ECLI:NL:RBZWB:2024:8803

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
02-234957-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloosheid en rijden onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024, staat de verdachte terecht voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 8 september 2023 in Goirle, waarbij zijn bijrijder zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed onder invloed van alcohol (1,56 promille) en met een snelheid van 143 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid op die weg 50 kilometer per uur was. Tijdens de zitting op 13 december 2024 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.J.M. Jansen, besproken. De officier van justitie beschouwde de feiten als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat er geen sprake was van roekeloosheid.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld door de verkeersregels in ernstige mate te schenden. De rechtbank concludeerde dat het rijgedrag van de verdachte, dat leidde tot het ongeval, niet alleen de verkeersregels had geschonden, maar ook gevaar voor anderen had opgeleverd. De rechtbank achtte zowel de roekeloosheid als het rijden onder invloed van alcohol bewezen en legde een taakstraf van 240 uren op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier jaar. De rechtbank weegt hierbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder zijn jonge leeftijd, maar benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak om de verkeersveiligheid te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-234957-23
vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 december 2024, waarbij de officier van justitie mr. P.W.P. Emmen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
8 september 2023:
1) een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel bij een ander heeft veroorzaakt dan wel dat hij gevaarlijk heeft gereden;
2) heeft gereden onder invloed van alcohol.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen en is van mening dat bij feit 1 sprake is van roekeloosheid.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat feit 1 bewezen kan worden verklaard, maar dat geen sprake is van roekeloosheid. Voor feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 8 september 2023 heeft verdachte op de Tilburgseweg in Goirle een eenzijdig verkeersongeval veroorzaakt. Hij reed onder invloed van alcohol (1,56 promille) met een snelheid van ongeveer 143 kilometer per uur - waar vijftig kilometer per uur was toegestaan – en is in een flauwe bocht de controle over het stuur verloren. Hij is tegen een boom gebotst en als gevolg van die botsing is zijn bijrijder gewond geraakt.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Van dergelijke schuld is sprake indien het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Roekeloosheid is de zwaarste vorm van schuld. Van roekeloosheid is in elk geval sprake als het rijgedrag van verdachte tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
Om vast te kunnen stellen dat het verkeersgedrag van verdachte kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW, moet de rechtbank beoordelen of het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden of (b) hij dat in ernstige mate heeft gedaan of (c) hij dat opzettelijk heeft gedaan en of (d) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. De rechtbank stelt het volgende vast. Verdachte was ten tijde van het ongeval een beginnend bestuurder, voor hem gold daarom een maximaal promillage van 0,2. Verdachte heeft dit maximum bijna acht keer overschreden. Niet alleen had verdachte veel te veel gedronken, hij heeft ook de maximaal toegestane snelheid fors overschreden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden. Verdachte heeft de regels ook opzettelijk geschonden. Hij heeft immers besloten om in de auto te stappen, terwijl hij onder invloed van alcohol was en hij heeft de maximumsnelheid fors overschreden. Daar komt nog bij dat verdachte zijn snelheid niet (aanzienlijk) heeft gematigd, ook niet na verzoek van het slachtoffer, terwijl zij afreden op een flauwe bocht naar links. Vanwege dit rijgedrag was er gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel. Het slachtoffer heeft ook daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 8 september 2023 te Goirle als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Tilburgseweg
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, - na het gebruik van alcoholhoudende drank te rijden, en
- met een te hoge snelheid, te weten een snelheid van
ongeveer143 kilometer per uur, althans met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum
snelheid van 50 kilometer per en
- met die te hoge snelheid in een flauwe bocht te rijden, en- zijn personenauto in deze bocht niet onder controle te houden,
waardoor het voertuig van de weg is geraakt en tegen een boom is
gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere breuken in de rechter arm en kraakbeenletsel in een elleboog en een scheur in de lever en de milt en één of meer gebroken rib(ben) en een
longkneuzing en twee tenen uit de kom, werd
toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
2
op 8 september 2023 te Goirle als bestuurder van een motorrijtuig,
personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als
bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994,
1,57 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed
bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist
en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de
eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van
18 jaar had bereikt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast moet aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier jaar worden opgelegd met aftrek van de periode dat het rijbewijs al ingevorderd is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en een beperkte ontzegging van de rijbevoegdheid. Een lange rijontzegging zal contraproductief zijn met het oog op de verkeersveiligheid. Verdachte vindt het op dit moment al lastig om te rijden en dat kan alleen maar verergeren als hij jarenlang geen auto mag besturen. Verder verzoekt de verdediging rekening te houden met de forse rekeningen die verdachte nog kan verwachten voor de medische kosten van het slachtoffer en de kosten van de auto van zijn moeder.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft onder invloed van alcohol een ernstig auto-ongeluk veroorzaakt waarbij één van zijn beste vrienden zwaar – en mogelijk blijvend – gewond is geraakt. Zowel verdachte als zijn vriend hebben geluk gehad dat zij het ongeluk hebben overleefd.
Gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zou in geval van overtreding van artikel 6 WVW bij de hoogste mate van verwijtbaarheid normaliter een onvoorwaardelijke gevangenisstraf volgen met daarbij een aanzienlijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank ziet echter net als de officier van justitie en de raadsman aanleiding om in dit geval (deels) af te wijken van de oriëntatiepunten, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd. De rechtbank zal in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de maximale taakstraf opleggen. Vanwege de ernst van het feit en als stok achter de deur zal de rechtbank daarnaast wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Ook acht de rechtbank, anders dan de raadsman heeft bepleit, een aanzienlijke ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats. Verdachte heeft als beginnend bestuurder door zijn gedrag de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Met een dergelijke ontzegging wordt niet alleen beoogd om bij verdachte door te laten dringen dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor verkeersdeelnemers, maar ook om verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren opleggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van vier jaren met aftrek.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van:
feit 1:Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, van deze wet ;
feit 2:Overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 (1,57 milligram);
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
-beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
-veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

Bijkomende straf

- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van vier jaar;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en
mr. J.C.A.M. Los, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Lequin, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 december 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 8 september 2023 te Goirle als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Tilburgseweg
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank te rijden, en/of
- met een te hoge snelheid, te weten een snelheid van 143 kilometer per uur, althans
met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum
snelheid van 50 kilometer per uur en/of een snelheid die hoger lag dan verantwoord
was voor een veilig verkeer te plaatse, te rijden en/of
- met die te hoge snelheid in een flauwe bocht te rijden, en/of
- zijn personenauto in/bij deze bocht niet onder controle te houden,
waardoor het voertuig van de weg is geraakt en/of tegen een boom is
aangereden/gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
meerdere breuken in de rechter arm en/of kraakbeenletsel in een elleboog en/of
een scheur in de lever en/of de milt en/of één of meer gebroken rib(ben) en/of een
longkneuzing en/of twee tenen uit de kom, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van
de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel
gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde
wet;
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art
8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 september 2023 te Goirle als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, Tilburgseweg,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank heeft gereden, en/of
- met een te hoge snelheid, te weten een snelheid van 143 kilometer per uur, althans
met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum
snelheid van 50 kilometer per uur en/of een snelheid die hoger lag dan verantwoord
was voor een veilig verkeer te plaatse, heeft gereden en/of
- met die te hoge snelheid in een flauwe bocht heeft gereden, en/of
- zijn personenauto in/bij deze bocht niet onder controle heeft gehouden,
waardoor het voertuig van de weg is geraakt en/of tegen een boom is
aangereden/gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij op of omstreeks 8 september 2023 te Goirle als bestuurder van een motorrijtuig,
personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als
bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994,
1,57 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed
bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist
en
nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de
eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van
18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog
niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is
afgegeven;
( art 8 lid 3 ahf/sub b onder 2° Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 3 ahf/sub b onder 3°
Wegenverkeerswet 1994 )