ECLI:NL:RBZWB:2024:8804

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
24/7790
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor uitbreiding opjaagstation drinkwatervoorziening

Op 20 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst, met als derde-partij Evides N.V. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een aan Evides verleende omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een opjaagstation voor drinkwatervoorziening. Verzoekster vordert schorsing van de vergunning, omdat zij vreest voor onomkeerbare schade nu de werkzaamheden al zijn begonnen, ondanks dat er beroep is ingesteld tegen de vergunning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 december 2024 behandeld en concludeert dat er geen onrechtmatige besluitvorming is aangetoond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, na een belangenafweging waarbij de belangen van Evides en de maatschappelijke noodzaak van de werkzaamheden zwaarder wegen dan de bezwaren van verzoekster. De voorzieningenrechter benadrukt dat dit oordeel voorlopig is en dat de rechtmatigheid van de vergunning in de bodemprocedure zal worden beoordeeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen hoger beroep mogelijk tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7790

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats 1] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Ossewaarde),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Evides N.V. uit Rotterdam ( Evides )
(gemachtigde: mr. R.M. van de Velde).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen een aan Evides verleende omgevingsvergunning. De vergunning ziet op de uitbreiding van een opjaagstation aan de [straat] te [plaats 1] ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Verzoekster wil dat de vergunning wordt geschorst. Zij vreest onomkeerbare gevolgen nu Evides is begonnen met de werkzaamheden, ondanks dat beroep tegen de vergunning is ingesteld.
1.1.
Het college heeft de ontwerpvergunning vanaf 13 oktober 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegd in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV) als bedoeld in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Toepassing van deze procedure houdt in dat tegen de vergunning direct, zonder eerst bezwaar te maken, beroep moet worden ingesteld. [1] Op 2 januari 2024 is de vergunning voor het opjaagstation (het bestreden besluit) verzonden.
1.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens verzoekster: haar zoon J. Volleman, de gemachtigde van verzoekster en [persoon 1] , geluidsdeskundige. Namens het college waren de gemachtigde, geluidsdeskundige Vermeent en [persoon 2] , ambtenaar, aanwezig. Namens Evides waren de gemachtigde, [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] en [persoon 6] aanwezig.
1.3
Op de zitting is ook het beroep van verzoekster en haar overleden echtgenoot tegen het bestreden besluit besproken (zaaknummer 24/1953). Na de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat het onderzoek in de beroepszaak onvolledig is geweest, is dat onderzoek heropend en is het college in de gelegenheid gesteld om in die procedure nadere stukken te overleggen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
2.1.
De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [2] De voorzieningenrechter beoordeelt de spoedeisendheid en weegt bij die beoordeling de betrokken belangen van partijen af.
2.2.
Hoewel de voorzieningenrechter niet is gebleken van
evidentonrechtmatige besluitvorming, geeft hij nog geen definitief oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De beoordeling van het bestreden besluit vergt nader onderzoek, mede gelet op laattijdig ingediende gronden en reacties in die procedure. Voor dat nadere onderzoek is in het kader van deze voorlopigevoorzieningenprocedure geen plaats, temeer nu verzoekster met haar verzoek en Evides ter zitting te kennen hebben gegeven op korte termijn een beslissing te wensen op het verzoek.
De belangen
3. Verzoekster voert aan dat de werkzaamheden inmiddels zijn begonnen. Zij is bang voor een onomkeerbare situatie en voor schade aan de natuur. Zij woont op korte afstand van het Natuurnetwerk Nederland-gebied en van het opjaagstation dat daarbinnen ligt. Er zijn al onomkeerbare werkzaamheden uitgevoerd, waaronder het plaatsen van damwanden.
3.1
Evides heeft ter zitting erkend dat er onomkeerbare werkzaamheden hebben plaatsgevonden door het plaatsen van damwanden en heipalen. Nadat zij hoorde van het verzoek om een voorlopige voorziening zijn geen onomkeerbare werkzaamheden meer uitgevoerd. De eerstvolgende niet onomkeerbare werkzaamheid zal het storten van een betonvloer zijn. De planning is dat die op 15 januari 2025 gestort gaat worden.
Evides wijst op het grote maatschappelijke belang dat gediend is bij de werkzaamheden. Evides heeft afspraken gemaakt in het convenant Brabantse Wal om minder water op te pompen uit de Brabantse Wal, vanwege verdrogingsproblematiek aldaar. Het beschikbare water is niet toereikend om in de drinkwaterbehoefte van Midden-Zeeland te voorzien. Daarom moet nu ook water uit Zeeuws Vlaanderen aangevoerd worden. Daarnaast is een nieuwe woonwijk in aanbouw bij Perkpolder, wat ook extra vraag naar water op zal leveren. Om de waterdruk met deze ontwikkelingen op peil te houden is de uitbreiding van het opjaagstation noodzakelijk. Uitstel van het project leidt tot aanpassingen in de planning, leidt daardoor tot organisatorische problemen en heeft grote financiële gevolgen.
De belangenafweging
4. Ter zitting heeft Evides uiteengezet dat in september 2024 met de werkzaamheden is begonnen. Op het moment van indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening – op 15 november 2024 – hadden dus al de nodige werkzaamheden plaatsgevonden. De werkzaamheden leveren daarnaast vooral een belasting voor de natuur op tijdens het broedseizoen dat op 1 maart begint. Evides heeft aangegeven dat door de aanvang van de werkzaamheden de kans dat op de bouwplaats nesten worden gebouwd nihil is. De voorzieningenrechter volgt Evides hierin en kent daarom aan het belang om schade aan de natuur in de leefomgeving van verzoekster te voorkomen een beperkt gewicht toe.
4.1
Het voornaamste belang van verzoekster is gelegen in het voorkomen van een onomkeerbare situatie. Zij vreest een
fait accompli.Verzoekster ervaart al jarenlang geluidsoverlast en trillinghinder van de huidige situatie en zij heeft er geen vertrouwen in dat dit na de uitbreiding verbetert, zoals het college stelt. In de beroepszaak voert zij in dat kader onder meer aan dat er gebreken kleven aan de geluidsonderzoeken ten behoeve van de nieuwe, vergunde situatie en dat alternatieve locaties voor het probleem van Evides onvoldoende zijn onderzocht. Zoals onder 2.2 overwogen, komt de voorzieningenrechter echter nu niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden. Van
evidentonrechtmatige besluitvorming is op dit moment geen sprake. Indien de beoordeling in de beroepszaak tot de conclusie leidt dat het bestreden besluit onrechtmatig is en de uitbreiding van het opjaagstation op deze locatie geheel niet vergund kan worden, zal dat tot gevolg hebben dat Evides de uitbreiding moet terugdraaien. In zoverre ziet de voorzieningenrechter, anders dan bij het aspect natuur, wel een omkeerbare situatie.
4.2
De organisatorische en financiële belangen van Evides bij het volgens planning doorbouwen van het opjaagstation, zoals weergegeven onder 3.1 hiervoor, waarbij mede het maatschappelijke belang van drinkwatervoorziening gediend wordt, weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan de door verzoekster naar voren gebrachte belangen bij het op dit moment stilleggen van de werkzaamheden.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat Evides door mag bouwen. De voorzieningenrechter wijst er nog eens op dat dit het resultaat is van een belangenafweging en dat eerst in de bodemprocedure een oordeel over de rechtmatigheid van de vergunning zal worden gegeven. De eventuele gevolgen van Evides ’ eigen keuze om door te gaan met de werkzaamheden terwijl die omgevingsvergunning niet onherroepelijk is, komen voor haar eigen rekening en risico.
5.1
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. R.J. Wesel, griffier, op 20 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d van de Awb.
2.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.