ECLI:NL:RBZWB:2024:879

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
02-173182-23 en 02-167548-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernielingen, handelen in strijd met gedragsaanwijzing en poging tot zware mishandeling

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1995, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder vernielingen, het handelen in strijd met een gedragsaanwijzing en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de zaken, met parketnummers 02-173182-23 en 02-167548-23, inhoudelijk behandeld op 2 februari 2024. De verdachte heeft op 13 juli 2023 een ruit en een scooter vernield die toebehoorden aan een slachtoffer en heeft op 9 juli 2023 in strijd met een gedragsaanwijzing gehandeld door herhaaldelijk contact op te nemen met een ander slachtoffer. Daarnaast heeft hij op 23 juli 2023 geprobeerd om een derde slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door deze met een metalen staaf en een bierflesje te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen is verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een meldplicht. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade heeft geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-173182-23 en 02-167548-23 (ttz. gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 15 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1995 te [plaats 1] ,
wonende te [adres 1] ,
raadsman mr. R.H.P. Feiner, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaken naar deze kamer verwezen. De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van
2 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 02-173182-23
feit 1:op 13 juli 2023 een ruit en een scooter, van [slachtoffer 1] en/of Woongoed Middelburg, heeft vernield;
feit 2:op 9 juli 2023 in strijd met een gedragsaanwijzing heeft gehandeld door [slachtoffer 2] meerdere malen te bellen;
feit 3:op 23 juli 2023 heeft geprobeerd om [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een metalen staaf en een bierflesje tegen zijn hoofd te slaan, subsidiair ten laste gelegd als mishandeling;
parketnummer 02-167548-23
feit 1:op 9 juli 2023 de auto van [slachtoffer 2] heeft vernield;
feit 2:in de periode van 21 april 2023 tot en met 22 april 2023 de inboedel van de woning van [slachtoffer 2] heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De onder feit 3 in de zaak met parketnummer 02-173182-23 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan worden wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft het slachtoffer met een metalen staaf en een bierflesje geslagen. Meerdere verbalisanten hebben waargenomen dat verdachte het slachtoffer sloeg. Dat verdachte heeft geslagen, wordt ook bevestigd door het bij het slachtoffer waargenomen letsel en de verklaring die het slachtoffer tegenover de verbalisanten heeft afgelegd. De metalen staaf is aangetroffen, net als scherven van bierflesjes. Het slachtoffer is knock-out achterover gevallen, waaruit blijkt dat verdachte met kracht heeft geslagen. Door het slachtoffer op deze wijze te slaan heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan.
De overige aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen op basis van de aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de aan verdachte ten laste gelegde vernielingen aan het oordeel van de rechtbank (02-173182-23, feit 1 en 02-167548-23, feiten 2 en 3).
Ten aanzien het in strijd handelen met een gedragsaanwijzing (02-173182-23, feit 2) is naar voren gebracht dat verdachte dronken was op het moment dat de gedragsaanwijzing aan hem werd uitgereikt en uit het dossier niet blijkt of het hem duidelijk is geworden wat de gedragsaanwijzing inhield. Het is de vraag of verdachte opzet had op het overtreden van de gedragsaanwijzing.
Verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling (parketnummer 02-173182-23, feit 3). Er is geen aangifte gedaan door het slachtoffer. [Verbalisant] zou hebben gezien dat verdachte het slachtoffer met een metalen staaf heeft geslagen. Er is aanleiding om te twijfelen aan de waarneming van deze verbalisant. Allereerst is het de vraag of het vanuit zijn positie beneden mogelijk was om te zien wat er boven tussen verdachte en het slachtoffer gebeurde. Daarnaast is het is de vraag of hij echt een klap heeft waargenomen of hij deze conclusie zelf heeft getrokken naar aanleiding van de situatie die hij boven aantrof. Daarbij komt dat hij ambtshalve bekend is met verdachte door eerdere overlastgevende incidenten, wellicht heeft dat zijn waarneming gekleurd.
Verder verklaart het slachtoffer zelf niet over de metalen staaf en is hier ook geen onderzoek naar gedaan. Het is niet bekend of er zwaar lichamelijk letsel met dit voorwerp kan worden toegebracht. Ook is er niets bekend over het letsel van het slachtoffer. Het feit kan daarom niet worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-173182-23, feit 1 en 02-167548-23, feiten 2 en 3
Deze feiten kunnen bewezen worden verklaard gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier.
02-173182-23, feit 2
De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier. Op basis van het dossier is vast komen te staan dat verdachte de gedragsaanwijzing heeft ontvangen en daarvan op de hoogte was. Dat verdachte op dat moment nog te dronken was om de gedragsaanwijzing te begrijpen is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Door aangeefster die dag toch meerdere malen anoniem op te bellen heeft hij opzettelijk de gedragsaanwijzing overtreden.
02-173182-23, feit 3
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte met zowel een metalen staaf als een bierflesje meerdere malen tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen de verbalisanten, in het bijzonder [Verbalisant] , hebben waargenomen, nu de waarnemingen van de verbalisanten bevestiging vinden in de overige bewijsmiddelen. Het slachtoffer heeft direct na de gebeurtenissen tegenover de verbalisanten verklaard dat hij meerdere malen op zijn hoofd is geslagen. Dit is ook bevestigd door het bij hem waargenomen letsel.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit handelen gekwalificeerd moet worden als een poging tot zware mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat ook één harde klap tegen een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel als het hoofd al tot ernstig letsel kan leiden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de omstandigheid dat het slachtoffer na het slaan knock-out op de grond viel, valt af te leiden dat verdachte met kracht heeft geslagen. Door op deze manier op het hoofd van het slachtoffer te slaan heeft verdachte - naar de uiterlijke verschijningsvorm - bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
02-173182-23
feit 1
op 9 juli 2023 te Middelburg, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft beschadigd;
feit 2
in de periode van 21 april 2023 tot en met 22 april 2023 te Middelburg, opzettelijk en wederrechtelijk de inboedel van een woning gelegen aan de [adres 2] in [plaats 2] , die aan [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft vernield en/of beschadigd;
02-167548-23
feit 1
op 13 juli 2023 te Middelburg, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en een scooter, die aan [slachtoffer 1] en/of Woongoed Middelburg, toebehoorden heeft vernield en/of beschadigd;
feit 2
op 9 juli 2023 te Middelburg, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 juli 2023, gegeven door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant, door [slachtoffer 2] meerdere malen te bellen;
feit 3
op 23 juli 2023 te Middelburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met kracht met een metalen staaf, heeft geslagen tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] en
- meerdere malen met kracht met een (kapot) bierflesje, heeft geslagen tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Op die manier kan verdachte aansluitend aan de detentie starten met de klinische opname. Zij vordert daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen strafmaatverweer gevoerd. Verdachte staat gelet op zijn alcoholproblematiek open voor een klinische opname en de verdediging heeft het belang daarvan onderschreven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van een auto en een scooter en het vernielen van de inboedel en de ruit van een woning. Deze vernielingen en/of beschadigingen zijn gepleegd aan en in de omgeving van de woning van zijn ex-partner en haar broer. Verdachte heeft in de woning van zijn ex-partner een ravage achtergelaten en ook niet geschuwd spullen van zijn kinderen kapot te maken of van het balkon te gooien. Dit zijn nare feiten die verdachte onder invloed van alcohol heeft gepleegd. Verdachte heeft na één van de vernielingen aan de woning van zijn ex-partner een gedragsaanwijzing opgelegd gekregen, waarin onder meer aan hem duidelijk was gemaakt dat hij geen contact meer met haar mocht opnemen. Verdachte heeft zich ook hiervan niets aangetrokken en heeft aangeefster dezelfde avond, meerdere malen, anoniem gebeld.
Met zijn handelen heeft de verdachte voor zowel zijn ex-partner als haar omgeving een bedreigende en onveilige situatie gecreëerd en heeft hij meerdere personen schade toegebracht. Verdachte heeft geen enkel respect voor eigendommen van anderen. Ook moeten de feiten beangstigend voor de ex-partner van verdachte zijn geweest, te meer omdat twee van de vernielingen ook in de omgeving van haar woning plaats hebben gevonden. Zij heeft ook verklaard dat zij bang was voor verdachte en dat hij haar of de kinderen wat zou aandoen. Uit de toelichting van de vordering tot schadevergoeding blijkt ook dat zij zich langere tijd onveilig heeft gevoeld. Daarnaast veroorzaakt dit soort feiten gevoelens van angst, onveiligheid en onrust in het algemeen in de samenleving.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer met kracht met metalen staaf en glas tegen zijn hoofd te slaan. Dit is een ernstig feit en ook ten tijde van het plegen van dit feit was verdachte onder invloed van alcohol. Verdachte heeft door het plegen van deze geweldshandelingen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast is ook een buurvrouw van het slachtoffer ongewenst met deze situatie geconfronteerd. Ook dit kan gevoelens van angst, onveiligheid en onrust oproepen. Verdachte heeft hier niet bij stilgestaan. De rechtbank rekent hem dit aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen, ook voor soortgelijke feiten. Dit is in het nadeel van verdachte.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het reclasseringsadvies van 12 oktober 2023 en de aanvulling op dit advies van 18 januari 2024. Zowel het risico op recidive in algemene zin, als het risico op recidive van relationeel geweld wordt als hoog geschat als niet wordt ingezet op interventies. Er is bij verdachte sprake van problematiek op verschillende leefgebieden. Tijdens het schorsingstoezicht is ingezet op een verdiepingsonderzoek. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van ernstig alcoholmisbruik en zwakbegaafdheid. Ook zijn er aanwijzingen dat er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. Dit is slechts screenend onderzocht, maar er zijn aanwijzingen voor vermijdende, dwangmatige en antisociale trekken binnen zijn persoonlijkheid. Een persoonlijkheidsstoornis wordt daarmee niet uitgesloten. Verder komt het beeld naar voren van een man die bij oplopende spanning tekortschietende vaardigheden heeft om op adequate wijze hiermee om te gaan. Verdachte lijkt alcohol te gebruiken om met zijn problemen om te gaan, maar dit leidt tot verlies van controle en overzicht wat weer leidt tot een toename van impulsiviteit en conflicten.
Verdachte heeft zich in het begin van het schorsingstoezicht coöperatief opgesteld, maar in december 2023 maakte hij een mindere periode mee. Door oplopende spanningen verviel hij in excessief gebruik van alcohol en cannabis wat uiteindelijk tot verdenking van een nieuw strafbaar feit heeft geleid, waarop hij is aangehouden en de schorsing is opgeheven. Van belang is dat verdachte veel ondersteuning en nabijheid geboden wordt, waar in de instelling waar hij verbleef minder sprake van was. Hierdoor lijkt hij het overzicht te zijn kwijtgeraakt, wat heeft geleid tot destabilisatie. Verdachte geeft aan in te zien dat een langdurig traject nodig zal zijn om voor hem stabiliteit te bieden, uit de problemen te blijven en te kunnen werken aan zijn behandeldoelen. Hij lijkt hier voldoende voor gemotiveerd. Uit het verdiepingsonderzoek komt naar voren dat een forensisch klinisch behandeltraject voorafgaand aan een begeleidingstraject noodzakelijk is, met daaraan gekoppeld een langdurig verblijf in een instelling voor begeleid of beschermd wonen. Inzet hiervan is noodzakelijk om de kans op stabilisatie op het gebied van het psychosociaal functioneren en middelengebruik te realiseren en daarmee toe te werken naar gedragsverandering en het terugdringen van het recidiverisico. De reclassering adviseert daarom om bij een (deels) voorwaardelijke straf de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
- een meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- een contactverbod;
- meewerken aan middelencontrole.
Deskundige [naam] , reclasseringswerker, heeft ter zitting aan het advies toegevoegd dat er zicht is op een plaatsing in een kliniek. Naar verwachting kan verdachte hier per maart 2024 terecht. Het is voor hem gunstig om tot die tijd gedetineerd te blijven, zodat hij niet terugvalt in alcoholgebruik en delictgedrag.
Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard tot medewerking aan de in het advies genoemde voorwaarden en er blijk van gegeven dat hij inziet dat hij anders had moeten handelen en dat zijn alcohol- en drugsgebruik zijn handelen op een negatieve wijze heeft beïnvloed. De rechtbank houdt hier in strafverminderende zin rekening mee.
Gelet op de ernst van de feiten, de persoon van verdachte en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is en zal dit ook aan verdachte opleggen. De rechtbank legt dit voorwaardelijk strafdeel op om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Op die manier kan verdachte aansluitend aan detentie starten met de klinische opname, wat noodzakelijk is om herhaling te voorkomen.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat verdachte zich onder meer schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op zijn problematiek, de noodzaak van behandeling en het daarmee samenhangende recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 5.805,- ter zake van materiële schade en € 500,- ter zake van immateriële schade. Ter zitting is de vordering ten aanzien van de materiële schade verlaagd met een bedrag van € 400,-, omdat verdachte dit deel reeds aan de benadeelde heeft vergoed.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de betreffende feiten heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde schade voor in totaal een bedrag van € 5.905,- is voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist. Voor wat betreft de immateriële schade geldt dat de aard en de ernst van de normschending door verdachte meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank het gevorderde bedrag billijk. Zij zal het gevorderde bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 184a, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-173182-23
feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen;
02-167548-23
feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen, meermalen gepleegd;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
feit 3: poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Emergis
verslavingsreclassering (adres: Vrijlandstraat 33e, 4337 EA Middelburg, telefoonnummer 0113-267290). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met zijn ex-partner [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 2000 en haar broer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 3] 1992, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 5.905,-, waarvan € 5.405,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] (parketnummer 02-173182-23, feit 2 parketnummer 02-167548-23, feiten 1 en 2), € 5.905,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 64 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Kempen, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 februari 2024.
Mr. Kempen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.