ECLI:NL:RBZWB:2024:8795

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
C/02/428507 / JE RK 24-2037
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in zaak van het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Middelburg

Op 3 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Middelburg, die zich zorgen maken over de ontwikkeling van de minderjarige, die zich meerdere keren heeft onttrokken aan hulpverlening en bij een jeugdzorginstelling verblijft. De ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, hebben ingestemd met het verzoek voor een machtiging van drie maanden, hoewel de minderjarige zelf heeft aangegeven dat hij liever een kortere periode van twee maanden zou willen. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld, waarbij positieve stappen zijn opgemerkt, maar ook zorgen over zijn gedrag en gezondheid. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en heeft de machtiging verleend met ingang van 7 december 2024 tot 7 maart 2025. De kinderrechter heeft ook het belang van een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) voor de minderjarige benadrukt en het College aangespoord om dit te faciliteren. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/428507 / JE RK 24-2037
Datum uitspraak: 3 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE MIDDELBURG,
zetelende te Middelburg,
hierna te noemen: het College.
over
[de minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat mr. M.A.J. Timmermans-Roelands te Bergen op Zoom.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] .
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van het College van 6 november 2024, ontvangen op 6 november 2024;
  • de instemmende verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, drs [naam] van 11 november 2024, ontvangen op 12 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vader;
- de moeder;
  • een vertegenwoordiger van het College;
  • een vertegenwoordiger van de Raad.
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 30 mei 2024 is een spoedmachtiging om [de minderjarige] te doen op nemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 30 mei 2024 en tot 13 juni 2024, zonder voorafgaand horen van belanghebbenden.
2.3.
Bij beschikking van 7 juni 2024 is een machtiging om [de minderjarige] te doen op nemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 7 juni 2024 en tot 7 september 2024.
2.4.
Bij beschikking van 4 september 2024 is een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 7 september 2024 en tot 7 december 2024.
2.5.
Op basis van voornoemde beschikking verblijft [de minderjarige] bij [jeugdzorginstelling] te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
Het College verzoekt een machtiging te verlenen om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
3.2.
De gedragswetenschapper drs. [naam] heeft ingestemd met het verzoek machtiging gesloten jeugdhulp. Dit blijkt uit de verklaring van 11 november 2024.
3.3.
De vader en de moeder stemmen in met het verblijf van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.

4.De standpunten

4.1.
Het College handhaaft het verzoek. Het College maakt zich zorgen om [de minderjarige] . Het is lastig om afspraken te maken met [de minderjarige] en om aan zijn problematiek te werken nu hij zich al meermaals heeft onttrokken aan de ingezette hulpverlening. [de minderjarige] is namelijk al meerdere keren weggelopen bij [jeugdzorginstelling] . Dit maakt het lastig om vooruitgang te boeken. Dit is zorgelijk, ook gezien het feit dat [de minderjarige] steeds ouder wordt. Het College geeft aan dat begeleid wonen voor [de minderjarige] een geschikte optie zou kunnen zijn. [de minderjarige] moet zich dan de komende periode bij [jeugdzorginstelling] daar wel voor gaan inzetten.
4.2.
De Raad ondersteunt het verzoek van het College. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de Raad aangegeven dat er een onderzoek is gestart naar een jeugdbeschermingsmaatregel. Dit onderzoek zit in de afrondende fase. De raad ondersteunt het voorliggende verzoek.
4.3.
Namens [de minderjarige] heeft de advocaat aangegeven dat [de minderjarige] graag zou willen dat de machtiging wordt verleend voor de duur van twee maanden. [jeugdzorginstelling] heeft aangegeven dat zij de patronen bij [de minderjarige] onvoldoende kunnen doorbreken. Zij adviseren om de gesloten plaatsing bij [jeugdzorginstelling] niet te verlengen. De advocaat vraagt zich dan ook af welk nut een gesloten plaatsing voor [de minderjarige] heeft, maar anderzijds heeft hij op dit moment ook geen andere geschikte woonplaats. Als [de minderjarige] in [maand] 2025 zestien jaar wordt, wil hij het liefst begeleid wonen. [de minderjarige] wil dan ook graag starten met een BBL-opleiding. Gelet op het voorgaande verzoekt de advocaat om het verzoek toe te wijzen voor de duur van twee maanden.
4.4.
[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij een gesloten plaatsing bij [jeugdzorginstelling] voor nog drie maanden te lang vindt. [de minderjarige] zou graag willen dat de machtiging wordt verleend voor de duur van twee maanden. Hij geeft aan dat hij niet graag bij [jeugdzorginstelling] is en dat hij daar niet op zijn plek is. Het liefst zou [de minderjarige] bij zijn vader willen wonen. Hij ziet echter in dat dit niet mogelijk is omdat zijn vader een traject aan het volgen is voor zijn eigen problematiek. Bij [jeugdzorginstelling] gaat het nu weer redelijk goed. [de minderjarige] heeft aangegeven mee te willen werken en niet meer te zullen weglopen. Verder geeft [de minderjarige] aan dat zijn EMDR-therapie is gestopt. Hij weet niet goed waarom. Hij zou graag begeleid willen wonen in [maand] 2025, wanneer hij zestien jaar wordt. Hij is hiervoor bereid te stoppen met drugsgebruik. [de minderjarige] wil graag de komende periode bewijzen dat hij dit kan.
4.5.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij instemt met het verzoek. [jeugdzorginstelling] sluit aan bij de behoeften van [de minderjarige] . Binnen [jeugdzorginstelling] worden namelijk duidelijke grenzen gesteld. De moeder heeft de groepsleiding gesproken en zij geven aan dat [de minderjarige] momenteel binnen [jeugdzorginstelling] doet wat hij behoort te doen. De komende maanden zal [de minderjarige] zich moeten inzetten bij [jeugdzorginstelling] om te kunnen overstappen naar begeleid wonen.
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader aangegeven dat hij instemt met het verzoek. De vader is gestart met een traject om te stoppen met het gebruiken van alcohol en drugs. Hij hoopt dat dit voor [de minderjarige] ook helpend gaat zijn. Hij bevestigt dat hij [de minderjarige] op zich wel zou willen opvangen, maar dat dat vooralsnog niet mogelijk is.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat, naast de formele vereisten in de Jeugdwet, is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet en zal het verzoek van het College toewijzen. Dit betekent dat de kinderrechter de machtiging voor opname en verblijf van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden zal verlenen. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
Allereerst wil de kinderrechter [de minderjarige] complimenteren. De kinderrechter ziet dat hij positieve stappen heeft gezet. Voor het eerste wegloopincident ging het beter met [de minderjarige] bij [jeugdzorginstelling] . Hij was meer in contact met anderen op de groep en er bestond minder weerstand tegenover de leiding. Ook volgde hij traumabehandeling en was hij gestart met het volgen van onderwijs. De kinderrechter ziet dat als [de minderjarige] ergens voor gaat, het hem ook lukt. Daarnaast vindt de kinderrechter het knap hoe [de minderjarige] met de kinderrechter in gesprek is gegaan.
5.4.
Naast die positieve ontwikkelingen zijn er ook nog steeds zorgen over [de minderjarige] . [de minderjarige] is meerdere malen weggelopen van [jeugdzorginstelling] . Van 9 oktober 2024 tot 5 november 2024 was er geen contact met [de minderjarige] en was zijn verblijfplaats onbekend. [de minderjarige] is uiteindelijk teruggevonden door de politie. [de minderjarige] heeft aangegeven dat hij bij een vriend zou hebben gelogeerd en dat hij vaak naar feesten is gegaan. Ook was er sprake van drugsgebruik en was hij erg vermagerd. [de minderjarige] heeft hiermee zijn gezondheid in gevaar gebracht. Ook zijn alle afspraken voor zijn vervolgplek (behandelgroep van [jeugdzorginstelling] in Roosendaal) en de hulpverlening hierdoor stil komen te liggen. Wanneer [de minderjarige] niet goed in zijn vel zit onttrekt hij zich aan gezag van de hulpverlening en loopt hij weg. De kinderrechter ziet dat [de minderjarige] zichzelf steeds beter leert begrijpen maar hierin is hij nog niet ver genoeg. [de minderjarige] heeft hierbij begeleiding nodig. De kinderrechter vindt het jammer om te zien dat eerdere ingezette hulpverlening niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Het lijkt erop dat [de minderjarige] baat heeft bij de gesloten setting van [jeugdzorginstelling] . De duidelijkheid, structuur, begrenzing en kleinschaligheid doen [de minderjarige] goed. Daarnaast volgt [de minderjarige] bij [jeugdzorginstelling] onderwijs en heeft hij dagbesteding. Het is echter wel belangrijk dat [de minderjarige] openstaat voor begeleiding en dat hij zich hier volledig voor gaat inzetten. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk blijft.
5.5.
Verder benadrukt de kinderrechter de meerwaarde van een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) voor [de minderjarige] . De kinderrechter gunt [de minderjarige] een persoon die hij vertrouwt, die hem begrijpt en die er voor [de minderjarige] is. De kinderrechter gaat er vanuit dat het College het idee van een JIM voor [de minderjarige] zal oppakken en met [de minderjarige] in gesprek zal gaan over wie een JIM voor hem zou kunnen worden. Ook benadrukt de kinderrechter dat het verstandig zou zijn als [de minderjarige] (rond zijn zestiende) in aanmerking wordt gebracht voor begeleid wonen. De kinderrechter geeft dan ook aan het College mee dat het goed zou zijn om [de minderjarige] hier al voor aan te melden. Tot slot benadrukt de kinderrechter dat [de minderjarige] zich de komende periode bij [jeugdzorginstelling] moet inzetten om stappen te kunnen zetten naar begeleid wonen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 7 december 2024 en tot 7 maart 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke, griffier, en is op schrift gesteld op 6 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.