ECLI:NL:RBZWB:2024:8793
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Tilburg
Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de WOZ-waarde van een woning in Tilburg had vastgesteld op € 492.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, vond deze waarde te hoog en stelde dat de waarde maximaal € 400.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft onderbouwd met een taxatiematrix, waarin de waarde op basis van vergelijkingsmethoden is vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de referentiewoningen, die gebruikt zijn voor de waardebepaling, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen, en dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.