ECLI:NL:RBZWB:2024:8829

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
02-187591-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring medeplegen (poging tot) oplichting door middel van bankpasfraude, meermalen gepleegd en diefstal met gebruikmaking van de door bankpasfraude verkregen bankpassen, meermalen gepleegd

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder (poging tot) oplichting en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 juli 2023 samen met anderen heeft geprobeerd een slachtoffer op te lichten door middel van bankpasfraude. Daarnaast heeft hij in de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 samen met anderen meerdere slachtoffers opgelicht en geld gestolen met gebruikmaking van de door bankpasfraude verkregen bankpassen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van deze feiten en heeft de toepassing van het jeugdstrafrecht overwogen, gezien de jeugdigheid van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft een taakstraf van 180 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De vorderingen van benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank heeft de geschorste voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-187591-23
vonnis van de meervoudige kamer van 19 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. W. van Nunen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:op 26 juli 2023 samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 10] op te lichten door middel van bankpasfraude;
feit 2:in de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 samen met anderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] heeft opgelicht door middel van bankpasfraude;
feit 3:in de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 samen met anderen geld heeft gestolen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] , met gebruikmaking van de door bankpasfraude verkregen bankpassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de oplichting van [slachtoffer 6] (feit 2) en de diefstal van geldbedragen ten aanzien van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] (feit 3).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de oplichting van [slachtoffer 6] (feit 2) en de diefstal van geldbedragen ten aanzien van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] (feit 3). Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en de grotendeels bekennende verklaring van verdachte, staat voor de rechtbank vast dat verdachte op 26 juli 2023 samen met anderen een poging tot oplichting heeft gepleegd. Daarnaast heeft verdachte in de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 samen met anderen meerdere oplichtingen gepleegd om onder meer pinpassen te verkrijgen, waarmee hij vervolgens geldbedragen heeft weggenomen. Bij deze feiten is steeds gebruikgemaakt van dezelfde modus operandi. De aangevers werden gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerker of politiemedewerker en hun werd verteld dat er geld was overgemaakt naar een ander land, dat zij waren gehackt of geskimd of dat er sprake was van een verdachte situatie. Vervolgens kregen de aangevers het verzoek om hun bankpas, contant geld en sieraden in een envelop te stoppen, zodat een bankmedewerker deze op kon halen. De pincode werd veelal op de envelop geschreven of via de telefoon medegedeeld. Bij het ophalen werd door de ophaler een beveiligingscode genoemd, die het slachtoffer via de telefoon te horen had gekregen. Vervolgens werd er met de opgehaalde bankpassen geld opgenomen. Gedurende de (poging tot) oplichtingen stonden de bellers en ophalers in nauw contact met elkaar via de telefoon en Snapchatgroepen.
Gelet op wat hiervoor is vastgesteld, zijn naar het oordeel van de rechtbank alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Over enkele onderdelen van deze feiten overweegt de rechtbank nog het volgende.
Oplichting van [slachtoffer 6] (feit 2)
Verdachte ontkent dat hij aangeefster [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van haar bankpas, pincode en sieraden. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting grotendeels openheid van zaken gegeven en zijn verklaring komt op de rechtbank authentiek over. Bovendien bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat het verdachte is geweest die op 3 juli 2023 bij [slachtoffer 6] aan de deur stond en heeft [medeverdachte] bekend dat hij dat is geweest. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Diefstal met valse sleutel ten aanzien van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] (feit 3)
Uit het dossier is niet gebleken dat aangeefster [slachtoffer 1] haar bankpas heeft afgegeven en dat daarmee vervolgens geld is opgenomen. Ten aanzien van [slachtoffer 6] heeft [medeverdachte] bekend dat hij degene is geweest die op 3 juli 2023 met haar bankpas geld heeft gepind. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van deze onderdelen van de tenlastelegging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 26 juli 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 10] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en pincode, die [slachtoffer 10] heeft opgebeld en zich voor heeft gedaan als bankmedewerker en te vertellen dat er geskimd was en dat er geld was overgemaakt naar Engeland en die [slachtoffer 10] heeft opgedragen haar pinpassen en pincode in een envelop te stoppen en heeft aangegeven dat de passen zouden worden opgehaald en vervolgens naar de woning van die [slachtoffer 10] is gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
meermalen in de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 te Vlissingen en/of Breda en/of Middelburg en/of Standdaarbuiten, gemeente Moerdijk, en/of [plaats] tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- [slachtoffer 1] tot afgifte van een iPhone en MacBook en iPad en sieraden en
- [slachtoffer 2] tot afgifte van € 1.100 en pinpas en pincode, en
- [slachtoffer 3] tot afgifte van een bankpas en pincode en een GSM en sieraden en
- [slachtoffer 4] tot afgifte van een bankpas en pincode en 200 euro en sieraden en
- [slachtoffer 5] tot afgifte van een bankpas en pincode en
- [slachtoffer 7] tot afgifte van een bankpas en pincode en
- [slachtoffer 8] tot afgifte van een bankpas en pincode en 245 euro en
- [slachtoffer 9] tot afgifte van een bankpas een pincode,
door:
- voornoemde personen op te bellen en
- zich voor te doen als bankmedewerker en/of politiemedewerker en
- aan te geven dat er geld was of zou worden overgemaakt naar een ander land en/of
- aan te geven dat er gehackt was en/of
- aan te geven dat de bankpas was geblokkeerd en/of
- aan te geven dat er mensen in de buurt gearresteerd waren en deze personen een briefje bij zich hadden met het adres van de opgelichte persoon erop en
- aan te geven dat de bankpas(sen) en/of hoeveelheden geld en/of sieraden in een envelop gestopt moesten worden en/of
- de pincodes op de envelop te schrijven en/of mondeling door te geven en
- deze envelop door een medewerker opgehaald zou worden en/of
- aan te geven dat er op een later moment nieuwe bankpas(sen) en pincodes gebracht/verstrekt zouden worden en/of de sieraden in een kluis gelegd zouden worden en
- bij voornoemde personen naar de woning te komen en voornoemde goederen mee te nemen/op te halen en/of
- met de meegenomen bankpassen te pinnen;
feit 3
meermalen in de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 te [plaats] en/of Breda en/of Vlissingen en/of Middelburg tezamen en in vereniging met anderen hoeveelheden geld die aan [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van gebruikmaking van op naam van voornoemde personen gestelde pinpassen, welke pinpassen middels oplichting zijn verkregen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank het jeugdstrafrecht toe te passen en vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 120 uren met aftrek van voorarrest en een jeugddetentie van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie om aan verdachte de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om het jeugdstrafrecht toe te passen en om bij de strafoplegging rekening te houden met de rol en proceshouding van verdachte. Daarnaast moet het feit dat verdachte zijn leven weer op de rit heeft niet worden doorbroken door middel van detentie. Gelet daarop verzoekt de verdediging aan verdachte enkel een taakstraf op te leggen, waarvan een deel voorwaardelijk. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden verzoekt de verdediging om verdachte geen contactverbod op te leggen met zijn medeverdachten, omdat niet valt uit te leggen waarom een dergelijk verbod bij de medeverdachten niet is geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan oplichting van ouderen. Zijn mededaders hebben de slachtoffers telefonisch benaderd en zich voorgedaan als bankmedewerker of medewerker van de politie, waarna verdachte bij hen thuis langsging, om zo op slinkse wijze bankpassen, pincodes, sieraden en elektronica van de slachtoffers te bemachtigen. Met deze bankpassen is vervolgens geld van de bankrekeningen van de slachtoffers opgenomen. In totaal is er aan contant geld al bijna € 26.000,- buitgemaakt. Daar komen de sieraden en de elektronica nog bij. De sieraden die buit zijn gemaakt betreffen vaak sieraden met een grote emotionele waarde (onder andere trouwringen), die niet in geld uit te drukken valt. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Daarnaast heeft verdachte enkel uit financieel gewin gehandeld en zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Zo heeft [slachtoffer 1] ter zitting verteld dat het feit veel met haar heeft gedaan en dat het haar angstig heeft gemaakt. Bovendien waren de bij haar weggenomen sieraden van grote emotionele waarde voor haar, temeer nu haar echtgenoot is overleden en zij nu niets tastbaars van hem meer heeft.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Wel heeft verdachte eerder voor de politierechter moeten verschijnen voor fraude. Verdachte is toen vrijgesproken, maar hij heeft het feit dat hij zich voor de rechter heeft moeten verantwoorden kennelijk niet als waarschuwing opgevat.
Uit het reclasseringsrapport van 21 juni 2024 volgt dat verdachte door zijn autisme te goed van vertrouwen kan zijn, impulsief handelt en zich wegens zijn jeugdigheid onvoldoende lijkt te kunnen weren. Ook stapt hij gemakkelijk over grenzen heen, is hij weinig zelfstandig en legt hij geen oorzaak-gevolgverbanden. De reclassering geeft aan dat onder meer het sociale netwerk, de financiële situatie, de dagbesteding en het psychosociaal functioneren van verdachte een rol hebben gespeeld bij de feiten. Verdachte staat open voor hulp van zijn moeder en zij ondersteunt hem dan ook bij onder meer zijn financiën, wonen en solliciteren. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog tot gemiddeld. Gelet op de jeugdigheid van verdachte adviseert de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen. Daarnaast adviseert zij een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een contactverbod met de medeverdachten. De reclassering acht de volwassenreclassering de aangewezen instantie om verdachte te begeleiden.
Verdachte heeft op zitting spijt betuigd, wat op de rechtbank oprecht is overgekomen. De rechtbank weegt dit dan ook mee in zijn voordeel. Verder is ter zitting gebleken dat verdachte inmiddels een baan heeft.
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 20 jaar en dus meerderjarig. Ten aanzien van een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog geen 23 jaar, kan op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, die daartoe aanleiding geven.
De rechtbank ziet, gelet op het advies van de reclassering, aanleiding in de persoon van de verdachte om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank is van oordeel dat de toepassing van het jeugdstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte als ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
De strafoplegging
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf van 180 uur met aftrek van voorarrest. Gelet op de ernst en het aantal feiten legt de rechtbank een hogere taakstraf dan gevorderd op. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op jeugddetentie van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden. Voor een contactverbod met de medeverdachten ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding. Het toezicht op de bijzondere voorwaarden dient te worden gehouden door de volwassenenreclassering.

7.De benadeelde partijen

7.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 15.878,90 aan materiële schade voor feit 2.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Sieraden
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 11.050,- voor diverse sieraden. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft ter zitting verklaard dat zij de vordering niet verder heeft kunnen onderbouwen, omdat de aankoopfacturen eveneens zijn weggenomen. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de hoogte van de schade gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid. Zij schat de waarde van de sieraden op € 7.500,- en wijst deze schadepost tot dit bedrag toe. Voor het overige deel van deze schadepost zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Elektronica
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 4.828,90 voor diverse elektronische apparaten. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft ter zitting verklaard dat de apparaten enkele jaren oud zijn en dat zij dit deel van de vordering eveneens niet heeft kunnen onderbouwen nu de aankoopfacturen ook zijn weggenomen. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de hoogte van de schade gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid, waarbij zij rekening houdt met jaarlijkse afschrijvingen. De rechtbank schat de waarde van de elektronica op € 2.500,- en wijst deze schadepost tot dit bedrag toe. Voor het overige deel van deze schadepost zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 10.000,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023.
7.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.620,- voor feiten 2 en 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 1.100,- wegens weggenomen contant geld. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu deze kosten niet zijn betwist, wijst de rechtbank de vordering in zoverre toe.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 520,- aan immateriële schade. Hiertoe is aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van de normschending door verdachte mee dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde in beginsel voor de hand liggen, zodat sprake kan zijn van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Verdachte en zijn mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd uitgekozen en op zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt echter niet welke psychische gevolgen dit heeft gehad voor de benadeelde partij. Daarmee is de vordering naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd om deze te kunnen toewijzen. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit betekent dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 1.100,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023.
7.3
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
De benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert een schadevergoeding van € 745,- voor feiten 2 en 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 245,- wegens weggenomen contant geld. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu deze kosten niet zijn betwist, wijst de rechtbank de vordering in zoverre toe.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 500,- aan immateriële schade. Hiertoe is aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van de normschending door verdachte mee dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 sub b BW. Verdachte en zijn mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd uitgekozen en op zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. Daarmee is sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Dat daarvan in dit geval sprake is blijkt ook uit de onderbouwing van de vordering, waarin onder andere naar voren komt dat de benadeelde partij zich ook buitenshuis niet veilig meer voelt en dat haar oude dag nu is getekend door angst en wantrouwen jegens de medemens. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht het gevorderde bedrag gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend billijk en wijst dit toe.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 745,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2023.
7.4
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij de toegewezen vorderingen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Hoewel het in jeugdzaken niet gebruikelijk is, vindt de rechtbank daarbij ook de mogelijkheid van gijzeling als dwangmiddel bij niet betaling passend, nu hier sprake is van het adolescentenstrafrecht en bij een medeverdachte wel het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. Wel zal het aantal dagen gijzeling worden beperkt tot maximaal 30 dagen totaal.
7.5
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededaders is betaald, en andersom.
7.6
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 1.950,- voor de feiten 2 en 3. Verdachte is ten aanzien van [slachtoffer 6] vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij
niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van poging tot oplichting;
feit 2:medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3:medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf inhoudende een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
 dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Langendijk 34 te Breda, nadat hij telefonisch (088-8041508) een afspraak heeft gemaakt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 dat verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- van rechtswege geldt voorts:
 dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
 dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 10.000,-aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] (feit 2), € 10.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
25 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 1.100,-aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] (feit 2), € 1.100,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
3 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 745,-, waarvan € 245,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] (feiten 2 en 3), € 745 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
2 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
- verklaart de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 6] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 december 2024.
De griffier, mr. Hamburger en mr. Wijffels zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 26 juli 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 10] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en/of pincode, die [slachtoffer 10] heeft opgebeld en/of zich voor heeft gedaan als bankmedewerker en/of te vertellen dat er geskimd was en/of dat er geld was overgemaakt naar Engeland en/of die [slachtoffer 10] heeft opgedragen haar pinpassen en pincode in een envelop te stoppen en/of heeft aangegeven dat de passen zouden worden opgehaald en/of vervolgens naar de woning van die [slachtoffer 10] is gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 te Vlissingen en/of Breda en/of Middelburg en/of Standdaarbuiten, gemeente Moerdijk, en/of [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- [slachtoffer 1] tot afgifte van een Iphone en/of Macbook en/of Ipad en/of sieraden en/of een bankpas, en/of
- [slachtoffer 2] tot afgifte van €1100 en/of pinpas en/of pincode,en/of
- [slachtoffer 3] tot afgifte van een bankpas en/of pincode en/of een GSM en/of sieraden, en/of
- [slachtoffer 4] tot afgifte van een bankpas en/of pincode en/of 200 euro en/of sieraden, en/of
- [slachtoffer 5] tot afgifte van een bankpas en/of pincode, en/of
- [slachtoffer 6] tot afgifte van een bankpas en/of pincode en/of sieraden, en/of
- [slachtoffer 7] tot afgifte van een bankpas en/of pincode, en/of
- [slachtoffer 8] tot afgifte van een bankpas en/of pincode en/of 245 euro, een/of
- [slachtoffer 9] tot afgifte van een bankpas een/of pincode,
door:
- voornoemde personen op te bellen, en/of
- zich voor te doen als bankmedewerker en/of politiemedewerker, en/of
- aan te geven dat er geld was en/of zou worden overgemaakt naar een ander land, en/of
- aan te geven dat er gehackt was, een/of
- aan te geven dat de bankpas was geblokkeerd, en/of
- aan te geven dat er mensen in de buurt gearresteerd waren en deze personen een briefje bij zich hadden met het adres van de opgelichte persoon erop, en/of
- aan te geven dat de bankpas(sen) en/of hoeveelheden geld en/of sieraden in een envelop gestopt moesten worden, en/of
- de pincodes op de envelop te schrijven en/of mondeling door te geven, en/of
- deze envelop door een medewerker opgehaald zou worden, en/of
- aan te geven dat er op een later moment nieuwe bankpas(sen) en pincodes gebracht/verstrekt zouden worden en/of de sieraden in een kluis gelegd zouden worden, en/of
- bij voornoemde personen naar de woning te komen en/of voornoemde goederen mee te nemen/op te halen, en/of
- met de meegenomen bankpassen te pinnen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 20 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 te [plaats] en/of Breda en/of Vlissingen en/of Middelburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, hoeveelheden geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 7] en/of R.L. [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld onder zijn//hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van gebruikmaking van op naam en zonder toestemming van voornoemde personen gestelde pinpassen, welke pinpassen middels oplichting zijn verkregen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )