ECLI:NL:RBZWB:2024:8911

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
02-008198-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingszaak betreffende wederrechtelijk verkregen voordeel uit witwassen

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak onder parketnummer 02-008198-20. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1999, die op 6 december 2024 terechtstond op verdenking van het plegen van meerdere misdrijven. Tijdens deze zitting werd de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. de Pagter, tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel behandeld. De officier van justitie stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 9.925,53 bedroeg, gebaseerd op een berekening van het Openbaar Ministerie van 28 december 2022. De officier verzocht de rechtbank om de betalingsverplichting van de verdachte op nihil te stellen, gezien de omstandigheden van de zaak.

De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. M.C.F. Jansen, steunde dit verzoek en stelde dat de verdachte geen draagkracht heeft om enig bedrag aan justitie te betalen. De rechtbank heeft de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging in overweging genomen. In haar oordeel concludeerde de rechtbank dat op basis van het dossier niet aannemelijk was geworden voor welk bedrag de verdachte voordeel had verkregen uit het gepleegde witwassen. Daarom werd de vordering van de officier van justitie afgewezen.

In het vonnis werd de verdachte tevens veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 120 uur voor het meermalen medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie van 15 augustus 2023 tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Het vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 20 december 2024, waarbij mr. R.J.H. de Brouwer als voorzitter fungeerde, samen met mr. T.M. Brouwer en R. de Jong als rechters.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-008198-20
vonnis van de rechtbank d.d. 20 december 2024
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. M.C.F. Jansen, advocaat te Breda

1.De procedure

Betrokkene heeft op de zitting van 6 december 2024 terecht gestaan op verdenking van het plegen van meerdere misdrijven. Op diezelfde zitting is de vordering van de officier van justitie mr. C.J. de Pagter tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel inhoudelijk behandeld. Daarbij hebben de officier van justitie en de raadsman hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vordert om de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 9.925,53. Dit bedrag is gebaseerd op de berekening van 28 december 2022 van het Openbaar Ministerie met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie heeft op de zitting van 6 december 2024 verzocht om de betalingsverplichting van verdachte op nihil te stellen.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de betalingsverplichting van verdachte op nihil te stellen. Betrokkene heeft geen draagkracht om enig bedrag aan justitie te betalen.

4.Het oordeel van de rechtbank

Bij vonnis van gelijke datum en onder hetzelfde parketnummer wordt verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 120 uur voor het meermalen medeplegen van witwassen. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet aannemelijk is
geworden voor welk bedrag verdachte voordeel heeft verkregen uit het door hem gepleegde witwassen. Zij zal daarom de vordering van de officier van justitie afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank wijst af de vordering van de officier van justitie van 15 augustus 2023 strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en R. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.J.E.M. Hoezen en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 december 2024.
Mr. De Brouwer is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.