Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
“(…)Vermoedelijke toedracht
haar snelheid minderde en dat de man daarna circa 6 á 7 meter voor haar fietste. Toen wij de vrouw naderde reed ik voor mevrouw [verzoekster] en wilde wij de vrouw links inhalen. Plots maakte de vrouw een stuurbeweging naar de berm aan de linkerzijde van het fietspad. Ik riep nog hard: “Pas op!” Ik kon de vrouw nog aan de rechterzijde ontwijken wanneer zij naar links stuurde, maar mevrouw [verzoekster] kon dit niet en kwam ten val. Omdat ik voor haar fietste kon ik niet zien hoe zij viel, (…)”
“(…) Wij reden achter twee mensen op fietsen. Zij reden een prima snelheid om even achter hun te blijven fietsen. (…) Ik zag dat de man sneller ging fietsen en de vrouw langzamer ging rijden. De man had namelijk meer snelheid. Hierdoor was het voor ons geen ideale snelheid meer om achter de vrouw te fietsen. Wij sorteerde voor om haar in te halen en bewogen wij met onze fietsen naar links. Ik zag dat de vrouw vol in de remmen ging en naar links stuurde. Ik zag dat de vrouw ook geen vinger uitstak en ook niet over haar schouder keek. Ik hoorde haar ook niks roepen. Hierdoor vormde zij een stilstaand object midden op het fietspad. Hierdoor moest ik en mijn fietsmaat ook vol in de remmen. Mijn fietsmaat kon nog voorbij de vrouw langsfietsen. Ik kon dit niet meer, waardoor ik over de vrouw heen schoot. (…)”
“(…) Ik fietste op het fietspad, ik zag links wat in de berm. Ik stuurde met mijn fiets deze kant op. Niet wetende dat er twee wielrenners achter mij fietste. Ik hoorde de wielrenners heel hard roepen in mijn richting. Ik schrok hiervan en kneep hard in mijn remmen, hierdoor kwam ik ten val en viel mijn fiets over mijn heen. Ik heb geen contact gehad met de andere fietsers.
4.Het verzoek en het verweer
5.De beoordeling
niet bellen