Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van 119,69 kilogram cocaïne op 22 februari 2024. Tijdens de zitting op 6 december 2024 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging besproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in zijn voertuig, dat hij opzettelijk had ingevoerd. De verdachte had verklaard dat hij niets wist van de cocaïne, maar de rechtbank vond zijn verklaring onvoldoende concreet en verifieerbaar. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen de cocaïne had ingevoerd en legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de rol van de verdachte binnen een grotere organisatie en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het recente overlijden van zijn partner en de zorg voor zijn jonge kinderen. De rechtbank besloot de voorlopige hechtenis van de verdachte niet te herleven, gezien de persoonlijke situatie van de verdachte.