ECLI:NL:RBZWB:2024:8792
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Tilburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, een tussenwoning in Tilburg, vastgesteld op € 249.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de vastgestelde waarde van de woning te hoog is. Belanghebbende stelt dat de waarde maximaal € 192.000 zou moeten zijn, terwijl de heffingsambtenaar de waarde verdedigt op € 249.000. De rechtbank legt uit dat een beroep tegen de waardebeschikking ook een beroep tegen de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) inhoudt. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde, onder andere door gebruik te maken van een taxatiematrix en vergelijkingsmethode met referentiewoningen.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de WOZ-waarde van de woning en de aanslag OZB niet te hoog zijn vastgesteld. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.