ECLI:NL:RBZWB:2024:8834

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
24/1947 WW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WW-uitkering aan ex-werknemer door UWV en de beoordeling van de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van Saver N.V. tegen de toekenning van een WW-uitkering aan haar ex-werknemer door het UWV. De ex-werknemer, die op 1 augustus 2019 in dienst trad, meldde zich op 28 december 2020 ziek en ging per 31 juli 2021 ziek uit dienst. Na een hersteldmelding op 7 juni 2022, ontving hij tot 31 juli 2023 ziekengeld van Saver N.V. en vroeg vervolgens een WW-uitkering aan met ingang van 1 augustus 2023. Het UWV kende deze uitkering toe, maar Saver N.V. maakte bezwaar, stellende dat de ex-werknemer ten onrechte een ZW-uitkering had ontvangen en dat hij eerder recht had op een WW-uitkering.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de WW-uitkering heeft toegekend, omdat de ex-werknemer pas per 1 augustus 2023 voldeed aan de voorwaarden voor een WW-uitkering. Saver N.V. had verzuimd om het UWV te verzoeken om een beslissing tot beëindiging van de ZW-uitkering, waardoor de ex-werknemer recht had op de WW-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de toekenning van de WW-uitkering in stand blijft. Saver N.V. krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1947 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen

Saver N.V., uit Roosendaal, eiseres

(gemachtigde: mr. A.P.E. de Brouwer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M. Duric).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[ex-werknemer]uit [plaats] (ex-werknemer)
(gemachtigde: mr. W.F. van Dijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aan haar ex-werknemer [ex-werknemer].
1.1.
Met het bestreden besluit van 3 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De gemachtigde van ex-werknemer heeft namens hem ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres de gemachtigde en [Hr-manager] (HR-manager), namens het UWV de gemachtigde, en ex-werknemer en zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is een afvalverwerkingsbedrijf en zij is eigenrisicodrager voor de Ziektewet (ZW) en de Werkloosheidswet (WW).
2.1.
De ex-werknemer van eiseres is op 1 augustus 2019 bij eiseres in dienst getreden; eerst als algemeen medewerker, later als meewerkend voorman. De ex-werknemer van eiseres heeft zich op 28 december 2020 ziek gemeld. Per 31 juli 2021 is hij ziek uit dienst gegaan.
2.2.
Op 7 juni 2022 heeft het administratiekantoor van eiseres, Resolu B.V., een hersteldmelding van de ex-werknemer naar het UWV gestuurd. Het UWV heeft deze melding geregistreerd in haar systeem. Eiseres heeft de betaling van het ziekengeld niet stopgezet, maar zij heeft doorbetaald tot en met 31 juli 2023.
2.3.
Op 18 augustus 2023 heeft ex-werknemer een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Bij besluit van 21 augustus 2023 is de WIA-uitkering afgewezen, omdat ex-werknemer volgens het UWV niet 104 weken ziek is geweest. Hij is voor het einde van die periode hersteld gemeld.
2.4.
Op 22 augustus 2023 heeft ex-werknemer een WW-uitkering aangevraagd met ingang van 1 augustus 2023.
2.5.
Met het besluit van 1 september 2023 (primair besluit) heeft het UWV aan de ex-werknemer van eiseres een WW-uitkering toegekend met ingang van 1 augustus 2023 voor de duur van negen maanden. Deze WW-uitkering is door eiseres betaald.
2.6.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat haar ex-werknemer op 7 juni 2022 beter is gemeld en dat hij ten onrechte een uitkering op grond van de ZW heeft ontvangen tot en met 31 juli 2023, terwijl hij per 7 juni 2022 een WW-uitkering had kunnen aanvragen. Nu de ex-werknemer in de periode van 7 juni 2022 tot en met 31 juli 2023 ten onrechte een ZW-uitkering heeft ontvangen, overlapt deze periode volledig de periode waarop hij recht had op een WW-uitkering. Hij heeft dus feitelijk al meer ontvangen dan waar hij recht op had, zo stelt eiseres.
2.7.
Met het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de toekenning van de WW-uitkering aan ex-werknemer in stand gelaten.
Daarbij stelt het UWV zich op het standpunt dat, hoewel haar ex-werknemer per 7 juni 2022 hersteld was gemeld, door eiseres als eigenrisicodrager is verzuimd om het UWV te verzoeken om een beslissing aan ex-werknemer uit te reiken dat zijn ZW-uitkering wordt beëindigd. Vervolgens heeft eiseres zelf het ziekengeld doorbetaald. Dat dit ten onrechte zou zijn geweest en heeft geduurd tot 1 augustus 2023 komt volgens het UWV voor rekening van eiseres. Voor de ex-werknemer betekent dit dat hij op de datum, waarop niet langer sprake is van een uitsluitingsgrond, te weten het ontvangen van ziekengeld, voldoet aan de voorwaarden en hij aanspraak kan maken op een WW-uitkering.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de toekenning van de WW-uitkering door het UWV aan de ex-werknemer met ingang van 1 augustus 2023 voor de duur van negen maanden.
Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
Eiseres voert aan dat ex-werknemer aangeeft dat hij per 1 augustus 2023 werkloos is, maar dat die datum onjuist is. Hij is per 31 juli 2021 ziek uit dienst gegaan en heeft sindsdien geen werk in een dienstbetrekking verricht. Hij was daarom per 31 juli 2021 al werkloos.
3.2.
Verder stelt eiseres dat de ex-werknemer zich per 7 juni 2022 hersteld heeft gemeld, en dat eiseres per abuis de ZW-uitkering tot 31 juli 2023 heeft uitbetaald. Volgens eiseres heeft de ex-werknemer deze uitkering onrechtmatig ontvangen en behouden.
Eiseres heeft de hersteldmelding aan het UWV heeft doorgegeven op de door het UWV voorgeschreven wijze, namelijk door het daartoe bestemde formulier ‘hersteldmelding (ex-) werknemer’. Daarmee heeft eiseres gedaan wat van haar als eigenrisicodrager werd verwacht. Het UWV stelt ten onrechte dat eiseres verzuimd heeft een verzoek aan het UWV te richten tot het uitreiken van een beslissing aan haar ex-werknemer waarin wordt bevestigd dat zijn ZW-uitkering wordt beëindigd.
Bovendien meet het UWV volgens eiseres met twee maten, aangezien aan de ex-werknemer een WIA-uitkering is geweigerd, omdat hij geen 104 weken ziek is geweest. Hier gaat het UWV dus wel uit van de hersteldmelding per 7 juni 2022. Ook wordt de periode dat ex-werknemer geen recht meer had op een ZW-uitkering, maar deze wel heeft ontvangen, ten onrechte meegenomen bij de berekening van het arbeidsverleden en dus bij de duur van de WW-uitkering.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is ex-werknemer al eerder werkloos geworden?
5. Ten aanzien van de eerste beroepsgrond stelt het UWV dat de ex-werknemer niet al per 31 juli 2021 werkloos is geworden. Hij voldeed op dat moment immers niet aan de voorwaarden van artikel 16 van de WW, omdat hij niet beschikbaar was om arbeid te aanvaarden. Hij was op dat moment ziek. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres erkend dat dit juist is. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt.
Hoe zit het met de hersteldmelding van 7 juni 2022?
5.2.
De rechtbank overweegt dat de ex-werknemer schriftelijk en ter zitting heeft erkend dat hij zich bij eiseres op 29 mei 2022 per e-mail hersteld heeft gemeld per 7 juni 2022. Pas achteraf heeft hij zich gerealiseerd dat hij de hele tijd ziek is gebleven. Het UWV erkent dat zij op 8 juni 2022 de namens eiseres toegezonden hersteldmelding heeft ontvangen. Het UWV stelt dat zij de hersteldmelding heeft geregistreerd in het systeem en dat zij, los van de vraag of dit verplicht was, geen beslissing tot beëindiging van het recht op de ZW-uitkering heeft afgegeven. En eiseres erkent dat zij abusievelijk de ZW-uitkering van ex-werknemer heeft doorbetaald tot en met 31 juli 2023.
5.3.
Zoals gezegd beoordeelt de rechtbank in deze procedure de toekenning van de WW-uitkering door het UWV aan de ex-werknemer met ingang van 1 augustus 2023 voor de duur van negen maanden. Op grond van artikel 19, eerste lid, onder a, van de WW heeft een werknemer geen recht op WW-uitkering als hij een ZW-uitkering of een uitkering die naar aard en strekking daarmee overeenkomt ontvangt. Feit is dat de ex-werknemer tot en met 31 juli 2023 ziekengeld heeft ontvangen en daarom pas per 1 augustus 2023 voldeed aan de voorwaarden voor een WW-uitkering..
Dit betekent bij de huidige stand van zaken dat de toekenning van deze WW-uitkering per 1 augustus 2023 binnen het toetsingskader van de WW (artikel 16 en 19) juist is. Dat brengt ook met zich dat het UWV de duur van de WW-uitkering van negen maanden correct heeft berekend. De rechtbank ziet geen ruimte voor het oordeel dat het UWV anders had kunnen of mogen beslissen.
Dat binnen het beoordelingskader van de WIA werd uitgegaan van de hersteldmelding ligt ten slotte in deze procedure niet aan de rechtbank voor.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de toekenning van de WW-uitkering in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 19 december 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Werkloosheidswet
Artikel 16, eerste lid:
Werkloos wordt de werknemer die:
in een kalenderweek ten minste vijf arbeidsuren minder heeft dan zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek of een aantal arbeidsuren heeft dat ten hoogste gelijk is aan de helft van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek; en
beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
Artikel 19, eerste lid, onder a:
Geen recht op uitkering heeft de werknemer die:
a. een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet of een uitkering die naar aard en strekking daarmee overeenkomt.