ECLI:NL:RBZWB:2024:882

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
02-194670-23 en 02-000677-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Driemaal diefstal met voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd aan verdachte

Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drie diefstallen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. K. Tax, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd in de PI Vught, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.F.M. Geeratz. De tenlastelegging omvatte diefstal van twintig pakken koffie op 1 augustus 2023 en diefstal van rundergehakt en Nesquik in de periode van 24 juli 2022 tot en met 14 november 2022, beide gepleegd bij Albert Heijn in Breda.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstallen van 1 augustus 2023 en 24 juli 2022, maar sprak hem vrij van de diefstal op 14 november 2022 wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank overwoog dat de herkenningen van de verdachte door verbalisanten voldoende specifiek waren en dat de aangiften van de supermarktmanager de bewijsvoering ondersteunden.

De rechtbank legde een voorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn lange strafblad, een kans moest krijgen om aan zijn toekomst te werken zonder strafbare feiten te plegen. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven met ingang van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/194670-23 en 02/000677-23 (gevoegd ter terechtzitting)
vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971, te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Vught, Lunettenlaan 501, 5263 NT Vught,
raadsman mr. M.F.M. Geeratz, advocaat te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. K. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Daarnaast is mevrouw [deskundige] , reclasseringsmedewerkster, als deskundige gehoord.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 02/194670-23:op 1 augustus 2023 twintig pakken koffie heeft gestolen bij Albert Heijn in Breda;
Parketnummer 02/000667-23:in de periode van 24 juli 2022 tot en met 14 november 2022 rundergehakt en/of Nesquik heeft gestolen bij Albert Heijn in Breda.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van 1 augustus 2023 (02/194670-23), gelet op de aangifte, de processen-verbaal van herkenning door verbalisanten en de camerabeelden. Datzelfde geldt voor de diefstal van 24 juli 2022 (02/000677-23). De officier van justitie rekwireert tot vrijspraak van de diefstal op 14 november 2022 (02/000677-23). Behalve de aangifte is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat het verdachte is geweest die de winkeldiefstal heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit voor de ontkennende verdachte. Bij het feit van 14 november 2022 is de verdediging met de officier van justitie van mening dat er alleen een aangifte ligt van Albert Heijn en er verder geen bewijsmiddelen zijn. Ook de andere twee diefstallen ontkent verdachte en de herkenningen die zijn gedaan, zijn onvoldoende specifiek om voor het bewijs te gebruiken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage II die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat de herkenningen van verdachte door verbalisanten bij de diefstallen van 1 augustus 2023 en 24 juli 2022 voldoende specifiek zijn om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt. Dat geldt ook voor de herkenningen door [naam] in zijn aangiften van respectievelijk de diefstal op 24 juli 2022 en de diefstal op 14 november 2022. De rechtbank zelf heeft op de zitting het grote en brede postuur van verdachte waargenomen, dat past bij de dief op de beelden van 24 juli 2022 en 1 augustus 2023. Dat geldt ook voor de baard van verdachte, die een lange, brede grijze streep op de zijkant van beide kaken heeft, en voor het overige zwart is, waaronder een duidelijke zwarte plek op de kin. Supermarktmanager [naam] heeft op 7 februari 2024 bij de rechter-commissaris nogmaals verklaard waaraan hij verdachte indertijd heeft herkend. Zijn aangifte en herkenning van verdachte bij de diefstal van 14 november 2022 worden naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de bewijsmiddelen van de diefstal van 24 juli 2022. Daarom kan ook wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de diefstal van 14 november 2022 heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/194670-23:
op 1 augustus 2023 te Breda twintig pakken koffie, die aan Albert Heijn, gevestigd aan het [adres] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 02/000677-23:
op respectievelijk 25 juli 2022 en 14 november 2022 te Breda respectievelijk verpakkingen Nesquik en verpakkingen met daarin rundergehakt, die telkens aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Bovendien heeft de rechtbank de bewezenverklaring bij parketnummer 02/000677-23 herschreven binnen de grenzen van de tenlastelegging, om duidelijk te maken dat het om twee concrete pleegdata gaat binnen de zeer ruim ten laste gelegde pleegperiode. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voorwaardelijk de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor twee jaar, zonder rekening te houden met het voorarrest, zal worden opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Daaraan dienen de door de reclasseringswerkster op zitting genoemde voorwaarden te worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
In geval van een veroordeling heeft de verdediging heeft bepleit dat oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel passend is. Gelet op de reeds ondergane detentie, zou de lengte van die ISD-maatregel gematigd moeten worden tot anderhalf jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is voor de diefstal van 1 augustus 2023 buiten heterdaad aangehouden op
4 augustus 2023. Sinds die tijd heeft hij in voorarrest gezeten, omdat het Openbaar Ministerie van plan was een onvoorwaardelijke ISD-maatregel te vorderen. Verdachte voldoet aan de formele eisen voor een dergelijke maatregel. Op zijn strafblad van meer dan 20 pagina’s staan vele, ook recente veroordelingen tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor onder andere diefstallen. Deze gevangenisstraffen hebben er niet voor gezorgd dat verdachte is gestopt met het plegen van strafbare feiten. Ook met de drie diefstallen waarvoor verdachte in dit vonnis wordt veroordeeld, heeft verdachte steeds weer een ondernemer schade toegebracht en onnodig tijdsverlies bezorgd. Gelet op de bewezenverklaring moet de rechtbank bovendien vaststellen dat verdachte tegen beter weten in is blijven ontkennen de diefstallen gepleegd te hebben. Die houding is niet hoopgevend voor de toekomst.
Op de zitting is er echter wel iets hoopgevends gebeurd. [deskundige] van de reclassering is met verdachte in gesprek kunnen gaan. Dat is de reclassering eerder nooit gelukt, omdat verdachte een slecht beeld van de reclassering had sinds zijn eerste contact vele jaren geleden en daarom nooit een gesprek wenste. Dat heeft verdachte toegelicht op zitting. De opening voor het gesprek werd gemaakt door de raadsman van verdachte, toen hij de deskundige vroeg naar de mogelijkheid van een voorwaardelijke in plaats van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Het gesprek met verdachte bood de deskundige voldoende houvast om te concluderen dat ook verdachte die kans zou moeten krijgen. Juist omdat hij niet had willen meewerken aan het door de deskundige geschreven rapport had zij in eerste instantie een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd. Niet alleen het herhalingsgevaar, maar ook het gevaar op onttrekking aan voorwaarden werd namelijk ingeschat als hoog. Op de zitting is verdachte duidelijk gemaakt dat hij bij een voorwaardelijke ISD-maatregel in vrijheid kan werken aan een toekomst zonder het plegen van strafbare feiten en zijn de door de deskundige geadviseerde voorwaarden toegelicht en doorgenomen. Verdachte heeft bevestigd dat hij alles begreep en zich aan die voorwaarden zal houden, als hij inderdaad vanuit huis aan zijn toekomst mag werken. Als vijftigplusser wil hij nu een leven gaan leiden waarin hij niet meer met politie en justitie in aanraking komt.
De rechtbank zal verdachte hiervoor dan ook een kans geven in de vorm van een voorwaardelijke ISD-maatregel, zoals gevorderd door de officier van justitie. Het al ondergane voorarrest is geen aanleiding om de duur van die voorwaardelijke ISD-maatregel te beperken tot anderhalf jaar. De deskundige heeft op zitting geadviseerd de maatregel voor de duur van twee jaar op te leggen. Gelet op het lange strafblad en de mogelijke problematiek bij verdachte, ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de gebruikelijke termijn van twee jaar.
Gelet op de oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel zal de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen met ingang van deze uitspraak op woensdag 14 februari 2024 om 12.30 uur.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38m, 38n, 38p, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/194670-23:
feit 1:Diefstal;
Parketnummer 02/000677-23:
feit 1:Diefstal, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
- bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarenna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte tijdens de proeftijd de na te noemen bijzondere voorwaarden zal naleven;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij verslavingsinstelling Novadic-Kentron in Breda en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden en dat hij meewerkt aan het reclasseringstoezicht, waaronder huisbezoeken, zo lang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte abstinent is van alcohol en drugs en meewerkt aan urine- en/of ademcontroles ter controle hierop, waarbij de reclassering bepaalt wanneer en hoe vaak de controles plaatsvinden;
* dat verdachte meewerkt aan een intake en diagnostiek en, als de reclassering dat nodig vindt, zich gedurende de proeftijd ambulant laat behandelen bij een forensische polikliniek van Fivoor of een soortgelijke instantie, zolang de reclassering dat nodig acht. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte inzicht geeft in zijn financiën en meewerkt aan begeleiding op dat vlak als de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan het vinden en uitvoeren van een zinvolle dagbesteding.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
-
heft opde voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van
14 februari 2024 om 12.30 uur.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. D.S.G. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2024.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.