ECLI:NL:RBZWB:2024:8833

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
02-121436-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen oplichting en diefstal met gebruik van bankpasfraude

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van oplichting en diefstal met gebruik van een door bankpasfraude verkregen bankpas. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het stelen van geld van een benadeelde met gebruik van een bankpas en het plegen van oplichting door middel van bankpasfraude.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten. Hoewel er aanwijzingen waren, zoals Snapchatberichten en camerabeelden, was de rechtbank van mening dat deze niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De verklaring van een medeverdachte werd als twijfelachtig beschouwd, en er was geen ander bewijs dat de betrokkenheid van de verdachte kon aantonen.

De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 1.950,- gevorderd, maar omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdachte, die tot dat moment op nihil waren begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-121436-24
vonnis van de meervoudige kamer van 19 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ([geboorteland])
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:omstreeks 4 juli 2023 samen met anderen geld heeft gestolen van
[benadeelde], met gebruik van een door bankpasfraude verkregen bankpas;
feit 2:in de periode van 3 juli 2024 tot en met 4 juli 2024 samen met anderen
[benadeelde] heeft opgelicht door middel van bankpasfraude.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van beide feiten vrijspraak bepleit. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de feiten of daar wetenschap van had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en wat tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, oordeelt de rechtbank als volgt. Hoewel uit het dossier diverse aanwijzingen, waaronder Snapchatberichten, naar voren zijn gekomen dat verdachte zich bezighield met bankpasfraude en hij op camerabeelden van het Casino ook te zien is samen met [medeverdachte], terwijl deze met een van de ontvreemde passen aan het pinnen is, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten. De Snapchatberichten die aan verdachte kunnen worden gekoppeld dateren immers van de weken voorafgaand aan de aan hem ten laste gelegde feiten. Bovendien wordt verdachte enkel op de plaats delict geplaatst door [medeverdachte], die zijn verklaring heeft ingekleurd met twijfels. Nu er geen ander bewijs voorhanden is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, spreekt de rechtbank hem vrij.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert (naar de rechtbank begrijpt) een schadevergoeding van € 1.950,- voor feiten 1 en 2.
Verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij
[benadeelde] niet-ontvankelijkin de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 december 2024.
De griffier, mr. Hamburger en mr. Wijffels zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 4 juli 2023 te Middelburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel een valse sleutel door gebruikmaking van een middels oplichting verkregen bankpas en/of zonder toestemming van voornoemde persoon;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 3 juli 2023 tot en met 4 juli 2023 te Middelburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten:
- [benadeelde] tot afgifte van een pinpas en/of pincode en/of sieraden,
door:
- voornoemde persoon op te bellen, en/of
- zich voor te doen als bankmedewerker, en/of
- aan te geven dat er geld was afgeschreven van haar rekening, en/of
- aan te geven dat er fraudeurs in de buurt actief waren, en/of
- aan te geven dat de bankpas(sen) en/of pincodes en/of sieraden opgehaald zouden worden om veilig te bewaren in een kluis, en/of
- aan te geven dat een medewerker de bankpas en/of pincode en/of sieraden zou komen ophalen en/of de volgende dag terug gebracht zou worden, en/of
- vervolgens voornoemde goederen zijn opgehaald en/of
- met de meegenomen bankpas te pinnen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )