Op 3 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak werd behandeld in het kader van het civiel recht, specifiek binnen het personen- en familierecht. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 5 december 2024, en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden, tot 5 maart 2025. De kinderrechter oordeelde dat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige nog steeds aanwezig is en dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de opvoedingssituatie. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, heeft verzocht om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de minderjarige niet in staat is om elders te wonen en terugkeert naar zijn moeder wanneer hij het moeilijk heeft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige behoefte heeft aan structuur en stabiliteit, en dat de huidige situatie niet toereikend is. De moeder heeft aangegeven dat zij de minderjarige niet wil dwingen om terug te keren naar de groep, maar de kinderrechter benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop moet staan. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.