ECLI:NL:RBZWB:2024:8892

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
02/184253-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk vervoeren van een grote hoeveelheid Oxycodon

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2002, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van 27.986 pillen Oxycodon, een middel dat onder de Opiumwet valt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 24 juli 2023 te Oosterhout als bestuurder van een voertuig werd staande gehouden, waarbij in het voertuig een grote doos met Oxycodon-pillen werd aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de doos en dat hij deze op verzoek van een vriend vervoerde. De rechtbank achtte deze verklaring echter niet geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de pillen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van de pillen en legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weigerde toepassing van het adolescentenstrafrecht, ondanks de jonge leeftijd van de verdachte, omdat er onvoldoende redenen waren om hiervan af te wijken. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de risico's die het ongecontroleerde gebruik van Oxycodon met zich meebrengt voor de volksgezondheid. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/184253-23
vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende aan de [woonadres]
raadsvrouw mr. S.J. van der Aart, advocaat te Koog aan de Zaan

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 december 2024, waarbij de officier van justitie mr. S.A.J. Louwers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
27.986 pillen Oxycodon heeft vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 27.986 Oxycodonpillen heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 24 juli 2023 is verdachte als bestuurder van een voertuig ter hoogte van Oosterhout/Dongen staande gehouden en werd het voertuig gecontroleerd. In dit voertuig werd een grote bruine doos aangetroffen. In totaal zaten er 27.986 pillen (Oxycodon) in deze doos. Verdachte is hierop aangehouden. De vraag die beantwoord dient te worden is of verdachte de pillen opzettelijk heeft vervoerd.
Wetenschap en beschikkingsmacht
Verdachte heeft verklaard dat hij niks wist van de pillen die hij vervoerde. Hij vervoerde het pakket op verzoek van een vriend die zelf geen auto tot zijn beschikking had. Hij deed dit als vriendendienst en heeft niet gekeken wat er in de doos zat. Verdachte heeft de naam van de desbetreffende vriend niet willen noemen. Ook heeft verdachte gezegd aan wie hij de doos moest afgeven en heeft hij wisselend verklaard over de plaats waar het pakket naartoe moest, Breda of Oosterhout. Daarnaast kwam verdachte pas tijdens het tweede politieverhoor met het verhaal dat zijn vriend naar de parkeerplaats van een Van der Valk hotel in Amsterdam was gekomen en verdachte daar de doos heeft gekregen. Ter zitting heeft verdachte daaraan toegevoegd dat hij dacht dat hij bij het hotel met zijn vriend zou gaan chillen, maar dat zijn vriend met een ander persoon in een auto op de parkeerplaats van voornoemd hotel stond. Zijn vriend vroeg hem toen om de doos – die naast de auto stond - te vervoeren. Verdachte wist niet waarom zijn vriend de doos niet zelf kon vervoeren. Hij dacht dat de doos niet in de auto paste waarin zijn vriend naar het hotel was gekomen. Hij wist niet hoe de doos op de parkeerplaats van het hotel terecht was gekomen als dat niet in de auto was waarin zijn vriend zat.
Het door verdachte geschetste scenario acht de rechtbank niet geloofwaardig. Daarnaast is zijn verklaring onvoldoende concreet en in geen enkel opzicht verifieerbaar. Het had op de weg van verdachte gelegen om meer duidelijkheid te geven over ten minste de naam van zijn vriend. Bij het ontbreken van een aannemelijke verifieerbare verklaring van verdachte kan het niet anders zijn dan dat verdachte zijn vage verklaring heeft afgelegd om te verhullen dat hij wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de Oxycodonpillen in de auto. Bij zijn staandehouding werd verdachte ook onrustig en zenuwachtig toen hem werd gevraagd naar de doos.
Ten slotte acht de rechtbank het buitengewoon onaannemelijk dat iemand zomaar aan een volstrekt onwetende, zoals verdachte stelt te zijn, een doos meegeeft met daarin 27.986 Oxycodon pillen met een geschatte straatwaarde van ongeveer € 280.000,- en daarmee onnodige risico’s van het verlies van die pillen zou lopen.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte wetenschap had van de pillen met Oxycodon in de auto. Die auto werd door hem bestuurd terwijl de pillen daarin aanwezig waren, zodat verdachte ook de feitelijke beschikkingsmacht daarover had.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van 27.986 Oxycodonpillen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 juli 2023 te Oosterhout opzettelijk
heeft vervoerd, ongeveer 27.986 pillen,
zijnde Oxycodon een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht (ASR) en vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 93 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast verzoekt de officier van justitie een taakstraf op te leggen van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de verdediging verzocht toepassing te geven aan het ASR zoals uit het advies van de reclassering naar voren komt. De verdediging heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar te volstaan met oplegging van een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid Oxycodon, een sterke pijnstiller waarvan het ongecontroleerde gebruik kan leiden tot verslaving of een overdosis. Het is een feit van algemene bekendheid dat de illegale handel in dit type pijnstillers een gevaar vormt voor de volksgezondheid en bijdraagt aan het ontstaan van andersoortige criminaliteit door gebruikers om in hun verslaving te kunnen voorzien. Zo kampen de Verenigde Staten al jaren met een opioïdenepidemie en neemt het aantal verslaafden in Nederland ook toe. Dit alles heeft de verdachte er niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van de door verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden en het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt. Uit dit reclasseringsrapport volgt dat de kans op algemene recidive op basis van statistische gegevens wordt ingeschat als gemiddeld. Door de ontkennende houding van verdachte is het niet mogelijk gebleken een risicoanalyse uit te voeren en tot een professioneel oordeel te komen over de kans op recidive. Als stabiele factoren worden genoemd dat verdachte een vaste baan heeft, zijn financiën op orde zijn en de relatie met zijn gezin van herkomst steunend is. Daarnaast is er geen sprake van middelengebruik of psychische klachten.
Op basis van de bekende referenten- en dossierinformatie en na gebruikmaking van het Wegingskader Adolescentenstrafrecht conformeert de reclassering zich aan het eerder uitgebrachte advies om het ASR toe te passen. Voormalig jeugdreclasseringswerker de heer [naam] heeft aangegeven dat verdachte ten tijde van het hem tenlastegelegde nog volop in ontwikkeling was. Daarbij is hij ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. Bij een veroordeling wordt geadviseerd een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Interventies of toezicht worden niet meer nodig geacht. De Raad voor de Kinderbescherming kan zich hierin vinden.
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt het ASR toepassen, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij twintig jaar oud was. De rechtbank ziet – anders dan de verdediging en de officier van justitie – echter geen reden om in de onderhavige zaak toepassing te geven aan het ASR zoals door de reclassering is geadviseerd. Uitgangspunt is dat een verdachte die de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt als volwassene wordt berecht volgens het reguliere strafrecht. In de hiervoor genoemde rapportage van de reclassering en de wijze waarop verdachte zich op de zitting heeft gepresenteerd, ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om hiervan af te wijken. Uit het rapport van de reclassering volgt dat er geen interventies worden geadviseerd. Voorts is het de rechtbank niet gebleken dat verdachte niet beschikt over het zelfstandig oordeelsvermogen van een volwassene. In tegendeel, hij werkt en kan in zijn eigen levensonderhoud voorzien. Op de zitting heeft verdachte geen openheid van zaken gegeven en geen verantwoordelijkheid genomen. Ook de aard van het hiervoor bewezen misdrijf, alsmede de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, geven geen aanleiding om toepassing te geven aan het ASR. Het enkele feit dat verdachte nog bij zijn ouders woont acht de rechtbank hiervoor onvoldoende, nu de enige redenen die verdachte daarvoor geeft zijn dat hij dan geld kan sparen en niet alleen woont. Bij de straftoemeting zal de rechtbank daarom het reguliere strafrecht voor volwassenen toepassen.
Conclusie
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusie. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hoewel geen toepassing wordt gegeven aan het ASR, houdt de rechtbank rekening met de nog jeugdige leeftijd van verdachte. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Dit voorwaardelijk strafdeel acht de rechtbank nodig als steuntje in de rug om verdachte te behoeden voor nieuwe misstappen.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven
verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 27986 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2618439, totale hoeveelheid 11193,4 gram).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. T.J. van Gessel en mr. J.C.A.M. Los, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 december 2024.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Oosterhout
opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 27.986 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende Oxycodon, zijnde Oxycodon een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )