ECLI:NL:RBZWB:2024:8904

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
02-051775-21 en 01-160291-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woningovervallen en poging tot overval met geweld en bedreiging

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 02-051775-21 en 01-160291-21. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van twee woningovervallen en een poging tot overval. De eerste overval vond plaats op 11 december 2020, waarbij het slachtoffer gedurende ongeveer acht uur van zijn vrijheid beroofd werd. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer onder bedreiging van geweld gedwongen om bankpassen en andere waardevolle goederen af te geven. Na de overval heeft de verdachte met de gestolen bankpassen geld gepind bij verschillende geldautomaten. De tweede overval vond plaats op 2 februari 2021, waarbij wederom geweld werd gebruikt en het slachtoffer gedwongen werd om zijn pinpas en toegangscode af te geven. De verdachte heeft ook geprobeerd om op 9 februari 2021 een andere woning te overvallen, maar dit mislukte door ingrijpen van het slachtoffer en een buurman. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-051775-21 en 01-160291-21 (gevttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave,
raadsman mr. R.A.H. van Huijgevoort, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 december 2024, waarbij de officier van justitie mr. L.J. den Braber en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
01-160291-21:samen met anderen op 11 december 2020
Feit 1:een woningoverval heeft gepleegd en
Feit 2:de bewoner gedurende meerdere uren van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden;
02-051775-21:Feit 1:samen met anderen op 2 februari 2021 een woningoverval heeft gepleegd;
Feit 2:samen met anderen op 2 februari 2021 met de door de woningoverval verkregen pinpas en pincode 2.800,- euro heeft gepind;
Feit 3:samen met anderen op 9 februari 2021 heeft geprobeerd iemand in diens woning te overvallen;
Feit 4:in de periode van 1 december 2020 tot en met 1 maart 2021 geld heeft witgewassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Bewijswaardering 01-160291-21
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woningoverval en vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] . Zij baseert zich daarbij op de aangifte door [slachtoffer 1] , de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , het technisch bewijs en de verklaring van verdachte, die op relevante punten zeer onaannemelijk is.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. [medeverdachte 1] heeft een voor verdachte belastende verklaring afgelegd, maar die verklaring dient als onbetrouwbaar te worden aangemerkt. Er was onenigheid ontstaan tussen verdachte en de andere betrokkenen, waardoor het aannemelijk is dat zij hebben geprobeerd om de schuld in de schoenen van verdachte te schuiven. Omdat verdachte gedetineerd zat in Colombia was hij een makkelijke zondebok.
Verdachte heeft verklaard dat zijn rol beperkt is gebleven tot het op de uitkijk staan en het nadien met de auto brengen van [medeverdachte 2] naar de pinautomaat waar die vervolgens geldbedragen van de rekening van [slachtoffer 1] heeft gepind. Verdachte heeft de gepinde
€ 10.000,- uiteindelijk onder zich gekregen en hij heeft de opbrengst verdeeld.
Naar het oordeel van de verdediging is verdachte geen medepleger van de diefstal
met geweld, afdreiging of wederrechtelijke vrijheidsberoving. Daarvoor is zijn rol over het geheel gezien te marginaal geweest en is hij tijdens de geweldplegingen en de vrijheidsberoving niet aanwezig geweest in de woning. Ook van een intellectuele bijdrage (vooraf) door verdachte is onvoldoende gebleken. Het op de uitkijk staan en het besturen van de auto is slechts van ondersteunende aard geweest en van onvoldoende gewicht. Het daderschap zou enkel kunnen worden gezien als medeplichtigheid, maar dat is niet ten laste gelegd. De verdediging verzoekt om verdachte integraal vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 11 december 2020 omstreeks 09.35 uur kregen verbalisanten de melding om naar de woning van aangever aan de [adres 1] te gaan, omdat deze zou zijn overvallen en de hele nacht zou zijn vastgehouden in zijn woning. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er op 11 december 2020 omstreeks 0.25 uur bij hem op de deur werd geklopt en dat er een jongen voor zijn deur stond. Op het moment dat aangever de deur open deed, vloog de jongen naar binnen en werd aangever geslagen of geduwd, waardoor hij ten val kwam. Hij voelde dat er een ijzeren voorwerp, waarschijnlijk een wapen, tegen de rechterzijde van zijn hoofd werd geduwd. De jongen sprak ook over een vuurwapen en zei dat hij aangever niet neer wilde schieten, maar liet wel duidelijk weten dat hij het wel zou doen als het nodig was. Aangever lag op dat moment op de grond in de keuken. Terwijl aangever daar lag, werd hij geschopt, geslagen en er werd een handdoek over zijn hoofd gelegd waardoor hij niets meer kon zien. Ondertussen waren er meerdere mensen de woning in gekomen en is meerdere keren aan aangever gevraagd of hij contant geld had en hoeveel geld hij op zijn rekeningen had staan. Aangever heeft onder bedreiging van het vuurwapen geld over moeten maken van zijn zakelijke rekening naar zijn privérekening. Op een gegeven moment werd aangever in de woonkamer neergelegd en werden zijn handen en benen vastgebonden. Uren later, buiten was het al licht, verlieten de daders één voor één de woning de woning. Voor ze vertrokken hoorde aangever ze spreken over het verspreiden van benzine en voelde hij dat ze natte vloeistoffen over de grond gooiden. Behalve de pinpassen hebben de overvallers de telefoon en het rijbewijs van aangever meegenomen.
Met de uit de woning van aangever weggenomen pinpassen zijn op 11 december 2020 tussen 08.01 uur en 10.14 uur verschillende pintransacties en pogingen tot pintransacties ondernomen en is voor een totaalbedrag van € 10.000,- gepind.
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de overval samen met verdachte heeft gepleegd. Verdachte zou een tip hebben gekregen dat er bij aangever geld zou liggen. Op 10 december 2020 rond 22.00 - 23.00 uur is [medeverdachte 1] door verdachte opgehaald. De auto werd bestuurd door een derde persoon. Vervolgens zijn ze naar [plaats 1] gereden. Verdachte had in zijn tas een pistool en een paar messen, waaronder een soort hakbijltje. Verdachte nam het pistool en gaf het hakbijltje aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft vervolgens aangebeld, terwijl verdachte om de hoek stond. Toen aangever open deed, liep [medeverdachte 1] gelijk naar binnen en kwam ook verdachte mee naar binnen. Verdachte heeft aangever vastgebonden. [medeverdachte 1] heeft de bankpassen van aangever gepakt en vroeg ook om de pincodes. Ondertussen was verdachte op de telefoon van aangever bezig met het overboeken van het geld. Verdachte is rond 07.00 uur met [medeverdachte 2] weggereden om te gaan pinnen, terwijl [medeverdachte 1] in de woning bij aangever bleef. Tussendoor belde verdachte met [medeverdachte 1] om door te geven hoeveel hij had gepind. Verdachte heeft [naam 1] gebeld om [medeverdachte 1] in [plaats 1] op te halen, waarna hij de woning heeft verlaten. [medeverdachte 1] heeft verdachte herkend op de camerabeelden van het pinnen op 11 december 2020 bij de Rabobank in Eindhoven.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen. De verklaringen zijn consistent en gedetailleerd en zeer belastend voor [medeverdachte 1] zelf. Daarbij wordt de verklaring van [medeverdachte 1] ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Verklaring [medeverdachte 2]
heeft verklaard dat hij op 11 december 2020 door [medeverdachte 3] werd gebeld om iemand op te halen in [plaats 1] . Het was een Surinaamse jongen en heette [naam 2] of [naam 3] . Later kwam [medeverdachte 2] er achter dat de jongen [verdachte] heet. In de auto vertelde [verdachte] dat ze net iemand hadden beroofd en dat hij nu wilde gaan pinnen met de pinpas van het slachtoffer. [verdachte] toonde tijdens de rit een wapen. [verdachte] is in Eindhoven bij verschillende pinautomaten en winkels, waaronder de Media Markt, uitgestapt om te pinnen. [medeverdachte 2] heeft een filmpje van [verdachte] moeten maken terwijl hij met het zojuist gepinde geld zat te spelen. Dit filmpje was bedoeld voor zijn vriendin in Brazilië. [medeverdachte 2] herkent [verdachte] op de camerabeelden van het pinnen op 11 december 2020 bij de Rabobank in Eindhoven.
Uit onderzoek naar de mastgegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat zijn telefoon op 11 december 2020 om 00.53.39 uur aanstraalde in [plaats 1] en vervolgens om 07.47.42 uur in Eindhoven.
[medeverdachte 3] herkent verdachte als de persoon op de foto’s die ’s ochtends
11 december 2020 bij de Rabobank aan de Kronehoefstraat en de Rabobank aan de Emmasingel te Eindhoven heeft gepind.
Sporenonderzoek
In de woning van aangever [slachtoffer 1] is een frisdrankblikje aangetroffen. Dit blikje is onderzocht en bemonsterd op humaan DNA-houdend celmateriaal [SIN drinkopening: [kenmerk 1] en SIN lipje drinkopening: [kenmerk 2] ].
Het NFI heeft in de bemonstering van de drinkopening alleen het DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] aangetroffen. In de bemonstering van het lipje van de drinkopening is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen, waaronder verdachte en slachtoffer [slachtoffer 1] . Het NFI vermeldt daarbij ten aanzien van verdachte een bewijskracht van ongeveer 80 miljoen. De rechtbank concludeert hieruit dat er DNA van verdachte op het lipje van de drinkopening van het frisdrankblikje zat.
Verklaring aangever.
Aangever heeft verklaard dat hij op enig moment in zijn woning drinken kreeg uit een blikje Footz.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat in de woning van zijn neef [neef verdachte] , aan de [adres 2] , het plan is besproken om ‘geld te gaan halen’ bij de buurman, in de woning aan de [adres 1] . Hij heeft zelf alleen op de uitkijk gestaan en is later alleen daar binnen geweest om te vragen waarom het zo lang duurde en om wat te eten en te drinken. In de woning van het slachtoffer kregen de medeverdachten de pinpassen van het slachtoffer, waarna er van zijn rekeningen gepind is. In totaal is er € 10.000,- gepind. Verdachte heeft het geldbedrag van €10.000,- onder zich gekregen omdat hij de oudste was en hij heeft vervolgens in België geprobeerd het bedrag over te maken naar een rekening van zijn vriendin in Chili. Dit is niet gelukt. Verdachte heeft daarna € 2.600,- voor zichzelf gehouden en de rest verdeeld onder de medeverdachten.
Gelet op het bovenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging en zullen de verklaringen van [medeverdachte 1] worden gebruikt voor het bewijs.
Op grond van de aangifte, de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , het in de woning van aangever aangetroffen DNA-materiaal van verdachte op het lipje van het blikje en niet op het drinkgedeelte, de resultaten van het onderzoek naar de telefoon van verdachte, de herkenningen van verdachte als pinner en de aanwezigheid van verdachte op essentiële momenten, blijkende uit zijn verklaring, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen met de medeverdachten de overval, de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de pintransacties heeft gepleegd.
De rechtbank acht de lezing van verdachte, dat hij slechts op de uitkijk stond en dus een beperkte rol had, onaannemelijk. Deze verklaring vindt geen steun in het dossier, terwijl de verklaring van [medeverdachte 1] , inhoudende dat verdachte het plan heeft bedacht en de leiding had, wel steun vindt in het dossier. De gestelde beperkte rol laat zich naar het oordeel van de rechtbank ook niet rijmen met het feit dat het verdachte was die het geldbedrag van
€ 10.000,- onder zich had, heeft geprobeerd dit bedrag over te maken naar zijn vriendin in Chili en toen dit niet lukte, heeft besloten € 2.600,00 voor zichzelf te houden en de rest te verdelen onder de medeverdachten.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de onder 1 en 2 aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Bewijswaardering 02-051775-21
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde woningoverval en onder 2 ten laste gelegde diefstal met behulp van de gestolen pinpas van [slachtoffer 3] . Ten aanzien van feit 3 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot woningoverval van [slachtoffer 2] . Zij baseert zich daarbij op de aangiften van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , de verklaringen van de [medeverdachte 1] , het technisch bewijs en de verklaring van verdachte, die op relevante punten zeer onaannemelijk is. Ook het onder 4 ten laste gelegde feit, witwassen, acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaring van verdachte en het aangetroffen stortingsbewijs.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Ten aanzien van feit 1 kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte samen met [medeverdachte 1] de woningoverval op [slachtoffer 3] op 2 februari 2021 heeft gepleegd. Gelet op de
objectieve bewijsmiddelen in dit dossier lijkt het er eerder op dat [medeverdachte 3] dit samen met [medeverdachte 1] heeft gedaan. De belastende verklaringen zijn onbetrouwbaar en op verschillende onderdelen onjuist en/of leugenachtig en kunnen wat de verdediging betreft niet worden gebezigd tot de bewijsconstructie. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken voor het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3 kan het van meet af aan afgelegde alternatieve scenario van verdachte niet als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. De rechtbank kan, ondanks het aangetroffen DNA op het mes dat matcht met het DNA van verdachte, niet zonder gerede twijfel stellen dat verdachte de overal heeft gepoogd te plegen met [medeverdachte 1] . Daarom verzoekt de verdediging om verdachte eveneens vrij te spreken van het ten laste gelegde onder feit 3.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de verklaring van verdachte.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 2 februari 2021 werd door aangever [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een overval in zijn woning aan het [adres 3] . Aangever verklaarde dat er op 2 februari 2021 omstreeks 18.45 uur bij hem werd aangebeld en dat er een donker getinte man met een mes voor zijn deur stond. Op het moment dat aangever de deur open deed, zag hij nog een man staan, die een hakbijltje bij zich droeg. Aangever heeft nog geprobeerd om zijn voordeur dicht te duwen, maar het lukte de overvallers om bij hem binnen te komen. De polsen van aangever zijn vervolgens vastgebonden met duct tape en ook zijn mond werd dichtgeplakt. De telefoon van aangever werd afgepakt en onder bedreiging moest hij de code van zijn telefoon geven. Ook werd zijn pinpas uit zijn portemonnee gepakt. De overvallers vroegen of aangever contact geld in huis had liggen. Toen bleek dat dat niet het geval was, hebben de overvallers de rekeningen van aangever bekeken. Op dat moment stond er € 2.600,00 op de betaalrekening en € 200,00 op de spaarrekening van aangever. Een van de overvallers is met de telefoon van aangever en het bankpasje naar buiten gegaan om het geld te pinnen. Ondertussen is geprobeerd om via whatsapp berichten aan een vriend van aangever aan nog meer geld te komen, maar dat mislukte. Behalve de pinpas hebben de overvallers de iPad, het rijbewijs en het paspoort van aangever meegenomen.
Met de uit de woning van aangever weggenomen pinpassen zijn op 2 februari 2021 tussen 19.58 uur en 20.27 uur verschillende pintransacties en pogingen tot pintransacties ondernomen, voor een totaalbedrag van € 2.800,00 waardoor dus al het geld van de aangever is opgenomen.
Op 9 februari 2021 is aangifte gedaan door [slachtoffer 2] van een poging om hem te overvallen in zijn woning aan de [adres 4] . Aangever verklaarde dat er op 9 februari 2021 omstreeks 19.35 uur bij hem werd aangebeld en dat er een donker getinte jongen voor zijn deur stond. Op het moment dat aangever de deur opende, stormde de jongen gelijk op hem af en riep daarbij ‘naar binnen’. Aangever zag dat de jongen een hakbijl uit zijn broekband pakte en zijn woning instapte. Aangever heeft geprobeerd om de hakbijl van de jongen af te pakken, waardoor er een worsteling ontstond. Het lukte aangever om de jongen zijn huis uit te werken, maar op het moment dat hij de voordeur dicht wilde doen, kwam de jongen opnieuw zijn huis binnen. De jongen had nog steeds de hakbijl vast en richtte deze naar aangever. Aangever heeft de jongen en de hakbijl opnieuw vastgepakt en schreeuwde daarbij om hulp. De jongen zei dat hij een pistool had en pakte een lijmpistool uit zijn zak welke hij tegen aangever probeerde te drukken. Op dat moment hoorde aangever zijn buurman bij zijn voordeur schreeuwen. Aangever zag kans om de hakbijl af te pakken en de jongen naar buiten te werken. Eenmaal buiten vroeg de jongen op een dwingende manier zijn hakbijl terug te geven en toen dit niet gebeurde, is hij weggelopen.
Sporenonderzoek
De hakbijl die de dader gebruikte bij de poging woningoverval op 9 februari 2021 is achtergebleven in de woning van aangever [slachtoffer 2] . De bijl is onderzocht en het gehele heft is bemonsterd op humaan DNA-houdend celmateriaal [SIN: [kenmerk 3] ].
Onderzoek NFI
In de bemonstering van het heft is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen, dat onder andere matcht met het DNA van verdachte. Het NFI vermeldt daarbij een bewijskracht van meer dan 1 miljard.
Verklaringen [medeverdachte 1]
is over zowel de overval op 2 februari 2021 als de poging overval op 9 februari 2021 gehoord. Over de overval op 2 februari 2021 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij de overval samen met verdachte heeft gepleegd. Verdachte zou op 25 januari 2021, na een ruzie op het station van Tilburg, met het idee van de overval zijn gekomen. [medeverdachte 1] en verdachte zijn op 2 februari 2021 samen naar de woning van aangever gegaan. Verdachte had een tas met messen bij zich. Hij gaf het hakmes aan [medeverdachte 1] . Verdachte heeft aangebeld en [medeverdachte 1] bleef om de hoek staan wachten. Toen de voordeur werd geopend is verdachte naar binnen gelopen en heeft hij de handen van het slachtoffer vastgebonden en tape op zijn mond geplakt. Verdachte heeft gevraagd waar de bankpas van aangever lag, waarna [medeverdachte 1] deze is gaan halen. Vervolgens vroeg verdachte om de telefoon van aangever en of hij internetbankieren had. Aangever moest zijn toegangscode en de code van de ING-app geven. Verdachte heeft € 2.000,00 overgemaakt naar de lopende rekening van aangever en is daarna naar buiten gegaan om te gaan pinnen. [medeverdachte 1] bleef met aangever achter in de woning. [medeverdachte 1] had telefonisch contact met verdachte en kreeg de opdracht om in het huis op zoek te gaan naar waardevolle spullen. [medeverdachte 1] heeft de iPad van aangever in de tas gedaan, waarna hij de woning heeft verlaten.
Ten aanzien van de poging overval op 9 februari 2021 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij op
9 februari 2021 tussen 19.00 en 20.00 uur samen met verdachte in de [straat] was. Verdachte vertelde aan [medeverdachte 1] dat hij een tip had gehad dat er geld zou liggen in het huis van aangever en vroeg aan [medeverdachte 1] of hij mee ging. Verdachte deed zijn rugzak open en [medeverdachte 1] zag dat daar twee messen in zaten. [medeverdachte 1] heeft vervolgens gezegd dat hij niet meeging waarna hij de andere kant op is gelopen. Hij zag nog wel dat verdachte bij de woning heeft aangebeld.
Camerabeelden Opsporing Verzocht
Door het onderzoeksteam werden camerabeelden veiliggesteld van de omgeving van de woningoverval op de [adres 3] en van de omgeving van de [adres 4] . Deze camerabeelden zijn door de politie vergeleken en de signalementen van de overvallers van beide data kwamen overeen. Deze beelden werden op dinsdag 16 februari 2021 getoond bij het televisieprogramma Opsporing Verzocht. Naar aanleiding van deze uitzending ontving de politie een tip van [tipgever] , die verklaarde dat hij de man op de beelden herkende als zijnde [verdachte] .
Uit het onderzoek van de telefoon van verdachte bleek dat zijn telefoon op 2 februari 2021 tussen 17.25 uur en 17.55 uur aanstraalde in de buurt van Albert Heijn XL in Tilburg, de plek waarover de [medeverdachte 1] verklaarde dat hij daar met verdachte had afgesproken. Vervolgens straalde de telefoon van verdachte om 20.06 uur aan in de buurt van de [adres 5] , de plek waar rond die tijd is gepind met de pinpas van aangever. Om 20:48 uur wordt met de telefoon van verdachte gebeld naar Tilburg City Taxi. De taxichauffeur verklaarde dat hij die avond rond 21.00 uur een donker getinte jongen heeft opgehaald op de hoek Stedekestraat/Wilhelminapark te Tilburg. De jongen wilde naar het station in [plaats 2] worden gebracht en vertelde onderweg onder andere dat hij niet in Nederland woonde, profvoetballer was in Chili en naar Nederland was gekomen om op het adres van zijn moeder zijn nieuwe pinpas op te halen.
Feit 1 en 2 – woningoverval en diefstal geldbedrag op 2 februari 2021 in Tilburg:
De rechtbank heeft hiervoor onder 4.1.3 vastgesteld dat zij de verklaringen van [medeverdachte 1] ten
aanzien van de overval op 11 december 2020 betrouwbaar acht. Er is in het dossier en in hetgeen is besproken tijdens het onderzoek ter terechtzitting geen aanleiding om ten aanzien van zijn verklaring over deze feiten anders te oordelen. Daarvoor is wederom redengevend dat [medeverdachte 1] met die verklaring ook zichzelf belast. Daarnaast wordt de verklaring van [medeverdachte 1] ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo zijn de verklaringen van [medeverdachte 1] gedetailleerd en worden die details teruggezien in de aangiftes. De rechtbank zal de verklaringen van [medeverdachte 1] daarom ook ten aanzien van deze feiten als uitgangspunt nemen.
Op grond van de aangifte, de verklaringen van [medeverdachte 1] , de resultaten van het onderzoek naar de telefoon van verdachte en de verklaring van de taxichauffeur is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen met [medeverdachte 1] de overval van de woning van aangever [slachtoffer 3] heeft gepleegd en dat verdachte vervolgens met de pinpas van aangever in totaal € 2.800,00 heeft gepind.
Verdachte heeft bij de politie zijn betrokkenheid bij de overval op 2 februari 2021 en de poging overval op 9 februari 2021 ontkend. Op 2 en 9 februari 2021 zou hij in het buitenland hebben verbleven. Uit het onderzoek naar zijn vliegbewegingen is echter gebleken dat verdachte op 8 februari 2021 een vlucht heeft geboekt voor de datum
10 februari 2021 om 23.40 uur van Madrid naar Mexico. Desgevraagd antwoordde verdachte dat hij zich heeft vergist en dat hij begin februari 2021 hoogstwaarschijnlijk bij zijn zus in [plaats 2] of bij zijn moeder in [plaats 3] verbleef. Verdachte blijkt aldus geen alibi te hebben voor de data van de ten laste gelegde feiten.
Gelet al hetgeen hiervoor is overwogen in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Feit 3 – poging overval op 9 februari 2021 in Tilburg:
Op basis van de aangifte, de verklaringen van [medeverdachte 1] , het aangetroffen DNA op de hakbijl dat matcht met het DNA van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen waarin de daders van de overvallen op 2 en 9 februari 2021 met elkaar worden vergeleken en het onderzoek aan de telefoons, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte degene is geweest die de poging overval heeft gepleegd. Verdachte heeft voor het op de hakbijl aangetroffen en aan hem toe te schrijven DNA-materiaal geen aannemelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven. De blote stelling, dat het niet anders kan zijn dat anderen die hakbijl uit de woning van zijn moeder hadden gehaald in een poging op goed geluk DNA van hem daarop aan te treffen, teneinde verdachte deze feiten in de schoenen te kunnen schuiven, legt de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
Ook heeft verdachte geen alibi voor het moment van de overval. Tevens heeft de verdachte geen verklaring voor het bericht van 10 februari 2021 van [gebruikersnaam] , dat hij ‘een
torrie heeft geklapt met [medeverdachte 1] ’. In dit zelfde gesprek wordt gesproken over een koffer van [gebruikersnaam] die nog bij [medeverdachte 3] zou staan. “ [gebruikersnaam] ” geeft als zijn mailadres: [e-mailadres] en als zijn volledige namen: [verdachte] . Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 3] is er een koffer aangetroffen die volgens [medeverdachte 3] van verdachte zou zijn.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de poging woningoverval heeft gepleegd.
Nu [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij al voor de overval is vertrokken en aangever spreekt over slechts één dader, zal verdachte partieel worden vrijgesproken van het in vereniging plegen van de poging woningoverval op 9 februari 2021.
Feit 4 – witwassen:
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank als volgt. Zoals hiervoor overwogen, staat vast dat verdachte na de mede door hem gepleegde overval op 11 december 2020 het bij de overval buit gemaakte bedrag van € 10.000,- onder zich heeft gehouden. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij heeft geprobeerd om het hele bedrag over te boeken naar zijn vriendin in Chili. Toen dit niet lukte, heeft hij € 2.600,00 zelf gehouden en de rest verdeeld onder de medeverdachten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het eenvoudig witwassen van het van de overval afkomstige geldbedrag. Verdachte heeft het geld gedeeltelijk zelf gehouden en in het reguliere betalingsverkeer gebracht.
4.3
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
01-160291-21:
1
op 11 december 2020 te [plaats 1] , gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres 1]
A. een telefoon en een rijbewijs
diegeheel toebehoorde
naan [slachtoffer 1] heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en
B.
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van bankpassen en bij die bankpassen behorende pincodes, toebehorende aan die [slachtoffer 1] , als volgt hebben gehandeld, welk geweld en welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- die [slachtoffer 1] hebben vastgegrepen en terug de woning (gelegen aan de [adres 1] ) in hebben geduwd en op/naar de grond hebben geduwd en
- met een vuurwapen, althans een hard en/of zwaar voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben geslagen en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt en gericht gehouden en doorgeladen en
- een handdoek over het hoofd van die (op de grond liggende) [slachtoffer 1] hebben gelegd en
- die [slachtoffer 1] de woorden hebben toegevoegd: “Heb je contant geld in huis” en “niet liegen en gewoon meewerken” en “hoeveel geld heb je op je bankrekening staan”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en
- die (op de grond liggende) [slachtoffer 1] meermalen hebben geschopt en geslagen en
- die [slachtoffer 1] de woorden hebben toegevoegd: “Ik heb ook een hamer bij me en daarmee kan ik je kop in slaan” en “zal ik een mes pakken dan steek ik die in je rug”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt en daarbij dreigend hebben gevraagd om diens pincode en het wachtwoord van diens telefoon en
- de armen en de benen van die [slachtoffer 1] aan elkaar hebben vastgebonden en
- ( vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd dat, als hij binnen een half uur op zou staan verdachten terug zouden komen en die [slachtoffer 1] dan kapot zouden schieten en alles in brand zouden steken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking;
2
op 11 december 2020 te [plaats 1] , gemeente Laarbeek, in een woning gelegen aan de [adres 1] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk meerdere uren van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders met dat opzet:
- die [slachtoffer 1] vastgegrepen en terug de woning (gelegen aan de [adres 1] ) in geduwd en naar de grond heeft geduwd en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op (het hoofd) van die [slachtoffer 1] gedrukt en gericht (gehouden) en doorgeladen en
- een handdoek over het hoofd van die (op de grond liggende) [slachtoffer 1] gelegd en
- die op de grond liggende [slachtoffer 1] meermalen geschopt en geslagen en
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: “Ik heb ook een hamer bij me en daarmee kan ik je kop in slaan” en “zal ik een mes pakken dan steek ik die in je rug”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en
- de armen en de benen van die [slachtoffer 1] aan elkaar vastgebonden en
- ( vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat als hij binnen een half uur op zou staan verdachten terug zouden komen en die [slachtoffer 1] dan kapot zouden schieten en alles in brand zouden steken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en/of
- continu en langdurig in de nabijheid van die [slachtoffer 1] verbleven en een dreigende sfeer gecreëerd en in stand gehouden waardoor die [slachtoffer 1] werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij wilde.
02-051775-21:
1
hij op 2 februari 2021 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan het [adres 3] , heeft weggenomen een telefoon en ipad en portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (pin)codes van een telefoon en bankpas, toebehorende aan die [slachtoffer 3] , welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader:
- aan die [slachtoffer 3] bij de voordeur een mes en een hakbijl hebben getoond en (vervolgens)
- de woning van die [slachtoffer 3] zijn binnengedrongen en de voordeur hebben gesloten en (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd: “we hebben een mes bij en een pistool“ en “luister ik ben geen moordenaar en hij is dat wel”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking, en (vervolgens)
- tegenover die [slachtoffer 3] zijn gaan staan teneinde de doorgang te beletten en (vervolgens)
- de mond en de polsen van die [slachtoffer 3] met duct tape hebben dichtgeplakt en vastgebonden;
2
hij omstreeks 2 februari 2021 te Tilburg, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, vanaf meerdere bankrekeningen op naam van aangever [slachtoffer 3]
heeftweggenomen meerdere geldbedragen (te weten een bedrag van totaal ongeveer 2800 euro) toebehorende aan die [slachtoffer 3] , waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door bij een pinautomaat onder gebruikmaking van een wederrechtelijk weggenomen bankpas en bijbehorende pincode van voornoemde bankrekeningen voornoemde geldbedragen op te nemen, tot welk gebruik verdachte en zijn mededader niet bevoegd waren;
3
op 9 februari 2021 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres 4] weg te nemen goederen en geld van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 2] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken:
- die [slachtoffer 2] tegen een deur heeft geduwd en (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: “Naar binnen nu” en (vervolgens)
- aan die [slachtoffer 2] een mes heeft getoond en (vervolgens)
- meermalen de woning van die [slachtoffer 2] is binnengedrongen en binnen gestapt en (vervolgens)
- meermalen de voordeur heeft gesloten en geblokkeerd en (vervolgens)
- meermalen voornoemd mes in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gericht en getoond en (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: “Ik heb een pistool, we gaan nu naar binnen“ en (vervolgens) een lijmpistool heeft getoond en (vervolgens)
- voornoemd lijmpistool tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft aangedrukt en (vervolgens)
- meermalen heeft gezegd: “Ik schiet, ik schiet”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
in de periode van 11 december 2020 tot en met 1 maart 2021 te Tilburg en [plaats 1] , althans in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en van dat
geldbedraggebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat
geldbedraggeheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaar met aftrek van voorarrest. De officier van justitie gaat er daarbij van uit dat de onder 01-160291-21 en onder 02-051775-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten telkens gepleegd zijn in meerdaadse samenloop en heeft bij de strafeis acht geslagen op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair ten aanzien van de onder 01-160291-21 en onder 02-051775-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten geen strafmaatverweer gevoerd, omdat vrijspraak is bepleit.
Subsidiair, en ten aanzien van het onder 02-051775-21 onder 4 ten laste gelegde, verzoekt de verdediging om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de tijd die hij in uitleveringsdetentie in Colombia heeft doorgebracht. Gelet hierop wordt verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 11 december 2020 en op 2 februari 2021 schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee woningovervallen waarbij het slachtoffer op 11 december 2020 ongeveer 8 uur wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd is geweest. De overvallers hadden wapens bij zich, waaronder in één geval een vuurwapen. Verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers onder bedreiging bankpassen, identiteitsbewijzen en andere goederen afhandig gemaakt. Bij beide woningovervallen is fors geweld gebruikt tegen de slachtoffers en zijn hun armen en benen met duct tape vastgebonden. Vervolgens is verdachte bij verschillende geldautomaten gaan pinnen. Daarnaast heeft verdachte zich op 9 februari 2021 schuldig gemaakt aan een poging overval, waarbij verdachte wederom bewapend de woning van een nieuw slachtoffer is binnengedrongen. Dat het bij een poging is gebleven is te danken aan het ingrijpen van het slachtoffer en zijn buurman.
Dit zijn zeer ernstige feiten waarbij verdachte met zijn medeverdachten enkel en alleen aan hun eigen geldelijk gewin hebben gedacht en de slachtoffers in een voor hen buitengewoon beangstigende situatie hebben gebracht. Fysiek geweld en de dreiging daarmee is niet geschuwd. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevolgen van hun daden voor de slachtoffers. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij en zijn mededaders door het binnendringen van de woningen van de slachtoffers een forse inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke integriteit en privacy van deze slachtoffers. Een woning behoort immers bij uitstek de plek te zijn waar mensen zich veilig voelen. Bovendien dragen feiten als de onderhavige een voor de rechtsorde in zijn algemeenheid zeer schokkend karakter en brengen ook buiten de directe omgeving van de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 7 februari 2024 waaruit blijkt dat hij in het verleden met politie en justitie in aanraking is geweest voor geweldsdelicten. Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering van 3 december 2024, waarin de reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de medeverdachten en aangevers, meewerken aan schuldhulpverlening en, indien nodig, meewerken aan diagnostiek en/of behandeling. Dit plan van aanpak kan, in geval er een lange gevangenisstraf wordt opgelegd, volgens de reclassering ook gebruikt worden binnen een voorwaardelijke invrijheidstelling.
Redelijke termijn
De rechtbank betrekt in de strafmaat ambtshalve de overschrijding van de redelijke termijn. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Verdachte is op 16 juni 2021 in Colombia in detentie gekomen. De rechtbank doet uitspraak op 20 december 2024. Dat betekent dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn met ruim anderhalf jaar. De rechtbank zal dit verdisconteren in de op te leggen straf.
Meerdaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van meerdaadse samenloop, nu de gedragingen niet in zodanig verband met elkaar staan dat er sprake is van één wilsbesluit. De bewezen verklaarde feiten zijn op zichzelf staande gedragingen, waarbij sprake is van afzonderlijke wilsbesluiten, namelijk het wilsbesluit om aangevers van hun vrijheid te beroven en het wilsbesluit om hen te dwingen tot de afgifte van geld. Verder neemt de rechtbank in overweging dat de artikelen 282, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht een andere strekking hebben.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op dat wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van
een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de
rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van de LOVS, waarbij voor een woningoverval met ander dan licht geweld een uitgangspunt van een gevangenisstraf van vijf jaar geldt. De rechtbank ziet aanleiding om bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met de tijd en de slechte omstandigheden waaronder verdachte in uitleveringsdetentie in Colombia heeft gezeten.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
De door de reclassering geadviseerde voorwaarden zijn passend bij de problematiek van de
verdachte en kunnen later eventueel - als zij in een later stadium nog steeds passend en
noodzakelijk geacht worden - opgelegd worden als voorwaarden bij de voorwaardelijke
invrijheidstelling van de verdachte, indien en voor zover verdachte hiervoor in aanmerking komt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van de onder
02-051775-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade.
7.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het verzoek om vrijspraak. Subsidiair wordt verzocht om, net als in de zaak van de [medeverdachte 1] , de vordering tot een bedrag van € 2.000,- toe te wijzen.
7.3
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte de onder 02-051775-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dat betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer 3] en dat hij verplicht is de schade van [slachtoffer 3] te vergoeden.
Naar het oordeel van de rechtbank komt aan [slachtoffer 3] op grond van artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toe. [slachtoffer 3] heeft voldoende onderbouwd wat de gevolgen van het handelen van verdachte voor hem zijn geweest. De verdediging heeft deze vordering niet inhoudelijk betwist. Gelet op alle omstandigheden en het gegeven dat in de zaak van [medeverdachte 1] een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade is toegekend, resteert nog een schadebedrag van
€ 2.000,-. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen. Deze schade staat ook in een voldoende oorzakelijk verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit resterende deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de feiten zijn gepleegd en de schade is ontstaan, zijnde
2 februari 2021.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het
toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet
betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Nu een bedrag aan immateriële schade zal worden toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 282, 310, 311, 312 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-051775-21 feit 1 en 01-160291-21 feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
02-051775-21 feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
02-051775-21 feit 3:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning;
02-051775-21 feit 4:
eenvoudig witwassen;
01-160291-21 feit 2:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest en in uitleveringsdetentie en/of overleveringsdetentie heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3]van
€ 2.000,-, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2021 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3](
02-051775-21 feit 1 en 2),
€ 2.000,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2021 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling
30 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en
mr. R.T. Poort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 december 2024.
Mr. Pastoors en mr. Poort zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
01-160291-21:
1
hij op of omstreeks 11 december 2020 te [plaats 1] , gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres 1]
A. een telefoon en/of een of meer bankpassen en/of een geldbedrag (ongeveer 10.000 euro) en/of een rijbewijs en/of een hoeveelheid goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
B.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer bankpassen, in elk geval enig goed en/of een of meer (bij die bankpassen behorende) pincodes, althans tot het ter beschikking stellen van gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), als volgt heeft/hebben gehandeld, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgegrepen en/of (terug) de woning (gelegen aan de [adres 1] ) in heeft/hebben geduwd en/of op/naar de grond heeft/hebben geduwd en/of
- met een vuurwapen, althans een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op (het hoofd) van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of gericht (gehouden) en/of doorgeladen en/of
- een handdoek over het hoofd van die (op de grond liggende) [slachtoffer 1] heeft/hebben gelegd en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Heb je contant geld in huis” en/of “niet liegen en gewoon meewerken” en/of “hoeveel geld heb je op je bankrekening staan”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die (op de grond liggende) [slachtoffer 1] meermalen heeft/hebben geschopt en/of geslagen en/of
- zijn, verdachtes, voet op het hoofd van die (op de grond liggende) [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt (gehouden) en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Ik heb ook een hamer bij me en daarmee kan ik je kop in slaan” en/of “"zal ik een mes pakken dan steek ik die in je rug", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
-(vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of daarbij dreigend heeft/hebben gevraagd om diens pincode en/of het wachtwoord van diens telefoon en/of
- de armen en/of de benen van die [slachtoffer 1] aan elkaar heeft/hebben vastgebonden en/of
- ( vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat als hij binnen een half uur op zou staan verdachte(n) terug zou(den) komen en/of die [slachtoffer 1] dan kapot zou(den) schieten en/of alles in brand zou(den) steken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
(artikel 312 / 317 Wetboek van strafrecht) ( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 11 december 2020 te [plaats 1] , gemeente Laarbeek, in een woning, gelegen aan de [adres 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk (meerdere uren) van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet:
- die [slachtoffer 1] vastgegrepen en/of (terug) de woning (gelegen aan de [adres 1] ) in geduwd en/of op/naar de grond heeft geduwd en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op (het hoofd) van die [slachtoffer 1] gedrukt en/of gericht (gehouden) en/of doorgeladen en/of
- een handdoek over het hoofd van die (op de grond liggende) [slachtoffer 1] gelegd en/of
- die (op de grond liggende) [slachtoffer 1] meermalen geschopt en/of geslagen en/of
- zijn, verdachtes, voet op het hoofd van die (op de grond liggende) [slachtoffer 1] gedrukt (gehouden) en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: “Ik heb ook een hamer bij me en daarmee kan ik je kop in slaan” en/of "zal ik een mes pakken dan steek ik die in je rug", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- de armen en/of de benen van die [slachtoffer 1] aan elkaar vastgebonden en/of
- ( vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat als hij binnen een half uur op zou staan verdachte(n) terug zou(den) komen en/of die [slachtoffer 1] dan kapot zou(den) schieten en/of alles in brand zou(den) steken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- continu en/of langdurig in de nabijheid van die [slachtoffer 1] verbleven en/of een dreigende sfeer gecreëerd en/of in stand gehouden waardoor die [slachtoffer 1] werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en/of te gaan en staan waar hij wilde;
(artikel 282 Wetboek van strafrecht) ( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van strafrecht )
02-051775-21:
1
hij op of omstreeks 2 februari 2021 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan het [adres 3] , heeft/hebben weggenomen een telefoon en/of ipad en/of portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [verdachte] (sr), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een of meerdere (pin)code(s) van een telefoon en/of bankpas, in elk geval enige gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- aan die [slachtoffer 3] bij de voordeur een mes en/of een hakbijl, althans een of meerdere scherpe en/of puntige voorwerpen, heeft/hebben getoond en/of (vervolgens)
- de woning van die [slachtoffer 3] is/zijn binnengedrongen en de voordeur heeft/hebben gesloten, en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: “we hebben een mes bij en een pistool“ en/of “luister ik ben geen moordenaar en hij is dat wel”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking, en/of (vervolgens)
- tegenover die [slachtoffer 3] is/zijn gaan staan, teneinde de doorgang te beletten, en/of (vervolgens)
- de mond en de polsen van die [slachtoffer 3] met duct tape heeft/hebben dichtgeplakt en/of vastgebonden;
( art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 2 februari 2021 te Tilburg, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een of meerdere bankrekening(en) op naam van aangever [slachtoffer 3] heeft weggenomen (telkens) een of meerdere geldbedrag(en)(te weten een bedrag van totaal ongeveer 2800euro, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) (bij een pinautomaat) onder gebruikmaking van (een) wederrechtelijk weggenomen bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) van voornoemde bankrekening(en) voornoemd(e) geldbedrag(en) op te nemen, tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet bevoegd was/waren;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 9 februari 2021 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- die [slachtoffer 2] tegen een deur heeft/hebben geduwd, en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: “Naar binnen nu”, en/of (vervolgens)
- aan die [slachtoffer 2] een hakbijl en/of een (kotelet)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond en/of (vervolgens)
- meermalen de woning van die [slachtoffer 2] is/zijn binnengedrongen en/of binnen gestapt, en/of (vervolgens)
- meermalen de voordeur heeft/hebben gesloten en/of geblokkeerd, en/of (vervolgens)
- meermalen voornoemde hakbijl en/of (kotelet)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of getoond, en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: “Ik heb een pistool, we gaan nu naar binnen“ en/of (vervolgens) een (lijm)pistool, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of (vervolgens)
- voornoemd (lijm)pistool, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben aangedrukt, en/of (vervolgens)
- meermalen heeft/hebben gezegd: “Ik schiet, ik schiet”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 1 maart 2021 te Tilburg en/of [plaats 1] en/of Arnhem, althans in Nederland, (een) voorwerp(en) en/of (een) geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )