4.3.2De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1:
In het pand aan de [adres] is op 23 oktober 2019 op de bovenverdieping een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Dit pand werd door verdachte gehuurd en hij voerde daar zijn bedrijf. Verdachte heeft ontkend iets met de kwekerij te maken te hebben gehad. Hij wist niet dat deze zich in zijn pand bevond. Dit volgt de rechtbank echter niet en zij overweegt daartoe het volgende.
Vaststaat dat een fraude-inspecteur van Enexis B.V. meerdere malen in de omgeving van de [straat 1] te Etten-Leur een hennepgeur heeft geroken. Een ondernemer rook ook een sterke hennepgeur bij de kruising [straat 1] / [straat 2] . Rondom het pand en bij de deur die toegang gaf tot de hennepkwekerij was het geluid van de luchtafzuiging hoorbaar en ook in het kantoor van verdachte is een regelmatige brom waargenomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij vrijwel dagelijks in het pand aanwezig was, maar nooit iets heeft gemerkt van een in werking zijnde hennepkwekerij. Hij betwist dat hij had moeten weten dat een hoorbaar bromgeluid afkomstig was van de afzuiginstallatie van de hennepkwekerij. Ook betwist hij dat hij de hennepgeur had kunnen ruiken.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij de bovenverdieping had onderverhuurd aan ene [naam 1] , die de ruimte zou gaan gebruiken om met behulp van computerapparatuur Crypto’s te ‘minen’. Het huurcontract dat door verdachte is overgelegd aan de politie bleek echter een andere naam te bevatten als zijnde de huurder, namelijk het bedrijf [B.V.] met als vertegenwoordiger ene [naam 2] . De bij het huurcontract gevoegde kopie van het identiteitsbewijs van die [naam 2] bleek echter vals of vervalst te zijn. Bovendien bleek het bedrijf [B.V.] zich niet bezig te houden met computers, maar met de import en export van bouwmaterialen.
Verdachte heeft verklaard dat hij slechts een telefoonnummer had van [naam 1] en hem verder niet meer heeft gezien. In het pand kwamen na de ingangsdatum van de onderverhuur enkel ene “ [naam 3] ” (fonetisch) en [medeverdachte 1] . Verdachte heeft bij de politie en ter zitting wisselend verklaard over hoe vaak deze personen aanwezig waren.
Bij de politie heeft verdachte verder verklaard dat een bedrag van € 1.650,- per maand overeengekomen was voor de huur. “ [naam 3] ” kwam het geld maandelijks brengen, zo verklaart verdachte bij de politie. Ter zitting komt verdachte voor het eerst met de verklaring dat
€ 10.000,- contant vooruitbetaald was. Hierin was de borg en ongeveer 6 maanden huur verdisconteerd. Nadien zou niets meer zijn betaald waarna hij de huur in oktober 2019 heeft opgezegd via een briefje dat hij ergens in zijn bedrijf heeft neergelegd. Verdachte kan echter niet aangeven hoe groot de huurachterstand was. Van de betalingen zou hij een kwitantie hebben, maar dit niet aan de politie hebben laten zien, omdat hier niet naar gevraagd was. Het geld zou verdachte afgestort hebben en ook hier zou hij bewijs van hebben. Omdat de politie ook hier niet naar gevraagd heeft, is het rekeningafschrift niet door verdachte getoond. Ter terechtzitting heeft hij deze bescheiden ook niet overgelegd. Voorts stelt de rechtbank vast dat het genoemde bedrag van € 1.650,- niet overeenkomt met het in het huurcontract genoemde bedrag.
Hoe moeten de verklaringen van verdachte gewogen worden?
De rechtbank vindt het niet geloofwaardig dat verdachte, in een periode van een jaar waarin hij naar eigen zeggen vrijwel dagelijks in het pand aanwezig was, nooit iets gemerkt heeft van drugsgerelateerde activiteiten op de bovenverdieping van het pand. Een hennepkwekerij moet opgebouwd worden met de nodige materialen. Er dient onderhoud plaats te vinden, de planten moeten worden verzorgd en is er ook nog de fase waarin er geoogst wordt. Dit alles moet ook in dit geval gepaard zijn gegaan met de nodige bewegingen van personen, spullen en stekken of geoogste toppen. Daarnaast was in de omgeving van het pand een sterke hennepgeur en het geluid van een afzuiging waar te nemen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepplanten een sterke geur afgeven, zeker als het om een zeer grote hoeveelheid gaat als waarvan hier sprake was. Nu de bovenverdieping via een deur in het bedrijf van verdachte kon worden bereikt, kan het niet anders dan dat de geur niet alleen rond het bedrijf maar ook in het bedrijf te ruiken was. In ieder geval op momenten dat de bovenverdieping werd betreden en de toegangsdeur openging. Overigens zijn op de begane grond, in de centrale hal, ook hennepresten aangetroffen.
Daar komt bij dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte ten aanzien van de totstandkoming van het huurcontract en de betaling van het huurbedrag wisselend en inconsistent verklaard heeft, terwijl hij daarvoor geen redengevende verklaring heeft gegeven. Bewijzen van het een en ander die zijn verklaring zou kunnen onderbouwen heeft hij niet overgelegd, terwijl hij daarover naar eigen zeggen wel zou beschikken. Ook heeft verdachte wisselend verklaard over de personen die bij de onderhuur waren betrokken en hun aanwezigheid ter plaatse. Voor de rechtbank is deze schimmige gang van zaken niet zozeer het gevolg van naïviteit of onoplettendheid aan de zijde van verdachte, maar duidt dit eerder op wetenschap bij verdachte van de illegale activiteiten op de bovenverdieping van zijn bedrijf, en wordt een rookgordijn opgetrokken om de waarheid te verbloemen.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het hoogst ongebruikelijk is dat op deze manier een hennepkwekerij wordt opgezet boven een bedrijf dat dagelijks in gebruik is bij personen die er niets van zouden weten. Het risico op ontdekking met alle gevolgen van dien is veel te groot.
Dit alles bij elkaar maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van verdachte dat hij niets wist van de hennepkwekerij als ongeloofwaardig en niet aannemelijk terzijde moet worden geschoven. Het kan onder de gegeven omstandigheden niet anders zijn dan dat verdachte wist van het bestaan van de hennepkwekerij.
Medeplegen?
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de -onbekend gebleven- andere persoon of personen met betrekking tot het telen en aanwezig hebben van de hennepplanten niet komen vast te staan. De deur naar de hennepkwekerij was gesloten en met een eenvoudige loper te openen, maar uit het dossier volgt niet dat verdachte in het bezit was van die loper. Ten aanzien van verdachtes rol kan niet méér worden vastgesteld dan dat verdachte de bovenverdieping van het door hem gehuurde pand ter beschikking heeft gesteld voor de inrichting van een hennepkwekerij. Er was dus wetenschap van de aanwezigheid van een hennepkwekerij, maar niet vastgesteld kan worden dat die hennepkwekerij ook in zijn machtssfeer was. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen.
Medeplichtigheid?
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van een hennepkwekerij als op het daarbij behulpzaam zijn door de bovenverdieping van het door hem gehuurde pand ter beschikking te stellen. Gelet daarop is het handelen van verdachte aan te merken als medeplichtigheid aan het telen en wordt feit 1, subsidiair wettig en overtuigend bewezen verklaard.
Feit 2:
Ten aanzien van de diefstal van elektriciteit is door verdachte verklaard dat hij ook daar niets van gemerkt heeft.
Een medewerker van Enexis Netbeheer B.V. heeft geconstateerd dat in de meterkast een illegale aansluiting naar de hoofdbeveiliging was gemaakt. Hierdoor werd er elektriciteit afgenomen buiten de elektriciteitsmeter om. Wie deze aansluiting heeft gemaakt en wanneer dit is gebeurd, volgt niet uit het dossier. Wel staat vast dat dit niet op de tenlastegelegde datum van 23 oktober 2019 heeft plaatsgevonden.
Medeplegen?
De rechtbank is op grond van het voorgaande en op grond van het dossier van oordeel dat niet is komen vast te staan dat tussen verdachte en de -onbekend gebleven- andere persoon of personen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het onder 2 primair tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om te kunnen uitgaan van medeplegen. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen.
Medeplichtigheid?
Vastgesteld is dat verdachte wetenschap had van de hennepkwekerij op de bovenverdieping van het door hem gehuurde pand. Het bedrijf van verdachte was op het moment van binnentreden van het pand contractant bij Enexis Netbeheer B.V. op het [adres] . Het is een feit van algemene bekendheid dat voor de inrichting en exploitatie van een hennepkwekerij elektriciteit nodig is. Elektriciteit wordt in dit soort zaken veelal niet op een legale wijze afgenomen. Dit om het risico op ontdekking van de hennepkwekerij te minimaliseren.
Het vorenstaande brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte opzet, in ieder geval in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de diefstal van elektriciteit. Ook heeft hij opzet gehad op het behulpzaam zijn bij het wegnemen van elektriciteit.
Gelet daarop is het handelen van verdachte aan te merken als medeplichtigheid en wordt feit 2, subsidiair wettig en overtuigend bewezen verklaard.