Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een hennepkwekerij. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 februari 2024, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt en stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hennepkwekerij met 1185 hennepplanten. Dit standpunt was gebaseerd op DNA-bewijs en getuigenverklaringen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sterke aanwijzingen zijn dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij, die op 23 oktober 2019 werd aangetroffen. Er werd DNA van de verdachte aangetroffen op een sigarettenpeuk in de kweekruimte, en een medeverdachte heeft de verdachte herkend als een van de personen die regelmatig bij het pand kwamen. Echter, de rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte ook op de tenlastegelegde datum, 23 oktober 2023, betrokken was bij de hennepkwekerij. De verdachte was op die datum niet ter plaatse en er was geen bewijs dat hij toegang had tot het pand.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat het bewijs niet voldeed aan de vereiste wettelijke standaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter mr. M.A.E. Dekker en de rechters mr. E.G.F. Vliegenberg en mr. J.P.E. Mullers, in aanwezigheid van griffier mr. M.R. Tafazzul.