ECLI:NL:RBZWB:2024:8830

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
02-191906-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen oplichting en diefstal door middel van bankpasfraude

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting en diefstal. De zaak betreft een oplichting waarbij de verdachte samen met anderen een oudere vrouw heeft benaderd onder het mom van een bankmedewerker. De verdachte heeft de vrouw telefonisch overtuigd om haar bankpas en sieraden af te geven, met de belofte dat deze veilig bewaard zouden worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 juli 2023 bij de vrouw aanbelde en de bankpas en sieraden heeft meegenomen, waarna hij met de bankpas geld heeft gepind. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de oplichting en diefstal als bewezen werden verklaard. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uren en wees een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, die zowel materiële als immateriële schade had geleden door de daden van de verdachte. De rechtbank benadrukte de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernstige impact van de misdaad op haar leven. De verdachte werd hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade, die door hem en zijn mededaders was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-191906-23
vonnis van de meervoudige kamer van 19 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:in de periode van 3 juli 2024 tot en met 4 juli 2024 samen met anderen [benadeelde] heeft opgelicht door middel van bankpasfraude;
feit 2:omstreeks 4 juli 2023 samen met anderen geld heeft gestolen van [benadeelde] , met gebruikmaking van de door bankpasfraude verkregen bankpas.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 nu zowel de oplichtingsmiddelen als het medeplegen niet kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en de deels bekennende verklaring van verdachte staat voor de rechtbank vast dat verdachte op 3 juli 2023 bij mevrouw [benadeelde] heeft aangebeld en een envelop met daarin een bankpas heeft meegenomen. Vervolgens heeft verdachte met deze bankpas tweemaal een geldbedrag van € 500,- weggenomen. Verdachte heeft deelgenomen aan diverse groepsgesprekken op Snapchat waarin over meerdere bankpasfraudes wordt gesproken. Bij deze feiten is steeds gebruikgemaakt van dezelfde modus operandi. De aangevers werden gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerker of politiemedewerker en hun werd verteld dat er geld was overgemaakt naar een ander land, dat zij waren gehackt of geskimd of dat er sprake was van een verdachte situatie. Vervolgens kregen de aangevers het verzoek om hun bankpas, contant geld en/of sieraden in een envelop te stoppen, zodat een bankmedewerker deze op kon halen. De pincode van de ingesloten bankpas werd veelal op de envelop geschreven via de telefoon gegeven. Bij het ophalen werd door de ophaler een beveiligingscode genoemd, die het slachtoffer via de telefoon te horen had gekregen. Vervolgens werd er met de opgehaalde bankpas geld opgenomen.
Feit 1
Oplichting?
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de door verdachte gepleegde handelingen als (medeplegen van) oplichting kunnen worden aangemerkt.
Voor een veroordeling wegens oplichting is onder meer vereist dat sprake is van het gebruik van een of meer van de in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht specifiek aangeduide oplichtingsmiddelen: het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels. Van het in de delictsomschrijving van oplichting vervatte bestanddeel ‘beweegt’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het betreffende slachtoffer mede onder invloed van de door het betreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed.
Op grond van het dossier is de rechtbank van oordeel dat door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels bij [benadeelde] een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen, waardoor zij is bewogen tot de afgifte van haar bankpas en sieraden. Immers, zij heeft deze goederen afgegeven nadat iemand die zich voordeed als bankmedewerker haar heeft opgebeld met de leugenachtige mededeling dat er geld van haar rekening was afgeschreven, dat er fraudeurs in de buurt actief waren en dat haar bankpas en sieraden in een kluis konden worden bewaard. Vervolgens is verdachte aan haar voordeur verschenen en heeft hij in de valse hoedanigheid van bankmedewerker haar bankpas en sieraden opgehaald. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat verdachte zich aan haar heeft voorgesteld als zichzelf, zoals ter zitting door zijn raadsman is betoogd. De rechtbank is van oordeel dat de leugenachtige mededelingen in combinatie met de door verdachte aangenomen valse hoedanigheid van voldoende gewicht zijn, nu sprake is van een vooraf bedachte werkwijze waarbij misbruik is gemaakt van een ouder en daarmee kwetsbaar slachtoffer. Zij acht de oplichting van [benadeelde] dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
Deze wijze van oplichting, waarbij aangevers telefonisch worden benaderd door personen die zich voordoen als bankmedewerkers en aangeven dat er geld naar het buitenland is overgemaakt om zodoende beschikking te krijgen over bankpassen, pincodes en waardevolle goederen, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat verdachte heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en daarin zijn eigen taak en wezenlijke bijdrage had, namelijk het ophalen van de bankpas en het pinnen van geldbedragen, wat cruciaal was voor het voltooien van de oplichting. Verdachte heeft ondertussen steeds in nauw contact gestaan met zijn mededaders en werkte nauw met hen samen om het oplichtingstraject succesvol uit te voeren. Van een ondergeschikte rol is niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Sieraden
Uit de aangifte die namens [benadeelde] is gedaan volgt dat er naast een geldbedrag ook sieraden zijn weggenomen. Verdachte ontkent dat.
De rechtbank is van oordeel dat het wegnemen van sieraden geheel in de modus operandi past en heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de aangifte. Bovendien is reeds bewezenverklaard dat verdachte als medepleger heeft deelgenomen aan het samenwerkingsverband, zodat niet bewezen hoeft te worden dat het verdachte is geweest die de sieraden heeft opgehaald.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de oplichting van [benadeelde] onder feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2Gelet op het dossier en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen een geldbedrag heeft weggenomen van [benadeelde] door gebruikmaking van haar door oplichting verkregen bankpas.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 3 juli 2023 te Middelburg tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens te weten:
- [benadeelde] tot afgifte van een pinpas en pincode en sieraden,
door:
- voornoemde persoon op te bellen en
- zich voor te doen als bankmedewerker en
- aan te geven dat er geld was afgeschreven van haar rekening en
- aan te geven dat er fraudeurs in de buurt actief waren en
- aan te geven dat de bankpas(sen) en sieraden opgehaald zouden worden om veilig te bewaren in een kluis en
- aan te geven dat een medewerker de bankpas en sieraden zou komen ophalen en de volgende dag terug zou brengen en
- vervolgens voornoemde goederen op te halen en
- met de meegenomen bankpas te pinnen;
feit 2
omstreeks 4 juli 2023 te Middelburg tezamen en in vereniging met anderen een hoeveelheid geld die aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel een valse sleutel door gebruikmaking van een middels oplichting verkregen bankpas.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
Hoewel de reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen, verzoekt de officier van justitie de rechtbank om, in lijn met de op grond van het adolescentenstrafrecht geëiste straffen tegen de medeverdachten, een vergelijkbare straf op te leggen. De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 140 uur met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om bij de strafoplegging rekening te houden met de rol en de proceshouding van verdachte en met de strafoplegging in soortgelijke zaken. Zij verzoekt de rechtbank aan verdachte op te leggen een werkstraf van 70 uur met aftrek van voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de oplichting van mevrouw [benadeelde] . Zij is telefonisch benaderd waarbij de beller zich voordeed als bankmedewerker, zodat verdachte op slinkse wijze een bankpas van haar heeft kunnen wegnemen om daarmee vervolgens geld van haar bankrekening weg te nemen. Daarnaast zijn haar sieraden weggenomen. De emotionele waarde daarvan is vaak niet in geld uit te drukken. Het is extra kwalijk dat juist een ouder persoon tot slachtoffer is gemaakt, vanwege haar grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Verdachte heeft het slachtoffer niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook haar gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Daarnaast heeft verdachte enkel uit financieel gewin gehandeld en zich niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte heeft een blanco strafblad.
Uit het reclasseringsrapport van 21 november 2024 volgt dat verdachte gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een reclasseringstoezicht is opgelegd. Tijdens dit toezicht is aandacht besteed aan het sociaal netwerk van verdachte en het vergroten van zijn probleemoplossende vaardigheden. De reclassering geeft aan dat verdachte sinds de opheffing van de meldplicht zijn leven voldoende op orde heeft, zodat geen concrete en dringende zorgen bestaan. Verdachte volgt een opleiding en genereert inkomen met zijn bijbaan. De reclassering ziet bij verdachte ook geen problematiek op andere gebieden. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag en de reclassering adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden. Daarnaast adviseert zij het volwassenstrafrecht toe te passen.
Verdachte is ter zitting verschenen en heeft daar grotendeels openheid van zaken gegeven. Ook heeft hij spijt betuigd.
De reclassering heeft geadviseerd om het volwassenstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet evenals als de reclassering geen reden om het adolescentenstrafrecht toe te passen, maar zal bij de hoogte van de op te leggen straf wel rekening houden met de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd op grond van het adolescentenstrafrecht.
De strafoplegging
Gelet op deze laatste overweging wijkt de rechtbank naar beneden af van de straf zoals geëist door de officier van justitie. Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een werkstraf van 100 uur met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert (naar de rechtbank begrijpt) een schadevergoeding van € 1.950,- voor feiten 1 en 2.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 950,- voor diverse sieraden. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu de vordering niet is onderbouwd met bijvoorbeeld aankoopfacturen, zal de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de schade gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid. Zij schat de waarde van de sieraden op het gevorderde bedrag en wijst deze schadepost toe.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 1.000,- aan immateriële schade. Hiertoe is aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van de normschending door verdachte mee dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Verdachte en zijn mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd uitgekozen en op zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. Daarmee is sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Dat daarvan in dit geval sprake is blijkt ook uit de onderbouwing van de vordering, waarin onder andere naar voren komt dat dit op de benadeelde partij een traumatische impact heeft gehad, dat zij sindsdien angstig is en zich zwak en kwetsbaar voelt. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, een vergoeding van € 500,- billijk en wijst dit toe. Voor het overige wijst zij de vordering af.
De schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 1.450,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2023. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van oplichting;
feit 2:medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde]van
€ 1.450,-, waarvan € 950,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] (feiten 1 en 2), € 1.450,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
24 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 december 2024.
De griffier, mr. Hamburger en mr. Wijffels zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De tenlastelegging
1
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 3 juli 2023 tot en met 4 juli 2023 te Middelburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten:
- [benadeelde] tot afgifte van een pinpas en/of pincode en/of sieraden,
door:
- voornoemde persoon op te bellen, en/of
- zich voor te doen als bankmedewerker, en/of
- aan te geven dat er geld was afgeschreven van haar rekening, en/of
- aan te geven dat er fraudeurs in de buurt actief waren, en/of
- aan te geven dat de bankpas(sen) en/of pincodes en/of sieraden opgehaald zouden worden om veilig te bewaren in een kluis, en/of
- aan te geven dat een medewerker de bankpas en/of pincode en/of sieraden zou komen ophalen en/of de volgende dag terug gebracht zou worden, en/of
- vervolgens voornoemde goederen zijn opgehaald en/of
- met de meegenomen bankpas te pinnen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 4 juli 2023 te Middelburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel een valse sleutel door gebruikmaking van een middels oplichting verkregen bankpas en/of zonder toestemming van voornoemde persoon;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )