ECLI:NL:RBZWB:2024:8838

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
BRE 24/7347 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak betreffende aanlijn- en muilkorfgebod

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg. Dit besluit, genomen op 5 december 2024, hield in dat een eerder opgelegd aanlijn- en muilkorfgebod voor de hond van verzoeker werd opgeheven. Verzoeker trok zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg de burgemeester wel om veroordeling in de proceskosten. De burgemeester reageerde hierop met een brief op 16 december 2024. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenvergoeding.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. Volgens de voorzieningenrechter is er geen sprake van tegemoetkomen door de burgemeester, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter legt uit dat de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening niet automatisch leidt tot een kostenveroordeling. De burgemeester had niet hoeven overgaan tot het opleggen van het aanlijn- en muilkorfgebod als verzoeker eerder een risicoanalyse had laten uitvoeren. De uitkomst van deze analyse leidde tot nieuwe feiten die het besluit van de burgemeester rechtvaardigden.

De voorzieningenrechter concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van de proceskosten en wijst het verzoek om kostenvergoeding af. Ook ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de burgemeester te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 19 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7347 VV
uitspraak van 19 december 2024 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[verzoeker] uit [plaats], verzoeker,

gemachtigde: mr. Y. Ouled Belkacem,
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de burgemeester waarin een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 oktober 2024 (bestreden besluit) van de burgemeester waarin de hond van verzoeker gevaarlijk is geacht en waarin een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd. Daarnaast heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Bij besluit van 5 december 2024 heeft de burgemeester het aanlijn- en muilkorfgebod opgeheven. Vervolgens heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek de burgemeester te veroordelen in de proceskosten. De burgemeester heeft hierop gereageerd met een brief van 16 december 2024.
3. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskosten-veroordeling. [1]

Overwegingen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskosten af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
5. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Van tegemoetkomen is slechts sprake indien het bestuursorgaan een in het bestreden besluit ingenomen standpunt heeft herzien en het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit alsnog heeft genomen. Een intrekking van het bestreden besluit wegens nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, houdt geen tegemoetkomen in voormelde zin in en vormt geen grond voor een kostenveroordeling.
6. De voorzieningenrechter is, gelet op de gedingstukken, van oordeel dat de burgemeester niet tegemoet is gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, zoals bedoeld wordt in de Awb. Verzoeker heeft na het indienen van het bezwaarschrift en het verzoekschrift een assessment-risicoanalyse laten uitvoeren. Dit had verzoeker naar oordeel van de voorzieningenrechter ook al eerder in de procedure kunnen doen, bijvoorbeeld tijdens de zienswijzeprocedure. De burgemeester had dan niet over hoeven gaan tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod. De voorzieningenrechter kan de burgemeester volgen in de stelling dat de uitkomst van de assessment-risicoanalyse maakt dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die hebben gezorgd voor een nieuw beoordelingsmoment en er toe hebben geleid dat het aanlijn- en muilkorfgebod is opgeheven.
7. Hieruit volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van de gemaakte proceskosten. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen. Evenmin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de burgemeester te veroordelen tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 19 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).