ECLI:NL:RBZWB:2024:8831

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
02-187607-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot oplichting en diefstal door middel van bankpasfraude

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot oplichting en diefstal door middel van bankpasfraude. De verdachte, geboren in 2002, werd ervan beschuldigd samen met anderen op 26 juli 2023 een poging te hebben gedaan om een slachtoffer op te lichten door zich voor te doen als bankmedewerker. Daarnaast werd hij beschuldigd van het meermalen plegen van oplichting en diefstal met gebruikmaking van een door bankpasfraude verkregen bankpas. De rechtbank oordeelde dat de verdachte actief deelnam aan een samenwerkingsverband met medeverdachten, waarbij slachtoffers telefonisch werden benaderd en misleid om hun bankpassen en pincodes af te geven. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een taakstraf van 100 uren op, met de toepassing van het jeugdstrafrecht, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden deels toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-187607-23
vonnis van de meervoudige kamer van 19 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:op 26 juli 2023 samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] op te
lichten door middel van bankpasfraude;
feit 2:in de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 samen met anderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft opgelicht door middel van bankpasfraude;
feit 3:in de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 samen met anderen geld heeft gestolen van, [slachtoffer 3] , met gebruikmaking van de door bankpasfraude verkregen bankpas.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten zoals tenlastegelegd heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. Niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de feiten en gelet op zijn rol kan het medeplegen niet wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting staat voor de rechtbank vast dat op 26 juli 2023 is gepoogd [slachtoffer 1] op te lichten door middel van bankpasfraude (feit 1). Op 25 juli 2023 zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] opgelicht door middel van bankpasfraude (feit 2), waarna er met de van [slachtoffer 3] verkregen bankpas geld van hem is weggenomen (feit 3). Bij deze feiten is steeds gebruikgemaakt van dezelfde modus operandi. De aangevers werden gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerker of politiemedewerker en hun werd verteld dat er geld was overgemaakt naar een ander land, dat zij waren gehackt of geskimd of dat er sprake was van een verdachte situatie. Vervolgens kregen de aangevers het verzoek om hun bankpas, contant geld en sieraden in een envelop te stoppen, zodat een bankmedewerker deze op kon halen. Veelal werd de pincode van de bankpas op de envelop geschreven of via de telefoon medegedeeld. Bij het ophalen werd door de ophaler een beveiligingscode genoemd, die het slachtoffer via de telefoon te horen had gekregen. Vervolgens werd er met de opgehaalde bankpassen geld opgenomen. Bij deze feiten is in elk geval [medeverdachte] betrokken als medepleger. Het contact tussen de bellers en de ophalers vond steeds plaats via de telefoon en via Snapchatgroepen waarin, zo stelt de rechtbank vast, ook [verdachte] als deelnemer voorkwam.
De genoemde feiten zijn ook tenlastegelegd aan verdachte. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte als medepleger betrokken is geweest bij deze feiten.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ten aanzien van alle feiten een ontkennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij wel eens vrienden vervoerde met zijn scooter en ook dat hij [medeverdachte] wel eens naar een pinautomaat heeft gereden, maar dat hij geen wetenschap had van de ten laste gelegde feiten. [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte wel degelijk een rol had, namelijk rijden en appen. Over het appen heeft verdachte verklaard dat het wel zijn gebruikersnaam is die in de Snapchatgroepen voorkomt, maar dat hij de berichten op Snapchat niet zelf heeft verstuurd. Volgens verdachte heeft [medeverdachte] deze berichten mogelijk verstuurd, omdat hij zijn telefoon kwijt was. Over hoelang verdachte zijn telefoon kwijt was, heeft hij echter wisselend verklaard van enkele uren tot enkele dagen.
De rol van verdachte
Eén van de Snapchatgroepen waarin het contact tussen de medeverdachten plaatsvond, betrof de groep ‘ [adres 1] ’. In deze groep vond contact plaats over zowel de oplichting van [slachtoffer 3] als [slachtoffer 2] . Zo wordt op 25 juli 2023 door [medeverdachte] gezegd ‘ben met iemand met scooter’. Vervolgens wordt door ‘ [gebruikersnaam 1] ’ de straatnaam [straat 1] genoemd. [medeverdachte] reageert daarop met ’15 min’. Vervolgens wordt door ‘ [gebruikersnaam 1] ’ gestuurd ‘1 cc en een normale kaart’ en ‘meneer [slachtoffer 3] ’. [medeverdachte] stuurt vervolgens dat hij bij [slachtoffer 3] is en krijgt de opdracht zich voor te doen als adviseur van de ING-bank. Nadat [medeverdachte] de bankpas heeft opgehaald, heeft hij met deze pas geld opgenomen bij een pinautomaat. Uit een foto in het dossier blijkt dat hij na het pinnen samen met verdachte op een scooter is weggereden.
Een andere deelnemer in de groep ‘ [adres 1] ’ is ‘ [gebruikersnaam 2] ’ ofwel ‘ [gebruikersnaam 3] ’. Uit het dossier blijkt dat dit een gebruikersnaam of gamenaam is van verdachte. Verderop in het gesprek ‘ [adres 1] ’ wordt door verdachte gevraagd naar een code, huisnummer en naam. Vervolgens vraagt hij wanneer hij naar binnen moet en zegt hij ‘Ben nu buurt van die vis nog’ en ‘ [straat 2] ’, wat het adres is van aangeefster [slachtoffer 2] . Enkele minuten later stuurt verdachte ‘Ja gedaan’, ‘Geld is correct’ en ‘Heb nageteld’. Vervolgens vraagt hij ‘Hoeveel mogen we zelf houden’. Op datzelfde moment vond er ook een Snapchatgesprek plaats tussen verdachte en [gebruikersnaam 4] waarin aan verdachte wordt gevraagd of hij al binnen is en of er contant geld is. Verdachte reageert daarop met ‘Niks nog bezig’. Als hem wordt gevraagd hoeveel geld hij mag houden zegt hij ‘Ga zo vragen’, ‘Kkr veel’ en ‘Ze krijgen rek met 16k erop’. In de avond stuurt [medeverdachte] naar verdachte dat hij een foto van de voor- en achterkant van het identiteitsbewijs moet sturen, omdat ze anders geen geld krijgen. Verdachte stuurt hem daarop foto’s van het identiteitsbewijs van [slachtoffer 2] .
Verder wordt er op de telefoon van verdachte nog een gesprek van 26 juli 2023 aangetroffen waarin hij naar [gebruikersnaam 4] stuurt dat hij [medeverdachte] gewoon heeft geholpen met vervoer, dat zij veel geld in hebben moeten leveren en er niets aan hen is betaald. Het gesprek wordt vervolgd met [gebruikersnaam 4] die zegt dat hij ‘Ook naar [plaats] ’
(de rechtbank begrijpt: [plaats] )komt, waarop verdachte terugstuurt dat hij die dag naar zijn vriendin gaat. [gebruikersnaam 4] zegt vervolgens ‘Is ma tot 5’ en ‘Dan heb je sowieso pap en [medeverdachte] ook’. Het is de rechtbank bekend dat met ‘pap’ geld wordt bedoeld. Verdachte reageert met ‘Ai is geregeld’ en ‘Ik sta nu bij [medeverdachte] voor’.
Dat verdachte op 26 juli 2023 met [medeverdachte] was, volgt ook uit de Snapchatgroep ‘ [groepsnaam] ’. Zo wordt die dag in deze groep de [adres 2] , waar [slachtoffer 1] woont, genoemd en vervolgens wordt er gevraagd ‘Hoelang [verdachte] ?’ Verdachte zegt daarop ‘Laat me checke, 15 min’. Wanneer wordt gezegd ‘Haal [medeverdachte] op’ reageert verdachte daarop met ‘ja aii ik doe wel’. Op de vraag wie er naar binnen gaat, reageert [medeverdachte] met ‘ik’. Vervolgens stuurt verdachte ‘Zeg dat ik voor sta; Nergens hier is deur’, gevolgd door een filmpje van de voordeur van [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] heeft zodra zij door de zogenaamde bankmedewerker werd gebeld, de politie ingelicht. Ter plaatse trof de politie [medeverdachte] aan bij de voordeur van [slachtoffer 1] en verdachte hield zich op de hoek van de straat met zijn scooter op.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit het voorgaande volgt dat verdachte actief deelnam aan de Snapchatgroepen waarin over bankpasfraude werd gesproken. De verklaring van verdachte dat hij de berichten niet zelf heeft verstuurd, schuift zij als ongeloofwaardig terzijde. [medeverdachte] was bij zijn aanhouding weliswaar in het bezit van de telefoon van verdachte, maar de rechtbank is ervan overtuigd dat hij die nog maar heel kort daarvoor van verdachte had geleend, omdat zijn eigen telefoon leeg was, zoals [medeverdachte] heeft verklaard. Verdachte heeft zeer wisselend verklaard over hoe lang hij zijn telefoon kwijt was en de rechtbank acht het bovendien onaannemelijk dat [medeverdachte] berichten naar en over zichzelf heeft gestuurd vanaf de telefoon van verdachte. De verklaring van verdachte dat hij [medeverdachte] enkel naar de pinautomaat heeft gebracht en niet wist dat [medeverdachte] daar met andermans pinpas zou gaan pinnen, acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig. In de Snapchatgesprekken wordt immers diverse keren over geld gesproken, ook door verdachte. Bovendien heeft verdachte tegen [gebruikersnaam 4] gezegd dat hij [medeverdachte] heeft geholpen met vervoer en dat zij geld moesten inleveren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de verstuurde berichten naar voren komt dat verdachte wel degelijk wetenschap had van de oplichtingen en de diefstal, dat hij gedurende die feiten samen met [medeverdachte] daarbij aanwezig was en dat hij daarin ook een actieve rol heeft gehad.
Medeplegen
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte met zijn rol als medepleger kan worden gezien. Gelet op wat reeds is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders. Immers, deze wijze van oplichting, waarbij aangevers telefonisch worden benaderd door personen die zich voordoen als bankmedewerkers en aangeven dat er geld naar het buitenland is overgemaakt om zodoende beschikking te krijgen over bankpassen, pincodes en waardevolle goederen, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat verdachte actief heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en daarin zijn eigen taak en wezenlijke bijdrage had. Verdachte heeft steeds in nauw contact gestaan met zijn medeverdachten en werkte nauw met hen samen om het oplichtingstraject succesvol uit te voeren. Verdachte had daarbij kennis van de handelingen van zijn medeverdachten en van een ondergeschikte rol is niet gebleken. Bovendien is gebleken dat verdachte wilde delen in de buit. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 26 juli 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en pincode, die [slachtoffer 1] heeft opgebeld en zich voor heeft gedaan als bankmedewerker en te vertellen dat er geskimd was en dat er geld was overgemaakt naar Engeland en die [slachtoffer 1] heeft opgedragen haar pinpassen en pincode in een envelop te stoppen en heeft aangegeven dat de passen zouden worden opgehaald en vervolgens naar de woning van die [slachtoffer 1] is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
meermalen in de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- [slachtoffer 2] tot afgifte van een iPhone en MacBook en iPad en sieraden en
- [slachtoffer 3] tot afgifte van € 1.100 en pinpas en pincode,
door:
- voornoemde personen op te bellen en
- zich voor te doen als bankmedewerker en/of politiemedewerker en
- aan te geven dat er geld was of zou worden overgemaakt naar een ander land en/of
- aan te geven dat er gehackt was en/of
- aan te geven dat de bankpas was geblokkeerd en/of
- aan te geven dat er mensen in de buurt gearresteerd waren en deze personen een briefje bij zich hadden met het adres van de opgelichte persoon erop en
- aan te geven dat de bankpas(sen) en/of hoeveelheden geld en/of sieraden in een envelop gestopt moesten worden en/of
- de pincodes op de envelop te schrijven en/of mondeling door te geven en
- deze envelop door een medewerker opgehaald zou worden en/of
- aan te geven dat er op een later moment nieuwe bankpas(sen) en pincodes
gebracht/verstrekt zouden worden en/of de sieraden in een kluis gelegd zouden worden en/of
- bij voornoemde personen naar de woning te komen en voornoemde goederen mee te nemen/op te halen, en/of
- met de meegenomen bankpassen te pinnen;
feit 3
meermalen in de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen hoeveelheden geld die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen hoeveelheden geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door gebruikmaking van een bankpas die middels oplichting is verkregen van de eigenaar.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank het jeugdstrafrecht toe te passen en vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 100 uur met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om in geval van strafoplegging een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan oplichting van ouderen. Samen met anderen heeft verdachte de slachtoffers telefonisch benaderd en zich voorgedaan als bankmedewerker of medewerker van de politie om zo op slinkse wijze bankpassen, pincodes, sieraden en elektronica van de slachtoffers te bemachtigen. Met deze bankpassen is vervolgens geld van de bankrekeningen van de slachtoffers opgenomen. Daarnaast zijn sieraden weggenomen, die een enorme emotionele waarde vertegenwoordigen. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Daarnaast heeft verdachte enkel uit financieel gewin gehandeld en zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Zo heeft slachtoffer [slachtoffer 2] ter zitting verteld dat het feit veel met haar heeft gedaan en dat het haar angstig heeft gemaakt. Bovendien waren de bij haar weggenomen sieraden van grote emotionele waarde voor haar, temeer nu haar echtgenoot inmiddels is overleden en zij nu niets tastbaars meer van hem heeft.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Uit het reclasseringsrapport van 18 november 2024 volgt dat verdachte is gediagnosticeerd met PDD-NOS en een stoornis in de taalontwikkeling. Verdachte gaat naar het speciaal onderwijs en heeft een gemiddeld intelligentieniveau. Hij lijkt te functioneren op een jongere leeftijd dan zijn kalenderleeftijd doet vermoeden. Wegens zijn autisme heeft verdachte een afstand tot de arbeidsmarkt en hij ontvangt via [organisatie] begeleiding bij werk en wonen. De reclassering ziet het psychosociaal functioneren en de mogelijke invloed van het sociaal netwerk van verdachte als delictgerelateerde factoren. Het ontbreekt hem aan vaardigheden om sociale contacten op waarde te schatten. Verdachte lijkt impulsief en naïef, wat lijkt te zijn ingegeven door zijn psychosociaal functioneren. Door zijn autisme kan hij oorzaak en gevolg lastig inschatten. Verder volgt uit het rapport nog dat verdachte kampt met somatische klachten en PTSS, waarvoor hij een EMDR-behandeling ondergaat. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld en adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij ziet geen aanleiding om een straf met bijzondere voorwaarden op te leggen nu verdachte al voldoende zorg ontvangt.
Verdachte is ter zitting verschenen, maar heeft daar geen openheid van zaken gegeven.
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 21 jaar en dus meerderjarig. Ten aanzien van een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog geen 23 jaar, kan op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, die daartoe aanleiding geven.
De rechtbank ziet, gelet op het advies van de reclassering, aanleiding in de persoon van de verdachte om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank is van oordeel dat de toepassing van het jeugdstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte als ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
De strafoplegging
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de toepassing van het jeugdstrafrecht en de rol van verdachte bij de gepleegde feiten. Daar tegenover staat de proceshouding van verdachte die door de rechtbank in zijn nadeel wordt meegewogen. Alles afwegende acht de rechtbank de straf zoals geëist door de officier van justitie passend en legt aan verdachte op een taakstraf van 100 uur met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partijen

7.1
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 15.878,90 aan materiële schade voor feit 2.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Sieraden
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 11.050,- voor diverse sieraden. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft ter zitting verklaard dat zij de vordering niet verder heeft kunnen onderbouwen, omdat de aankoopfacturen eveneens zijn weggenomen. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de hoogte van de schade gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid. Zij schat de waarde van de sieraden op € 7.500,- en wijst deze schadepost tot dit bedrag toe. Voor het overige deel van deze schadepost zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Elektronica
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 4.828,90 voor diverse elektronische apparaten. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft ter zitting verklaard dat de apparaten enkele jaren oud zijn en dat zij dit deel van de vordering eveneens niet heeft kunnen onderbouwen nu de aankoopfacturen ook zijn weggenomen. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de hoogte van de schade gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid, waarbij zij rekening houdt met jaarlijkse afschrijvingen. De rechtbank schat de waarde van de elektronica op € 2.500,- en wijst deze schadepost tot voornoemd bedrag toe. Voor het overige deel van deze schadepost zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 10.000,-, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023.
7.2
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 1.620,- voor feiten 2 en 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 1.100,- wegens weggenomen contant geld. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu deze kosten niet zijn betwist, wijst de rechtbank de vordering in zoverre toe.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 520,- aan immateriële schade. Hiertoe is aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van de normschending door verdachte mee dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde in beginsel voor de hand liggen, zodat sprake kan zijn van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Verdachte en zijn mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd uitgekozen en op zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt echter niet welke psychische gevolgen dit heeft gehad voor de benadeelde partij. Daarmee is de vordering naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd om deze te kunnen toewijzen. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit betekent dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 1.100,-, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023.
7.3
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij de toegewezen vorderingen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Hoewel het in jeugdzaken niet gebruikelijk is, vindt de rechtbank daarbij ook de mogelijkheid van gijzeling als dwangmiddel bij niet betaling passend, nu hier sprake is van het adolescentenstrafrecht en bij een medeverdachte wel het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. Wel zal het aantal dagen gijzeling worden beperkt tot maximaal 30 dagen totaal.
7.4
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77gg, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van poging tot oplichting;
feit 2:medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3:medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf inhoudende een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 10.000,-aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] (feit 2), € 10.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
25 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 1.100,-aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] (feit 2), € 1.100,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
5 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 december 2024.
De griffier, mr. Hamburger en mr. Wijffels zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 26 juli 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en/of pincode, die [slachtoffer 1] heeft opgebeld en/of zich voor heeft gedaan als bankmedewerker en/of te vertellen dat er geskimd was en/of dat er geld was overgemaakt naar Engeland en/of die [slachtoffer 1] heeft opgedragen haar pinpassen en pincode in een envelop te stoppen en/of heeft aangegeven dat de passen zouden worden opgehaald en/of vervolgens naar de woning van die [slachtoffer 1] is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 te Vlissingen en/of Breda en/of Middelburg en/of Standdaarbuiten, gemeente Moerdijk, en/of [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- [slachtoffer 2] tot afgifte van een Iphone en/of Macbook en/of Ipad en/of sieraden en/of een bankpas, en/of
- [slachtoffer 3] tot afgifte van €1100 en/of pinpas en/of pincode,
door:
- voornoemde personen op te bellen, en/of
- zich voor te doen als bankmedewerker en/of politiemedewerker, en/of
- aan te geven dat er geld was naar een ander land, en/of
- aan te geven dat er gehackt was, een/of
- aan te geven dat de bankpas was geblokkeerd, en/of
- aan te geven dat er mensen in de buurt gearresteerd waren en deze personen een briefje bij zich hadden met het adres van de opgelichte persoon erop, en/of
- aan te geven dat de bankpas(sen) en/of hoeveelheden geld en/of sieraden in een envelop gestopt moesten worden, en/of
- de pincodes op de envelop te schrijven en/of mondeling door te geven, en/of
- deze envelop door een medewerker opgehaald zou worden, en/of
- aan te geven dat er op een later moment nieuwe bankpas(sen) en pincodes
gebracht/verstrekt zouden worden en/of de sieraden in een kluis gelegd zouden worden, en/of
- bij voornoemde personen naar de woning te komen en/of voornoemde goederen mee te nemen/op te halen, en/of
- met de meegenomen bankpassen te pinnen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 te Vlissingen en/of Breda en/of [plaats] en/of Middelburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, hoeveelheden geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheden geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruikmaking van een bankpas die middels oplichting is verkregen en/of zonder toestemming van de eigenaar van de gebruikte bankpas;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )