogingen daartoe. Dat wordt niet anders doordat bij alle relevante aangevers hetzelfde telefoonnummer is gebruikt wanneer het bankrekeningnummer van verdachte en zijn oom of van een Tikkie-rekening van de ABN AMRO bank werd doorgegeven. Dat betekent niet dat die telefoon op dat moment in het bezit van verdachte was en ook niet dat hij degene was die zich eerst voordeed als een jonge vrouw en op enig moment de dreigberichten ging versturen. Naast dat telefoonnummer zijn bovendien nog vele andere telefoonnummers gebruikt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de feiten 3 en 4 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 5 primair
Gelet op wat tot nu toe is overwogen, kan wel wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (opzet)witwassen als het gaat om de bedragen die door aangevers van afpersing/afdreiging daadwerkelijk zijn overgemaakt op zijn (tussen)rekening. Er is geen wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van het (opzet)witwassen op de rekening van zijn oom [medeverdachte 1] . Die heeft bij de politie verklaard dat hij zijn rekening beschikbaar gesteld heeft aan een derde om daar geld op te laten storten voor die derde en vervolgens voor die derde geld van de rekening heeft gehaald. Dat die derde verdachte is, blijkt nergens uit. Dat betekent dat over blijft het medeplegen van opzetwitwassen van:
  • € 550,00 van aangever [aangever 17] ;
  • € 500,00 van aangever [aangever 18] ;
  • € 1.570,00 van aangever [aangever 19] ;
  • € 15,00 van aangever [aangever 20] .
Aangever [aangever 21] en aangever [aangever 22] hebben alleen op de rekening van [medeverdachte 1] geld overgemaakt. Aangever [aangever 16] heeft in zijn aangifte duidelijk verklaard dat hij geen geld heeft overgemaakt. Weliswaar zijn op de RABO rekening van verdachte bedragen bijgeschreven vanaf de rekening van [aangever 16] , maar of daaraan een strafbaar feit ten grondslag lag en zo ja welk, blijkt niet uit het dossier. Van (het medeplegen van) het opzetwitwassen van de bij deze drie aangevers behorende bedragen zal verdachte dan ook helemaal worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
op tijdstippen in de periode van 7 augustus 2017 tot en met 16 augustus 2017 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal € 3.500,00 voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wist(en)dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 2 primair
op tijdstippen in de periode van 17 augustus 2017 tot en met 28 augustus 2018 en in de periode van 1 maart 2018 tot en met 23 april 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen geldbedragen, te weten
* € 16,95 (van [aangever 1] ) en
* € 132,50 (van [aangever 2] ) en
* € 106,95 (van [aangever 3] ) en
* € 56,95 (van [aangever 4] ) en
* € 56,95 (van [aangever 5] ) en
* € 50,00 (van [aangever 6] ) en
* € 54,00 (van [aangever 7] en
* € 43,75 (van [aangever 8] )
* € 25,00 (van [aangever 9] ) en
* € 50,00 (van [aangever 10] ) en
* € 30,00 (van [aangever 11] ) en
* € 25,00 (van [aangever 12] ) en
* € 59,95 (van [aangever 13] ) en
* € 75,00 (van [aangever 14] ),
heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
feit 5 primair
op tijdstippen in de periode van 15 oktober 2017 tot en met 9 maart 2018 in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), geldbedragen, te weten
* € 550,00 ( [aangever 17] ) en/of
* € 500,00 ( [aangever 18] ) en/of
* € 1.570,00 ( [aangever 19] ) en/of
* € 15,00 ( [aangever 20] ) en/of
heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders telkens wisten, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enige misdrijven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke taakstraf van 120 uur met een proeftijd van twee jaar gelet op de feiten die zij bewezen vindt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen en om de gevorderde voorwaardelijke taakstraf te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
In juli 2017 is een bedrijf slachtoffer geworden van factuurfraude en in augustus van dat jaar en in april en mei 2018 zijn meerdere mensen slachtoffer geworden van Marktplaatsoplichting. Tot slot is eind 2017, begin 2018 een aantal mensen slachtoffer geworden van afdreiging en afpersing. Door (delen van) de door misdrijf verkregen gelden opzettelijk wit te wassen heeft verdachte in ieder geval meegeholpen om daders van fraude, oplichting en afpersing/afdreiging buiten beeld te houden en het daardoor verkregen geld weg te kunnen sluizen. Verdachte heeft door zijn handelen de nodige personen benadeeld.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte heeft indertijd bij de politie gezwegen, maar op zitting zijn betrokkenheid bij het witwassen min of meer bekend. Daarbij vond hij vooral ‘de andere jongens’ die hem dingen vroegen de schuldigen en ook de Rabobank die na het gesprek op 24 november 2017 “gewoon zijn rekening had kunnen blokkeren”. Sinds deze feiten is hij nog een aantal keer met politie en justitie in aanraking gekomen. Het laatst voor dronken rijden op 14 januari 2023. Verdachte loopt nog in twee proeftijden van veroordelingen van respectievelijk
20 september 2023 en van 2 februari 2024.
In zijn laatste (aanvullend) rapport van 28 november 2024 schrijft de Raad voor de Kinderbescherming dat verdachte een inmiddels vijfentwintig jarige man is die al op jonge leeftijd is gaan zwerven en daarna op verschillende plekken heeft gewoond. Hij is in het verleden meerdere keren in aanraking geweest met justitie, waardoor al enige tijd Reclassering Nederland betrokken is. Het is positief te noemen dat verdachte sinds enkele maanden bij de 24-uursopvang van [zorginstelling] verblijft en de afgelopen maanden stapjes vooruit heeft gezet. Zo is hij al lange tijd niet meer in aanraking geweest met de politie en lijkt er op dit moment geen sprake te zijn van problematisch alcoholgebruik. Verdachte ervaart meer rust nu hij bij [zorginstelling] verblijft, al is het duidelijk dat zijn lichamelijke klachten (onder andere voortkomend vanuit zijn suikerziekte) hem belemmeren in zijn dagelijkse functioneren. Ook zijn er, ondanks de kleine positieve stappen, nog steeds zorgen over zijn verslavingsgevoeligheid en zijn beïnvloedbaarheid. Gezien de kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid van verdachte kan een (deels) voorwaardelijke straf als ‘stok achter de deur’ helpend zijn om hem te blijven motiveren om aan zijn toekomst te werken en de juiste keuzes te maken. Om die reden adviseert de Raad een voorwaardelijke (jeugd)detentie.
Toepassing van het jeugdstrafrecht dan wel het volwassenenstrafrecht
Bij gelijktijdige berechting van meerdere feiten die deels vóór en deels ná het bereiken van de leeftijd van achttien zijn begaan, zal de rechtbank een keuze moeten maken voor het toe te passen sanctiestelsel, waarbij de wetgever als hoofdregel heeft aanbevolen toepassing van het sanctiestelsel voor volwassenen, zij het dat in de persoonlijkheid van de verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan grond kan worden gevonden een jeugdsanctie toe te passen. De rechtbank ziet geen aanleiding om van de hoofdregel af te wijken. De verdachte zal daarom, overeenkomstig artikel 495, vijfde lid, Sv, worden berecht op grond van het volwassenenstrafrecht met het daarbij behorende sanctiestelsel.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank constateert dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke
termijn van berechting van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de
Rechten van Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), terwijl niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die deze extreem forse overschrijding rechtvaardigen.
De rechtbank zal hier in het voordeel van verdachte sterk rekening mee houden bij de strafbepaling.
Straf
Alles afwegende vindt de rechtbank een geheel voorwaardelijke straf passend. De rechtbank zal zich aansluiten bij de door de officier gevorderde strafmodaliteit van een taakstraf. Hoewel de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan waarvan de officier van justitie bij haar eis uit is gegaan, zal de rechtbank gelet op alle omstandigheden maar ook op de ernst van de feiten een geheel voorwaardelijke taakstraf opleggen van 120 uur, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar.

7.De benadeelde partijen

De gevorderde schadevergoeding voor feit 1
De benadeelde partij [bedrijf] vordert een schadevergoeding van € 1.875,00 voor materiële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetwitwassen van € 3.500,00: het bedrag dat is gepind in Utrecht. Hij heeft daarbij een cruciale rol gespeeld, ook al heeft hij mogelijk niet zelf gepind. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Bij onherroepelijk vonnis van 26 september 2023 is [medeverdachte 1] echter al veroordeeld tot betaling van € 625,00. Daarom zal de rechtbank de vordering tegen verdachte toewijzen tot het resterende bedrag van € 1.250,00. Tevens zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van de laatste pinopname, te weten
16 augustus 2017.
De gevorderde schadevergoedingen voor feit 2
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 116,00, waarvan
€ 16,00 voor materiële schade en € 100,00 voor immateriële schade.
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 100,00 voor materiële schade.
De benadeelde partij [aangever 5] vordert een schadevergoeding van € 50,00 voor materiële schade.
De benadeelde partij [aangever 9] vordert een schadevergoeding van € 25,00 voor materiële schade.
De benadeelde partij [aangever 11] vordert een schadevergoeding van € 30,00 voor materiële schade.
De benadeelde partij [aangever 12] vordert een schadevergoeding van € 25,00 voor materiële schade.
De materiële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetwitwassen. Hij heeft daarbij een cruciale rol gespeeld, ook al heeft hij het geld mogelijk niet zelf gepind. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden. De rechtbank acht de gevorderde schadevergoedingen volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Tevens zal de wettelijke rente worden toegewezen, telkens vanaf de datum waarop de betaling door de benadeelde partij is gedaan.
De immateriële schade van [aangever 1]
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij [aangever 1] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
De gevorderde schadevergoedingen voor feit 3 en 5
De
benadeelde partij [aangever 19]vordert een schadevergoeding van € 4.810,00 voor materiële schade.
De rechtbank heeft eerder overwogen dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en afdreiging van de benadeelde partij (en anderen). Wel kan het opzetwitwassen bewezen worden verklaard van een deel van het geld van de benadeelde partij wat buit is gemaakt. Gelet op de cruciale rol van verdachte daarbij, betekent dit dat verdachte voor het deel van de buit dat op zijn rekening terecht is gekomen onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot € 1.570,00. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Tevens zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop de benadeelde partij de laatste betaling heeft gedaan.
De
benadeelde partij [aangever 22]vordert een schadevergoeding van € 9.500,00, waarvan € 9.000,00 voor materiële schade en € 500 voor immateriële schade.
De rechtbank heeft eerder overwogen dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en afdreiging van de benadeelde partij (en anderen). Maar bij [aangever 22] kan ook het medeplegen van opzetwitwassen door verdachte niet bewezen worden. Dat betekent dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij zal afwijzen.
De gevorderde schadevergoedingen voor feit 4
De benadeelde partij [aangever 23] vordert een schadevergoeding van € 1.000,00 voor immateriële schade.
De benadeelde partij [aangever 24] vordert een schadevergoeding van € 5.620,78, waarvan
€ 45,00 voor materiële schade en € 5.575,78 voor immateriële schade.
De benadeelde partij [aangever 25] vordert een schadevergoeding van € 625,00 voor immateriële schade.
De benadeelde partij [aangever 26] vordert een schadevergoeding van € 279,38 voor materiële schade.
Nu verdachte van feit 4 zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank de vorderingen afwijzen.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal in alle toegewezen gevallen de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor:
* het onder feit 1 primair tenlastegelegde schuldwitwassen en subsidiair tenlastegelegde eenvoudig witwassen;
* het onder feit 2 primair tenlastegelegde schuldwitwassen en subsidiair tenlastegelegde eenvoudig witwassen, voor zover het de periode betreft tot [geboortedag] 2017;
* het onder feit 5 primair tenlastegelegde schuldwitwassen en subsidiair tenlastegelegde eenvoudig witwassen, voor zover het de periode betreft tot [geboortedag] 2017;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van feit 3 en feit 4;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feit 2 primair:medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd:
feit 5 primair:medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [bedrijf]van
€ 1.250,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- wijst af het overig gevorderde;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf] (feit 1), € 1.250,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 22 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [aangever 1]van € 16,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering van € 100,00 voor immateriële schade en bepaalt dat dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] (feit 2), € 16,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [aangever 3]van € 100,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3] (feit 2), € 100,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [aangever 5]van
€ 50,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 5] (feit 2), € 50,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [aangever 9]van
€ 25,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 9] (feit 2), € 25,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [aangever 11]van
€ 30,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 11] (feit 2), € 30,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [aangever 12]van
€ 25,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 12] (feit 2), € 25,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [aangever 19]van
€ 1.570,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
13 november 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- wijst af het overig gevorderde;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 19] (feit 5), € 1.570,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 25 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [aangever 22]af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe op nihil;
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [aangever 23]af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe op nihil;
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [aangever 24]af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe op nihil;
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [aangever 25]af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe op nihil;
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [aangever 26]af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en
mr. R. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 december 2024.
Mr. De Brouwer is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
Zaak 1 - feit 1:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 10 juli 2017 tot en met
16 augustus 2017 te Waalwijk en/of Utrecht en/of Tilburg en/of Maartensdijk, gemeente
De Bilt en/of Houten en/of Gorinchem, in elk geval in een of meer plaats(en) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van in totaal € 4.044,53
(telkens) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer voorwerp(en), te weten voornoemd geldbedrag ad € 4.044,53, in ieder geval enig geldbedrag, (telkens) gebruik heeft/hebben gemaakt, en/of (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd voorwerp was en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie voornoemd geldbedrag voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a + b Wetboek van Strafrecht en 420quater Wetboek van strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 7 augustus 2017 tot en met
16 augustus 2017 te Waalwijk en/of Utrecht en/of Tilburg en/of Maartensdijk, gemeente
De Bilt en/of Houten en/of Gorinchem, in elk geval in een of meer plaats(en) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van in totaal € 4.044,53
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
(art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht)
2
Zaak 2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 augustus 2017 tot en met 20 april 2018 te Waalwijk en/of Utrecht en/of Tilburg en/of Berkel en Rodenrijs en/of Geldrop en/of Ede, in elk geval een of meer plaats(en) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een of meer geldbedrag(en), te weten
* € 16,95 (van [aangever 1] ) en/of
* € 132, 50 (van [aangever 2] ) en/of
* € 106,95 (van [aangever 3] ) en/of
* € 56,95 (van [aangever 4] ) en/of
* € 56,95 (van [aangever 5] ) en/of
* € 50,00 (van [aangever 6] ) en/of
* een onbekend gebleven geldbedrag (van [naam 7] ) en/of
* € 54,00 (van [aangever 7] en/of
* € 43,75 (van [aangever 8] )
* € 25,00 (van [aangever 9] ) en/of
* € 50,00 (van [aangever 10] ) en/of
* € 30,00 (van [aangever 11] ) en/of
* € 25,00 (van [aangever 12] ) en/of
* € 59,95 (van [aangever 13] ) en/of
* € 75,00 (van [aangever 14] ),
(telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer voorwerp(en), te weten voornoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), (telkens) gebruik heeft gemaakt, en/of (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd voorwerp was en/of heeft verborgen en/of verhuld wie op voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden
heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a + b Wetboek van Strafrecht en 420quater Wetboek van strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 augustus 2017 tot en met 20 april 2018 te Waalwijk en/of Utrecht en/of Tilburg en/of Berkel en Rodenrijs en/of Geldrop en/of Ede, in elk geval een of meer plaats(en) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten
- een of meer geldbedrag(en), te weten
* € 16,95 (van [aangever 1] ) en/of
* € 132,50 (van [aangever 2] ) en/of
* € 106,95 (van [aangever 3] ) en/of
* € 56,95 (van [aangever 4] ) en/of
* € 56,95 (van [aangever 5] ) en/of
* € 50,00 (van [aangever 6] ) en/of
* een onbekend gebleven geldbedrag (van [naam 7] ) en/of
* € 54,00 (van [aangever 7] en/of
* € 43,75 (van [aangever 8] )
* € 25,00 (van [aangever 9] ) en/of
* € 50,00 (van [aangever 10] ) en/of
* € 30,00 (van [aangever 11] ) en/of
* € 25,00 (van [aangever 12] ) en/of
* € 59,95 (van [aangever 13] ) en/of
* € 75,00 (van [aangever 14] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
(art 420bis. 1 Wetboek van Strafrecht)
3
Zaak 3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 oktober 2017 tot en met 15 maart 2018 te Tilburg en/of Utrecht en/of Scherpenzeel en/of Alkmaar en/of Veenendaal en/of Eindhoven en/of Roosendaal en/of Heerhugowaard en/of Beverwijk en/of Evergem en/of Bergen op Zoom en/of Rotterdam en/of Middelburg en/of Sassenheim en/of Amsterdam en/of Waalre en/of Almere, n elk geval een of meer plaats(en) in Nederland en/of België, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim en/of geweld en/of bedreiging met geweld
- [aangever 17] (aangifte 1) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van in totaal € 550 en/of
- [aangever 18] (aangifte 2) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van in totaal € 1.000 en/of
- [aangever 19] (aangifte 3) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van in totaal € 6.350 en/of
- [aangever 20] (aangifte 4) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van in totaal € 15 en/of
- [aangever 21] (aangifte 5) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van € 500 en/of
- [aangever 22] (aangifte 6) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van in totaal C 7.950 en/of
- [aangever 16] (aangifte 10) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van in totaal € 1.786,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die voornoemde perso(o)n(en), in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte, welke bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim hierin bestond(en) dat door verdachte en/of zijn mededader(s) werd gedreigd dat
- voornoemde personen een dame zouden hebben verleid wat een meisje van 12 zou zijn/is en/of,
- hiervan zouden bewijzen zijn, zoals naaktfoto’s die voornoemde personen (zouden) hebben gestuurd aan/naar het minderjarige slachtoffer (wat onder pedofilie zou vallen) en/of
- de (chat)gesprekken van voornoemde personen met de minderjarige zouden zijn gefilmd en/of gefotografeerd en/of
- voornoemde personen zouden zijn geobserveerd en/of
- voornoemde personen zouden het heel simpel kunnen oplossen door € 500, in ieder geval door enig bedrag, te betalen. Dan zouden voornoemde personen van verdachte en/of zijn mededaders af zijn en zou ook elk bewijs dat er is worden gewist en/of
- anders zou het volgende gebeuren; het slachtoffer van 12 zou naar de politie gaan en aangifte doen, ook zou het slachtoffer getuigen hebben, die een getuigenis zouden gaan afleggen en/of ook zou het slachtoffer een schadevergoeding claimen in de rechtszaak en/of ook zouden er 3 meisjes (van 12 jaar) zijn gevonden die tegen betaling een aangifte zouden gaan doen en een verklaring zouden gaan afleggen en/of
- er zou een website over voornoemde personen worden aangemaakt met alle bewijzen en
familieleden en/of vrienden zouden worden ingelicht via Facebook of via telefoonnummer indien verdachte en/of mededaders die zouden hebben en/of ook zou alles worden gepubliceerd op diverse websites met screenshots en nummer van voornoemde personen erbij en/of 25 brieven met foto’s en bewijzen zouden worden verstuurd naar de werkgever van voornoemde personen en voornoemde personen/of
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestonden dat door verdachte en/of zijn
mededaders
- voornoemde personen met de dood heeft/hebben bedreigd onder andere met volgende
bewoordingen:
“ik schiet een kogel door je kop” en/of
“het meisje die hebt verleid en naaktfotos hebt gestuurd is van mij ik ben haar pooier en maak jou graag dood” en/of
“Als ik jou dan moet pakken is het klaar en lig je in je graf dus los dit op met mij” en/of
- een afbeelding en/of foto heeft/hebben gestuurd van een man in hesje van motorclub No
Surrender met daarbij de woorden dat hij al X-aantal jaar zou hebben vastgezeten en/of een
afbeelding en/of foto van een mes heeft/hebben gestuurd en/of heeft/hebben gezegd dat een
motorclub is ingeschakeld;
(art 317 Wetboek van Strafrecht en/of 318 Wetboek van Strafrecht juncto art 47 lid 1 onder 1 Wetboek van Strafrecht)
4
Zaak 3 - Feit 4:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 oktober 2017 tot en met 10 december 2017 te Tilburg en/of Utrecht en/of Scherpenzeel en/of Alkmaar en/of Veenendaal en/of Eindhoven en/of Roosendaal en/of Heerhugowaard en/of Beverwijk en/of Evergem en/of Bergen op Zoom en/of Rotterdam en/of Middelburg en/of Sassenheim en/of Amsterdam en/of Waalre en/of Almere, in elk geval een of meer plaats(en) in Nederland en/of België,
ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim en/of geweld en/of bedreiging met geweld
- [aangever 23] (aangifte 7) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van € 500 en/of
- [aangever 24] (aangifte 8) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van € 500 en/of
- [aangever 15] (aangifte 9) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van € 500 en/of
- Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel van de Dienst Regionale Recherche Rotterdam (zaak11) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van € 10.000 en/of
- [aangever 25] (aangifte 12) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van € 500 en/of
- [aangever 26] (aangifte 13) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van € 500 en/of
- [aangever 27] (aangifte 14) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van € 500 en/of
- [aangever 28] (aangifte 15) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van € 500 en/of
- [aangever 29] (aangifte 16) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van € 500
in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die voornoemde personen, in elk geval aan anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim hierin bestonden dat door verdachte en/of zijn mededaders werd gedreigd dat
- voornoemde personen een dame zouden hebben verleid wat een meisje van 12 zou zijn/is en/of,
- hiervan zouden bewijzen zijn, zoals naaktfoto’s die voornoemde personen (zouden) hebben gestuurd aan/naar het minderjarige slachtoffer (wat onder pedofilie zou vallen) en/of
- de (chat)gesprekken van voornoemde personen met de minderjarige zouden zijn gefilmd en/of gefotografeerd en/of
- voornoemde personen zouden zijn geobserveerd en/of
- voornoemde personen zouden het heel simpel kunnen oplossen door C 500, in ieder geval door enig bedrag, te betalen. Dan zouden voornoemde personen van verdachte en/of zijn mededaders af zijn en zou ook elk bewijs dat er is worden gewist en/of
- anders zou het volgende gebeuren; het slachtoffer van 12 zou naar de politie gaan en aangifte doen, ook zou het slachtoffer getuigen hebben, die een getuigenis zouden gaan afleggen en/of ook zou het slachtoffer een schadevergoeding claimen in de rechtszaak en/of ook zouden er 3 meisjes (van 12 jaar) zijn gevonden die tegen betaling een aangifte zouden gaan doen en een verklaring zouden gaan afleggen en/of
- er zou een website over voornoemde personen worden aangemaakt met alle bewijzen en
familieleden en/of vrienden zouden worden ingelicht via Facebook of via telefoonnummer indien verdachte en/of mededaders die zouden hebben en/of ook zou alles worden gepubliceerd op diverse websites met screenshots en nummer van voornoemde personen erbij en/of 25 brieven met foto’s en bewijzen zouden worden verstuurd naar de werkgever van voornoemde personen en voornoemde personen/of welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat door verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde personen met de dood heeft/hebben bedreigd onder andere met de volgende
bewoordingen:
“nu kun je vrezen voor je leven” en/of
“ik zal jou net zo vaak steken tot ik alles van je heb” en/of
“als je me nog een keer bokkeerd steek ik je deze week dood” en/of
“moet ik jou echt opstraat om het leven brenge?” en/of
“wil je toch een spelletje spelen dan ga je het kanaal in” en/of
“dus als jij netjes 500 betaald kan jij verder en veilig rond leven en hoeg je niet achter je te kijken dat je zomaar met een mes neer geprikt word” en/of
“geloof me blokker je nu wer dan maak ik een eind aan je leven” en/of
“doe maar aangiftes jongens hier vermoorden jiu en gooien je in het kanaal” en/of
“en ik kom jou opzoeken met me vriendjes, zullen we jou even rood laten spuiten, succes he, ik beloof jou dat jou nier kapot gaat” en/of
“jij gaat branden” en/of
“of je betaald Nu of je gaat zien ik ga jou geen kansen meer geven alleen pijn dus wees slim
betaal mij en maak me niet gek anders overkomt je iets weet waar je woont en hoe ik je beste kan laten bloeden” en/of
“ik heb goed nagedacht en ik wil inderdaad vastzitten om jou iets aan te doen” en/of
- een afbeelding en/of foto heeft/hebben gestuurd van een man in hesje van motorclub No
Surrender met daarbij de woorden dat hij al een X-aantal jaar heeft vastgezeten en/of een
afbeelding en foto van een mes heeft/hebben gestuurd en/of heeft/hebben gezegd dat een
motorclub is ingeschakeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 317 Wetboek van Strafrecht en/of 318 Wetboek van Strafrecht juncto art 45 juncto art 47 lid 1 onder 1 Wetboek van Strafrecht)
5
Zaak 3 - Feit 5:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 oktober 2017 tot en met
9 maart 2018 te Tilburg en/of Utrecht en/of Scherpenzeel en/of Alkmaar en/of Veenendaal en/of Eindhoven en/of Roosendaal en/of Heerhugowaard en/of Beverwijk en/of Evergem en/of Bergen op Zoom en/of Rotterdam en/of Middelburg en/of Sassenheim en/of Amsterdam en/of Waalre en/of Almere, in elk geval een of meer plaats(en) in Nederland en/of België, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) een of meer geldbedrag(en), te weten
* € 550 ( [aangever 17] aangifte 1) en/of
* € 1.000 ( [aangever 18] aangifte 2) en/of
* € 6.350 ( [aangever 19] aangifte 3) en/of
* € 15 ( [aangever 20] aangifte 4) en/of
* € 500 ( [aangever 21] aangifte 5) en/of
* € 7.950 ( [aangever 22] aangifte 6) en/of
* € 1.786 ( [aangever 16] aangifte 10),
heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of
omgezet, althans van een of meer voorwerp(en), te weten voornoemd(e) goed(eren) en/of
geldbedrag(en), (telkens) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn
mededaders (telkens) wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat die voorwerpen
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enige misdrijven;
(art 420bis lid 1 ahf/ onder b SR jo. 420quater SR jo 47 lid 1 onder 1 SR)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 mei 2018 te Tilburg en/of Utrecht en/of Scherpenzeel en/of Alkmaar en/of Veenendaal en/of Eindhoven en/of Roosendaal en/of Heerhugowaard en/of Beverwijk en/of Evergem en/of Bergen op Zoom en/of Rotterdam en/of Middelburg en/of Sassenheim en/of Amsterdam en/of Waalre en/of Almere, in elk geval een of meer plaats(en) in Nederland en/of België,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) een of meer geldbedrag(en), te weten
* € 550 ( [aangever 17] aangifte 1) en/of
* € 1.000 ( [aangever 18] aangifte 2) en/of
* € 6.350 ( [aangever 19] aangifte 3) en/of
* € 15 ( [aangever 20] aangifte 4) en/of
* € 500 ( [aangever 21] aangifte 5) en/of
* € 7.950 ( [aangever 22] aangifte 6) en/of
* € 1.786 ( [aangever 16] aangifte 10),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
(art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht)