ECLI:NL:RBZWB:2024:884

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
02-174729-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde met complexe gedragsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2024 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde, geboren in 2002. De PIJ-maatregel, die op 28 januari 2022 is ingegaan, is opgelegd na een veroordeling voor diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de maatregel met 18 maanden te verlengen, toegewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen het advies van de jeugdinrichting meegenomen, die aangaf dat de veroordeelde baat heeft bij de huidige structuur en begeleiding. De rechtbank constateert dat de veroordeelde vooruitgang boekt in zijn behandeling, maar dat hij nog steeds afhankelijk is van externe sturing en begeleiding. De rechtbank benadrukt dat de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde eisen dat de PIJ-maatregel wordt verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel zal eindigen op 28 juli 2025, tenzij er een verdere verlenging wordt beslist.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Locatie Middelburg
Parketnummer: 02-174729-21
beslissing van de meervoudige kamer van 18 januari 2024
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[veroordeelde] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
verblijvende in [RJJI] , [adres] .

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 18 december 2023, die strekt tot verlenging van de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) met 18 maanden;
- het rapport van [RJJI] van 27 november 2023, waarin het advies van de inrichting is vermeld;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van veroordeelde;
- het vijfde perspectiefplan betreffende de rapportageperiode 17 maart 2022 tot 31 juli 2022;
- het zesde perspectiefplan betreffende de rapportageperiode 1 augustus 2022 tot 31 december 2022;
- het zevende perspectiefplan betreffende de rapportageperiode 1 januari 2023 tot 30 april 2023;
- het achtste perspectiefplan betreffende de rapportageperiode 1 mei 2023 tot 1 september 2023.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 januari 2022 is veroordeelde als schuldig aan diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna ook: PIJ-maatregel).
De PIJ-maatregel is op 28 januari 2022 aangevangen.
Tijdens het onderzoek in raadkamer van de rechtbank van 18 januari 2024 zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo;
- veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.C. Peterse, advocaat te ’s-Gravenhage;
- als deskundige, [naam] , GZ-psycholoog/behandelcoördinator verbonden aan [RJJI] .

3.Het advies van de justitiële jeugdinrichting

De jeugdinrichting heeft geadviseerd de PIJ-maatregel te verlengen met 18 maanden.
De jeugdinrichting heeft daartoe aangevoerd dat veroordeelde per 17 maart 2022 is overgeplaatst naar [RJJI] . Hij verblijft hier op afdeling ‘ [afdeling] ’, een VIC-afdeling (Very Intensive Care), omdat hij in hoge mate afhankelijk is van externe sturing en ondersteuning. Daarnaast is hij, gezien zijn prikkelgevoeligheid, gebaat bij een kleinere groepsgrootte.
Veroordeelde functioneert op een gemiddeld intelligentieniveau. Hij voldoet aan kenmerken van ernstige ADHD, een antisociale persoonlijkheidsstoornis (ontwikkeld vanuit hechtingsproblematiek), een lichte stoornis in cannabisgebruik en er wordt uitgegaan van lichte aanwezigheid van autismespectrumstoornis. De gewetensontwikkeling kent een zorgelijk beloop en het empathisch vermogen is beperkt.
In de eerste twee maanden van zijn verblijf heeft veroordeelde individuele agressietherapie gevolgd en in augustus 2022 is hij gestart met psychomotorische therapie. Sinds januari 2023 wil veroordeelde ook meewerken aan medicamenteuze behandeling. Dit draagt bij aan de zelfcontrole van veroordeelde. Hij is beter aan te sturen en minder explosief. Sinds februari 2023 volgt veroordeelde psychotherapie en MDFT. Veroordeelde is gemotiveerd voor behandeling en de samenwerking met het behandelteam is goed. Het is voor veroordeelde lastig om hulpverleners te vertrouwen, waardoor het opbouwen van een vertrouwensband tijd kost. Het is lastig voor hem om zich open te stellen.
Er wordt een verbetering in het gedrag van veroordeelde gezien. Er zijn minder incidenten. Waar voor de overplaatsing naar [afdeling] nog regelmatig agressie-incidenten voorkwamen, zijn er sinds de plaatsing slechts twee agressie-incidenten geweest. Veroordeelde uit boosheid nu verbaal en neemt zelf een time-out als hij overprikkeld raakt. Bij verandering of onzekerheid kan er een terugval in zijn gedrag plaatsvinden, zoals bij de onzekerheid over zijn verlof het geval was. Inmiddels is ook dit gedrag verbeterd.
Het recidiverisico wordt binnen de huidige setting, met de huidige structuur met een hoog beveiligingsniveau, als matig ingeschat. Op het moment dat er meer vrijheden ontstaan zonder voldoende structuur en versoepelde grenzen, verhoogt het risico naar een hoog risico op recidive.
De komende periode dient verder ingezet te worden op onder andere het opbouwen van vertrouwen met zijn behandelaren, het verwerken van ingrijpende gebeurtenissen, het herkennen van gedragspatronen bij zichzelf (en dus het
vergroten van inzicht), het versterken van de vaardigheden om spanningen te reguleren, verder vergroten van de impulscontrole en hierbij het leren omgaan met tegenslagen, onduidelijkheden en overgangssituaties. Daarnaast dient bezien te worden op welke ondersteunings-/begeleidingsbehoefte veroordeelde aangewezen is ten tijde
van zijn resocialisatie. De verlenging van de PIJ-maatregel voor 18 maanden is nodig om
toe te werken naar voldoende verlaging van individuele risicofactoren door te profiteren van de huidige ingezette behandeling. Verder dient langere tijd getoetst te kunnen worden of veroordeelde gedurende zijn traject medicatie-trouw blijft. Daarnaast is, gelet op zijn neiging tot vermijding, het kader van de PIJ-maatregel nodig om de nodige behandeling te waarborgen.
Ter zitting heeft de deskundige daaraan nog het volgende toegevoegd. Veroordeelde is vanaf het begin gemotiveerd. Hij gaf aan wat hij nodig had en dat hij aan de slag wilde gaan en dat doet hij. Soms gaat het met vallen en opstaan, maar hij staat steeds sneller op. Hij mag trots zijn op de stappen die hij zet en de groei die hij laat zien. Er zijn geen positieve urinecontroles meer geweest. Wel is er een incident geweest, maar dit was ook een mooi leermoment voor veroordeelde. Soms heeft hij de neiging te vermijden en is het lastig voor hem om therapie in te gaan en zich kwetsbaar open te stellen, maar dit geeft hij goed aan en hij laat zien heel serieus verder te werken met therapie. De psychomotorische therapie is onlangs omgezet naar virtual reality therapie omdat dit beter bij hem aansluit. Psychotherapie loopt nog en binnen de MDFT worden binnenkort belangrijke stappen gezet. Er wordt veel van veroordeelde gevraagd. Omdat overgangsmomenten lastig voor hem zijn en er nog voldoende leermogelijkheden binnen [RJJI] zijn is er het afgelopen jaar niet gesproken over een overplaatsing naar [locatie] , zoals bij vonnis van 13 januari 2022 geadviseerd.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de PIJ-maatregel met 18 maanden te verlengen gebleven. Er wordt aan de formaliteiten voor de verlenging voldaan en de behandeling en begeleiding vanuit de PIJ-maatregel doen veroordeelde goed. Hij werkt zelf goed mee, maar er komt nog een spannende tijd aan waarin de begeleiding hard nodig is.

5.Het standpunt van de verdediging

Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij de vordering realistisch vindt. Hij heeft nog tijd nodig om verder te leren van bijvoorbeeld de therapieën en verloven. Hij zit op zijn plek en de structuur doet hem goed.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat twee jaar geleden niet te voorzien was dat het zou gaan zoals het geval is, maar veroordeelde zit op zijn plek en ziet in dat een verlenging van de PIJ-maatregel nodig is. Er wordt daarom geen verweer gevoerd tegen de vordering van de officier van justitie.

6.Het oordeel van de rechtbank

Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 januari 2022 is aan veroordeelde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd ter zake van diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen en/of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Bij veroordeelde is ernstige ADHD, een lichte autismespectrumstoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een lichte stoornis in cannabisgebruik vastgesteld.
Door [RJJI] wordt het recidiverisico binnen de huidige structuur met een hoog beveiligingsniveau ingeschat als matig. Als er meer vrijheden ontstaan zonder voldoende structuur en versoepelde grenzen, verhoogt het risico naar een hoog risico op recidive. Risico's zijn voornamelijk gelegen in het individuele en sociale domein. Veroordeelde heeft een gebrekkige impulscontrole en de zelfcontrole in gedrag en denken kan nog tekortschieten op het moment van oplopende spanningen en overprikkeling, waardoor hij een terugval in gedrag kan laten zien. Ook is het voor hem lastig om anderen te vertrouwen en hij kan geneigd zijn de intenties van anderen negatief te interpreteren. Er wordt hard gewerkt aan de zelfcontrole en hierin worden positieve stappen gezet door veroordeelde. De impulscontrole van veroordeelde is verbeterd en het risico op fysiek incidenten
is binnen de huidige afdeling afgenomen. Er is zodoende sprake van een positieve ontwikkeling, maar er zijn nog meer stappen te zetten waarvoor tijd nodig is. Dit wordt door veroordeelde erkend. Hij is nog afhankelijk van de structuur, externe sturing en
intensieve begeleiding die hij momenteel geboden krijgt en deze kaders zijn nodig voor hem om verder te profiteren van de behandeling. Gelet op zijn neiging tot vermijding is de PIJ-maatregel nodig om de behandeling te waarborgen en te toetsen of hij medicatie-trouw blijft. Hierin heeft veroordeelde tijd nodig om de vertrouwensband met de hulpverleners (verder) op te bouwen en zich open te stellen voor behandeling, te meer nu hij binnen de behandeling is aangekomen bij misschien wel het moeilijkste gedeelte. Stapsgewijs zal er daarnaast geoefend moeten worden met het omgaan met meer vrijheden en de veranderingen die hiermee gepaard gaan, gelet op de reacties die veroordeelde kan laten zien bij veranderingen en oplopende interne spanningen.
Gelet op wat hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, en het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde eisen dat de termijn van de PIJ-maatregel wordt verlengd met 18 maanden.
Ingevolge artikel 6:6:31, tweede lid, derde volzin, van het Wetboek van Strafvordering stelt de rechtbank vast dat, tenzij beslist wordt tot verdere verlenging, de maatregel zal eindigen op 28 juli 2025.

7.De beslissing.

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van veroordeelde met 18 maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. G.H. Nomes en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.M.P. van Ginneke en is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024.
(KG)
Mr. P.W.G. de Beer is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.