ECLI:NL:RBZWB:2024:8786

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
C/02/419315 / HA ZA 24-96 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke inbreuk en slaafse nabootsing van een sorteerkast in de context van samenwerkingsovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, een eenmanszaak die zich richt op de ontwikkeling van hard- en software voor embedded systemen, vorderingen ingesteld tegen gedaagde, een vennootschap die apothekersrobots produceert. De kern van het geschil betreft de auteursrechtelijke bescherming van een sorteerkast die door eiser is ontwikkeld in samenwerking met gedaagde. Eiser stelt dat gedaagde inbreuk maakt op zijn auteursrechten door een soortgelijke sorteerkast op de markt te brengen, terwijl gedaagde betwist dat eiser auteursrechthebbende is en stelt dat de sorteerkast van gedaagde een eigen ontwerp is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat de sorteerkast als een auteursrechtelijk beschermd werk kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de kenmerken van de sorteerkast voornamelijk technisch en functioneel zijn bepaald, zonder dat eiser heeft kunnen onderbouwen dat er sprake is van vrije en creatieve keuzes die zijn persoonlijkheid weerspiegelen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet kan aantonen dat zijn sorteerkast een eigen gezicht op de markt had op het moment dat gedaagde haar sorteerkast introduceerde, waardoor het beroep op slaafse nabootsing niet kan slagen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank alle vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 20.567,00. Dit vonnis is uitgesproken op 18 december 2024 door mr. M. van den Heuvel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/419315 / HA ZA 24-96
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[naam]h.o.d.n.
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. W.F. Dammers te Tilburg,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 3],
gedaagden,
advocaat mr. A.A.H.M. van der Wijst te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 juni 2024 en alle daarin reeds genoemde stukken;
  • de nagekomen producties (tot en met 51) zijdens [eiser] ;
  • de akte van depot zijdens [eiser] ;
  • de nagezonden productie 15 zijdens [gedaagde 1] ;
  • de akte van depot zijdens [gedaagde 1] ;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 7 november 2024 en de bij die gelegenheid voorgedragen spreekaantekeningen door beide raadslieden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert samengevat om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. Primair:
A. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen iedere inbreuk op de auteursrechten van [eiser] op de sorteerkost, op de sorteervakken, op de binmaster, op de bincontroller, op de binmasterbehuizing, op de sorteerkastindeling, en/of op led-verlichting, dan wel op onderdelen daarvan, binnen 48 uur na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden:
B. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen om op eigen kosten een door [eiser] aan te wijzen boekhouder, een opgave te doen van productie- en/of inkooporders en verkooptransacties met betrekking tot de inbreukmakende sorteerkast dan wel op onderdelen daarvan en de met de inbreuken behaalde omzet en winst;
C. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ieder hoofdelijk te veroordelen om binnen veertien (14) dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis voor eigen rekening en risico de inbreukmakende sorteerkasten, sorteervakken, binmasters, bincontrollers, binmasterbehuizingen, en led-verlichting, en onderdelen daarvan en productiemiddelen daarvoor af te geven aan [eiser] ;
D. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ieder hoofdelijk te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis een mededeling te plaatsen op de website van [gedaagde 1] en [bedrijf] met een in de dagvaarding opgenomen inhoud;
E. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis een mededeling per e-mail te versturen naar al zijn klanten met een in de dagvaaarding opgenomen inhoud;
F. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen om te betalen aan [eiser] een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100.000,- per keer en € 25.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] in strijd handelt met een onder l.A. tot en met l.E. gegeven bevel;
G. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen in de volledige kosten van dit geding (artikel 1019h Rv) vermeerderd met rente;
II. Subsidiair:
A. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en dhr. [gedaagde 3] te veroordelen ieder onrechtmatig handelen jegens [eiser] te staken en gestaakt te houden, waaronder begrepen het slaafs nabootsen van de Sorteerkast dan wel onderdelen daarvan;
B. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen om te betalen aan [eiser] een onmiddellijk opeisbare dwangsom voor iedere dag dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] in strijd handelt met een onder II.A. gegeven bevel;
C. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, vermeerderd met rente;
III. Zowel primair als subsidiair:
A. te verklaren voor recht dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] inbreukmakend en onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiser] en dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens Amoebo voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade;
B. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen tot het afdragen van de ten gevolge van de inbreuk genoten netto winst, dan wel de schade die [eiser] heeft geleden, indien en voor zover deze de door [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] af te dragen nettowinst overstijgt, één en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en te vermeerderen met de wettelijke rente;
C. tot betaling van een bedrag van € 50.000,- binnen veertien (14) dagen na betekening van het vonnis als voorschot op de schadevergoeding;
D. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen in de nakosten van dit geding.
2.2.
[gedaagde 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, voor zover mogelijk op basis van 1019h Rv in de volledige proceskosten, en/of, voor zover 1019h Rv niet van toepassing is, in de proceskosten op grond van artikel 237 Rv, te vermeerderen met nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.De beoordeling

3.1.
In rechte staan de volgende feiten vast.
a. [naam] heeft sinds mei 2018 de eenmanszaak [eiser] , die zich bezig houdt met de ontwikkeling en verkoop van hard- en software van en voor zogenaamde embedded systemen. Dit zijn elektronische systemen die zijn geïntegreerd in gebruiksartikelen of apparaten.
b. [gedaagde 1] is een vennootschap waarvan de onderneming zich bezig houdt met onder meer de automatisering van apotheken door middel van de productie, assemblage en verhandelen van apothekersrobots. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn beiden bestuurders van [gedaagde 1] .
c. [gedaagde 1] en [eiser] hebben samengewerkt bij de ontwikkeling van een apothekerssorteerkast. Met deze sorteerkast kunnen apotheken recepten verwerken in de apotheek, van binnenkomst van de medicijnen tot uitgifte. De sorteerkast is onder meer voorzien van bewegingssensoren en gekleurde verlichting in de vakken van de kast.
d. Op 23 juli 2018 sluiten [eiser] en [gedaagde 1] een samenwerkingsovereenkomst waarin onder meer het volgende is vermeld:
“(…).
[ [eiser] ] ontwikkelt en levert de software alsmede de benodigde elektronische
componenten”
“(…).”
“5. Partijen geven elkaar over en weer exclusiviteit.
[gedaagde 1] zal geen soortgelijke software of elektronische componenten elders bestellen of
laten maken; (…).”
e. Op zeker moment ontstaat onenigheid tussen [eiser] en [gedaagde 1] , waarna op 19 februari 2021 een mediationbijeenkomst heeft plaatsgevonden, welke bijeenkomst heeft geleid tot een vaststellingsovereenkomst tussen beide partijen. In deze vaststellingsovereenkomst zijn partijen onder meer overeengekomen - kort samengevat - dat de samenwerkingsovereenkomst is beëindigd en dat [gedaagde 1] nog een aantal BinMasters en controllers van [eiser] zal afnemen. Ook is afgesproken dat [eiser] een leveranciersovereenkomst zal opstellen en deze aan [gedaagde 1] zal voorleggen.
Die leveranciersovereenkomst is vervolgens niet tot stand gekomen.
3.3.
[eiser] stelt dat de sorteerkast kwalificeert als een auteursrechtelijk beschermd werk (art. 10 Aw). Hij stelt dat de sorteerkast zijn intellectuele schepping is, die zijn persoonlijk stempel draagt die tot uiting komt door zijn creatieve keuzes bij de
totstandkoming ervan. Hij stelt voorts dat hij de sorteerkast heeft gemaakt en dat aan hem het auteursrecht toekomt als de maker (art. 1 Aw). Als maker van de sorteerkast meent [eiser] ex art. 1 Aw het uitsluitend recht te hebben om de sorteerkast openbaar te maken en te verveelvoudigen. Volgens [eiser] heeft hij in de Samenwerkingsovereenkomst een licentie verleend aan [gedaagde 1] (art. 2 lid 2 Aw) voor een (deel van) het auteursrecht. Omdat de samenwerking tussen partijen op 19 januari 2021 is beëindigd en er nadien geen nieuwe leveranciersovereenkomst tot stand is gekomen, is vanaf die datum ook de licentie beëindigd, aldus [eiser] . Hij meent dat het [gedaagde 1] sinds die datum niet langer is toegestaan om de sorteerkast openbaar te maken en/of te verveelvoudigen, noch te bewerken of na te bootsen in gewijzigde vorm zonder dat dit als een nieuw oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt (art. 13 Aw).
In de visie van [eiser] wordt er inbreuk gemaakt op zijn auteursrecht op zijn sorteerkast omdat de totaalindrukken van de sorteerkast van [gedaagde 1] daarmee overeenstemmen. Daarbij dienen volgens [eiser] ook onbeschermde elementen in aanmerking te worden genomen, voor zover de combinatie van al deze elementen in het nagebootste werk aan de “werktoets” beantwoordt. Volgens [eiser] is de mate van overeenstemming tussen beide sorteerkasten zodanig van aard en omvang, dat er sprake is van een ongeoorloofde verveelvoudiging (ontlening). [eiser] stelt dat [gedaagde 1] de - ongeoorloofd vervaardigde - sorteerkasten zonder zijn toestemming heeft verkocht en geleverd aan apothekers, waardoor [gedaagde 1] inbreuk maakt op de auteursrechten van [eiser] .
Subsidiair beroept [eiser] zich op slaafse nabootsing. De door [gedaagde 1] geëxploiteerde kast onderscheidt zich naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet van die van [eiser] , terwijl dit volgens [eiser] wel mogelijk was geweest.
Verder stelt [eiser] dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , als bestuurders van [gedaagde 1] persoonlijk aansprakelijk zijn, omdat hen een persoonlijk en ernstig verwijt gemaakt kan worden ter zake de inbreuk op de auteursrechten van [eiser] , waarvan zij op de hoogte waren maar desondanks hebben nagelaten die inbreuk te voorkomen.
[eiser] meent dat ook dat zijn vorderingen moeten worden toegewezen.
3.4.
[gedaagde 1] stelt voorop dat er haars inziens helemaal geen ‘ [eiser] sorteerkast’ bestaat. Zij meent dat de kast waar [eiser] op doelt, ziet op de sorteerkast van [gedaagde 1] genaamd Odessa sorteerkast. Voor deze Odessa sorteerkast (van [gedaagde 1] ) heeft [eiser] slechts onderdelen gemaakt en geleverd (software en elektronica). De sorteerkast waarvan [eiser] stelt dat het de ‘ [eiser] sorteerkast’ is, betreft een prototype van de sorteerkast van [gedaagde 1] , welke sorteerkast uiteindelijk verder is doorontwikkeld tot de Odessa sorteerkast van [gedaagde 1] , aldus [gedaagde 1] .
In de visie van [gedaagde 1] heeft [eiser] niet (voldoende) onderbouwd dat hij een auteursrecht heeft op de sorteerkast in zijn geheel, dan wel op (de combinatie van) de door [eiser] benoemde onderdelen. De keuzes voor de vormgeving van de sorteerkast zijn hoofdzakelijk bepaald door onderdelen die worden gekenmerkt door hun functie, aldus [gedaagde 1] . Dit betekent haars inziens dat de vormgeving technisch is bepaald en dat auteursrechtelijke bescherming uitgesloten is.
De vormgeving van de sorteerkast, alsmede de afzonderlijke elementen, is bovendien niet
auteursrechtelijk beschermd, omdat deze niet is gebaseerd op een eigen intellectuele schepping van [eiser] . De sorteerkast is immers ontwikkeld door [gedaagde 1] , en als daar al auteursrecht op zou rusten, dan berust die bij [gedaagde 1] , zo voert [gedaagde 1] aan. De vormgeving van de sorteerkast is daarnaast op zichzelf ook niet nieuw, gelet op het feit dat het concept van een sorteerkast volgens [gedaagde 1] al sinds jaar en dag bestaat.
Zo in rechte mocht worden geoordeeld dat er wel sprake zou zijn van auteursrechtelijke
bescherming van de “ [eiser] sorteerkast” én dat [eiser] auteursrechthebbende is, dan is er vanwege de in het oog springende verschillen geen sprake van een overeenstemmende
totaalindruk tussen de Odessa sorteerkast van [gedaagde 1] en de sorteerkast van [eiser] .
In de visie van [gedaagde 1] pleegt zij dan ook geen auteursrechtinbreuk.
[gedaagde 1] betwist dat de [eiser] sorteerkast een eigen gezicht op de markt zou hebben.
Daarvoor is immers noodzakelijk dat [eiser] zijn sorteerkast überhaupt op de markt heeft
gebracht, hetgeen volgens [gedaagde 1] niet het geval is. Op het moment dat [gedaagde 1] startte met het vermarkten van haar sorteerkast in 2019, was de [eiser] sorteerkast
nog niet eens op de markt verschenen. In de ogen van [gedaagde 1] is er voorts geen sprake van slaafse nabootsing omdat er geen sprake is van (nodeloos) verwarringsgevaar.
[gedaagde 1] meent dat er ook geen grond is om haar bestuurders naast [gedaagde 1] , persoonlijk aansprakelijk te houden voor het beweerdelijk tekortschieten in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad, omdat haar bestuurders ter zake van de gestelde benadeling geen persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.
In de visie van [gedaagde 1] behoren alle vorderingen van [eiser] te worden afgewezen.
Juridisch kader
3.5. Tussen partijen is onder meer in geschil of de sorteerkast als geheel moet worden beschouwd als een “werk”’ zoals bedoeld in artikel 10 Aw. Volgens vaste rechtspraak dient het bij een voorwerp als “werk” te gaan om een oorspronkelijk voorwerp dat een eigen intellectuele schepping van de auteur is. Om een voorwerp als oorspronkelijk te kunnen beschouwen, is het noodzakelijk dat dit voorwerp een intellectuele schepping van de auteur is die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzen van die auteur bij de totstandkoming ervan.
Volgens vaste rechtspraak geldt dat wanneer voor de vervaardiging van een voorwerp technische overwegingen, regels of andere beperkingen gelden die geen ruimte laten voor creatieve vrijheid, dat voorwerp niet kan worden geacht de oorspronkelijkheid te hebben die vereist is om een werk te kunnen vormen en zodoende auteursrechtelijke bescherming te genieten. Maar een voorwerp dat aan de voorwaarde van oorspronkelijkheid voldoet, kan voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, ook al wordt de verwezenlijking ervan door technische overwegingen bepaald, op voorwaarde dat een dergelijke bepaling de auteur niet heeft belet zijn persoonlijkheid in dat voorwerp tot uitdrukking te brengen door vrije en creatieve keuzen tot uiting te brengen.
Indien de verschijningsvorm van - in casu de sorteerkast - noodzakelijk lijkt te zijn om een bepaald technisch resultaat te bereiken, dient desondanks beoordeeld te worden of de sorteerkast een oorspronkelijk werk vormt dat het resultaat is van een intellectuele schepping. Daarvan is -zoals gezegd - geen sprake wanneer de verschijningsvorm van het product uitsluitend wordt bepaald door zijn technische functie.
Zelfs indien voor een voorwerp kan worden gekozen tussen meerdere verschijningsvormen waarmee hetzelfde technische resultaat kan worden bereikt, dan wijst dit weliswaar op meerdere keuzemogelijkheden, maar dat betekent nog niet dat dit voorwerp per definitie valt onder het begrip „werk” .
Gezien het vorenstaande is auteursrechtelijke bescherming van toepassing op een product waarvan de verschijningsvorm, althans gedeeltelijk, noodzakelijk is om een technisch resultaat te bereiken, wanneer dit product een oorspronkelijk werk is dat het resultaat is van een intellectuele schepping omdat de auteur door middel van die verschijningsvorm zijn creatieve vermogen op originele wijze tot uitdrukking heeft gebracht door vrije en creatieve keuzes te maken zodat die verschijningsvorm zijn persoonlijkheid weerspiegelt.
3.6.
[eiser] stelt dat de door hem ontworpen sorteerkast zijn intellectuele schepping is, die zijn persoonlijk stempel draagt die tot uiting komt door de creatieve keuzes die hij heeft gemaakt en dat de sorteerkast door hem is vervaardigd.
[gedaagde 1] bestrijdt dit en voert daartoe het volgende aan.
a). Volgens [gedaagde 1] is zij met het idee gekomen om zelf een sorteerkast te ontwikkelen. Zij wijst op de tekeningen en schetsen die zij heeft gemaakt van de kast die uiteindelijk heeft geresulteerd in de Odessa sorteerkast. Die handmatige schetsen en tekeningen zijn weergegeven op pagina 8 t/m 10 van de conclusie van antwoord en overgelegd als productie 2 bij conclusie van antwoord. Op die tekeningen/schetsen is onder meer de vormgeving van de sorteerkast zichtbaar, de beoogde afmetingen en functionaliteiten. Deze tekeningen/schetsen gaan gepaard met een lijst van te bestellen onderdelen ten behoeve van de sorteerkast. Ter zitting heeft [gedaagde 1] aangegeven dat de laatste tekening op pagina 10 van de conclusie van antwoord niet van haar afkomstig is maar een technische tekening is van de malbouwer (die in tegenstelling tot [gedaagde 1] wel beschikte over een computerprogramma om technische tekeningen te maken).
De rechtbank stelt vast dat voornoemde stellingen van [gedaagde 1] door [eiser] op zijn beurt niet zijn bestreden.
b). [gedaagde 1] heeft voorts ter zitting aangevoerd, dat de materiaalkeuze voor de sorteerkast ook door haar is gemaakt. Zij geeft aan te hebben gekozen om te kast te vervaardigen van het materiaal “dibond” onder meer omdat dit een dun materiaal is en relatief goedkoop ten opzichte van andere materialen.
Ook deze stelling is door [eiser] op zijn beurt niet betwist.
c). Uit de door [gedaagde 1] overgelegde schetsen/tekeningen blijkt voorts een keuze voor een kwart kokervormig voorwerp in de linker bovenhoek van de vakken van de sorteerkast (zijnde de behuizing van de verlichting en de sensor, genaamd “BinMaster”). [gedaagde 1] heeft ter zitting gesteld dat [eiser] destijds [gedaagde 1] heeft gebeld met de vraag of die behuizing aan de voorkant afgerond of recht moest worden, en dat [gedaagde 1] daarop te kennen heeft gegeven dat die afgerond moest zijn. Volgens [gedaagde 1] is voor de afgeronde behuizing gekozen onder meer omdat bij plaatsing van medicijndoosjes in de sorteervakken, de handen minder makkelijk gestoot/opengehaald worden in het geval van een afgeronde behuizing ten opzichte van een behuizing met een haakse hoek.
Ook hier geldt, dat voornoemde stellingen van [gedaagde 1] door [eiser] onweersproken zijn gelaten. Hetzelfde geldt voor de stelling van [gedaagde 1] , dat [eiser] de behuizing vervolgens heeft gemaakt conform de instructies van [gedaagde 1] .
d). Ten slotte heeft [gedaagde 1] onbetwist gesteld dat de eerste kast bij één van haar bestuurders thuis in elkaar is gezet.
3.6.1.
Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [eiser] onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd zijn stelling dat hij de hiervoor besproken elementen van de kast heeft ontworpen en auteursrechthebbende is met betrekking tot deze hiervoor besproken elementen van de sorteerkast.
De door [eiser] aangehaalde email (productie 21 bij dagvaarding, pagina 5) doet aan vorenstaande conclusie onvoldoende af. In deze email van [gedaagde 1] aan [eiser] staat onder meer vermeld:
“We hebben jou benaderd voor software, en geweldig; je bleek ook electronica te kunnen maken. De kast kwam daar spelenderwijs bij en zodoende vinden wij het prima als jij totaalleverancier wordt.”
De inhoud van deze email is te algemeen van aard en vormt een onvoldoende concrete en gemotiveerde weerlegging van voornoemde stellingen van [gedaagde 1] .
3.7.1.
Voor het overige stelt [eiser] dat de sorteerkast zijn ontwerp is door te wijzen op overige vrije en creatieve keuzes die door [eiser] zijn gemaakt. De opsomming van deze keuzes zal hierna per onderdeel worden besproken.
T.a.v. de “BinMaster”
[eiser] meent dat sprake is van auteursrecht op de BinMaster wegens:
-
de plaatsing en de behuizing linksboven in elk vak.Volgens [eiser] is dat logisch omdat de meeste mensen rechtshandig zijn en de linkerbovenhoek meer ruimte geeft om medicijndoosjes in het vak te plaatsen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de plaatsing van de BinMaster functioneel is ingegeven en daarmee technisch is bepaald. Wat betreft de plaatsing van de behuizing van de BinMaster links boven in een vak (waardoor in belangrijke mate haar vorm wordt bepaald) en de vorm van de voorkant van de Binmaster, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover reeds hiervoor heeft overwogen (r.o. 3.6. sub c.).
-
de plaatsing van de sensor aan de voorkant.Volgens [eiser] zelf wordt daardoor het plaatsen van een medicijndoosje door de sensor altijd goed opgemerkt. Verder geeft [eiser] aan, dat als de sensor verder naar voren zou worden geplaatst, dat sensor dan mogelijk andere bewegingen zou opmerken buiten het sorteervak. Naar het oordeel van de rechtbank houdt de keuze voor de plaats van de sensor dan ook verband met de deugdelijke werking ervan en is dus technisch/functioneel is ingegeven. Dat daarnaast sprake is van een creatieve keuze waaruit het persoonlijk stempel van [eiser] blijkt is niet onderbouwd
-
de afmetingen van de breedte van de BinMaster. Deze is volgens [eiser] aangepast aan de (zelf gekozen) diepte van de kast.
Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt. Wat betreft de afmetingen van de kast, is reeds overwogen dat die zijn bepaald in de tekeningen/schetsen die door [gedaagde 1] zijn gemaakt (r.o. 3.6. sub a.), terwijl ten aanzien van de kastdiepte voorts geldt dat er voldoende ruimte moet zijn om alle medicijndoosjes uit één recept in één vak te plaatsen.
-
de belichting over de volle diepte.Dit zorgt volgens [eiser] voor een egaal resultaat.
Ook hier geldt dat zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt. De egale verlichting lijkt veeleer een functionele keuze omdat daarmee voor de apotheekmedewerker snel zichtbaar wordt in welk vak een bepaald medicijn gelegd moet worden.
-
de hoek waaronder de BinMaster-printplaat is geplaatst.Deze is volgens [eiser] optimaal ten aanzien van de gekozen vak grootte en leidt tot het beste resultaat van de sensor.
De rechtbank is van oordeel dat ook de hoek van de printplaat kennelijk is ingegeven door deugdelijke werking daarvan en is dus een praktische (functionele) keuze, die niet creatief van aard is.
-
de montage van de printplaat door middel van drie schroeven.Daarvoor is volgens [eiser] gekozen enerzijds om te zorgen voor een mechanisch solide verbinding zonder dat er spanning komt op de printplaat, en anderzijds om het aantal schroeven te beperken zodat blokkade van licht wordt geminimaliseerd. Voorts zou vrijheid van keuze blijken uit de
afstanden en plekken van de schroeven, aldus [eiser] .
De rechtbank is van oordeel dat ook hier het aantal schroeven en de positie daarvan kennelijk grotendeels een praktische en functionele keuze vormt en overigens voor wat afstanden en plekken een banale keuze betreft die zich niet leent voor auteursrechtelijke bescherming.
-
de plaatsing van de elektronica van de BinMaster.Deze is volgens [eiser] zo geplaatst
dat de lichtverdeling zo egaal mogelijk is, en er geen schaduwwerking optreedt.
Ook hier geldt dat deze plaatsing een praktisch/functioneel belang dient, aangezien duidelijk zichtbaar moet zijn in welk vak een medicijn gelegd moet worden en of een recept al dan niet gereed is voor uitgifte terwijl voorts niet blijkt van een creatieve keuze.
-
het gebruik van de Ri-45 stekkers om apparaten onderling te gebruiken.Volgens [eiser] is daarvoor gekozen zodat niet geschakeld hoeft te worden tussen protocollen en zodat functionaliteiten van één printplaat ook op meerdere printplaten werken.
Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien welke creatieve keuzes hieraan ten grondslag liggen en lijkt het gebruik van de stekkers functioneel bepaald.
-
de keuze om de RJ-45 en de 12C-procotol los te koppelen.Deze keuze licht [eiser] niet verder toe dan dat deze “inventief is”
Bij gebreke van een deugdelijke toelichting, valt niet in te zien welke creatieve keuzes hieraan ten grondslag liggen.
-
op de printplaat van de BinMaster is een dubbele concentrische cirkel getekend rond de sensor.Dit is volgens [eiser] gedaan om de locatie van de kegel van de behuizing aan te geven.
Ook hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat deze keuze niet creatief maar functioneel van aard is.
-
de mechanische specificaties van de printplaat.
De rechtbank stelt vast dat iedere toelichting ontbreekt ten aanzien van welke vrije en creatieve keuzes op dit onderdeel zijn gemaakt, terwijl dit te meer noodzakelijk is omdat de mechanische specificaties van een printplaat normaliter vooral technisch/functioneel bepaald zijn.
De rechtbank merkt voorts nog op dat bij een normaal gebruik van de kast, de printplaat niet zichtbaar is. Bovendien geldt dat de printplaat die thans door [gedaagde 1] wordt gebruikt in de kast (na beëindiging van de leveranties door [eiser] ) wezenlijk verschilt van de printplaat van [eiser] , zo heeft de rechtbank ter zitting geconstateerd na vergelijking ter zitting van de printplaten die door beide partijen zijn gedeponeerd.
T.a.v. de bewegingssensor.
[eiser] meent dat sprake is van auteursrecht op de bewegingssensor wegens:
-
de keuze voor de VL53LOX-sensor.
Ook hier geldt dat iedere toelichting ontbreekt ten aanzien van welke vrije en creatieve keuzes op dit onderdeel zijn gemaakt. Daarbij komt, dat [gedaagde 1] onweersproken heeft gesteld dat het gaat om een kleine sensor waardoor hij altijd goed in de vakkenkast past en aan de voorzijde gemonteerd kan worden om alle beweging te detecteren.
Bij gebreke van stellingen die tot een andersluidend oordeel nopen, lijkt de keuze voor deze sensor dan ook veeleer functioneel bepaald.
-
de positionering van de sensor op de print.Volgens [eiser] is hiervoor weliswaar gekozen om een functioneel optimaal resultaat te behalen, maar is de keuze ook vrij en creatief omdat er ook andere keuzes gemaakt hadden kunnen worden.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele bestaan van alternatieve keuzemogelijkheden geen doorslaggevende factor is bij de vraag of er vrije en creatieve keuzes zijn gemaakt. [eiser] heeft ook geen stellingen ingenomen die duiden op vrije en creatieve keuzes, integendeel, uit zijn eigen stellingen volgt dat de positionering van de sensor functioneel is bepaald.
-
het gebruik van een bewegingssensor in combinatie met het gebruik van ledverlichting in de kast.Volgens [eiser] heeft de plaatsing van de sensor op de betreffende plek in de kast als voordeel dat de medicatie niet dieper in het vak hoeft te worden geplaatst, om er zeker van te zijn dat de producten gedetecteerd worden.
De rechtbank is van oordeel dat ook hier geldt dat het gaat om een keuze die
praktisch en functioneel is van aard.
-
het gebruik van dit type sensor.Volgens [eiser] hadden er ook andere typen sensoren gebruikt kunnen worden om medicijndoosjes te detecteren.
Ook hier geldt, dat het enkele feit dat er alternatieve keuzemogelijkheden zijn geen doorslaggevende factor is bij de vraag of er vrije en creatieve keuzes zijn gemaakt. Nu [eiser] nalaat stellingen in te nemen die duiden op vrije en creatieve keuzes, is de enkele omstandigheid dat er ook andere type sensoren gebruikt hadden kunnen worden daartoe ontoereikend.
T.a.v. de behuizing van de BinMaster
[eiser] meent dat sprake is van auteursrecht op de behuizing van de BinMaster wegens:
- de kwartronde cilindrische vorm van de BinMaster-behuizing en de bolvormige voorkant van de behuizing van de BinMaster.
Ten aanzien van dit onderdeel verwijst de rechtbank naar hetgeen zij in r.o. 3.6. sub c reeds heeft overwogen.
- het kegelvormige sensorgat in de BinMaster-behuizing.Volgens [eiser] is daarvoor gekozen om de dit vrij te houden van optische blokkades.
De rechtbank is van oordeel dat de vorm van het gat van de sensor praktisch van aard is (ten einde de sensor voldoende scanruimte te geven om alle bewegingen te detecteren, zonder optische blokkades) en dus functioneel is bepaald.
-
de plaatsing van het sensorgat aan de voorkant.Volgens [eiser] is daarvoor gekozen zodat het plaatsen van het medicijndoosje door de sensor altijd wordt opgemerkt. Verder geeft [eiser] aan, dat als de sensor verder naar voren zou worden geplaatst, dat sensor dan mogelijk andere bewegingen zou opmerken buiten het sorteervak.
Zoals eerder overwogen, houdt de keuze voor de plaats van de sensor verband met de deugdelijke werking ervan en is dus technisch/functioneel ingegeven.
-
de afmetingen van de behuizing van de BinMaster. Deze is volgens [eiser] aangepast aan de (zelf gekozen) diepte van de kast.
Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt. Wat betreft de afmetingen van de kast, is reeds overwogen dat die zijn bepaald in de tekeningen/schetsen die door [gedaagde 1] zijn gemaakt.
- de straal van de ronding van de BinMaster-behuizing.Volgens [eiser] is hiervoor gekozen om een maximale belichting te krijgen bij een minimaal volume.
Zoals hierboven reeds is overwogen, is het oplichten van het gehele vlak vooral praktisch en functioneel van belang voor de apotheekmedewerker omdat daardoor meteen duidelijk is in
welk vak een medicijn gelegd moet worden en of een recept al gereed is of niet. Wat betreft het volume geldt dat er zoveel mogelijk ruimte over dient te blijven om medicatie in ieder vak te plaatsen. Ook hieruit volgt weer dat deze keuzes van functionele aard zijn.
- de montagemethode van de BinMaster-behuizing door middel van sleuven.Volgens [eiser] is dat “een handige vondst” omdat je dan geen schroeven nodig hebt en het ook materiaal en componenten bespaart.
De rechtbank is van oordeel dat deze wijze van monteren kennelijk hoofdzakelijk uit kostenefficiënte en functionele overwegingen is gedaan. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt.
-
het materiaal en de dikte en transparantie van de BinMaster-behuizing. Volgens [eiser] vormt dit het optimum ten aanzien van de stevigheid, belichting en visuele aantrekkelijkheid.
Naar het oordeel van de rechtbank is het feit dat de behuizing stevig moet zijn en tegelijkertijd goed moet kunnen belichten van belang voor de functionaliteit van de kast. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien in welk opzicht deze keuze de visuele aantrekkelijkheid zou verhogen, noch welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt.
  • de afstanden en plekken voor de schroefuitsparingen.[eiser] licht dit niet verder toe dan te stellen dat dit allemaal vrije ontwerpkeuzes zijn geweest. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt, temeer nu afstanden en plekken voor schroefuitsparingen normaliter functioneel van aard zijn (bijvoorbeeld om twee elementen duurzaam met elkaar te verbinden) en hier kennelijk zijn ingegeven door de bevestiging van de printplaat (zie voorts ook de overweging als hiervoor bij -
    de montage van de printplaat door middel van drie schroeven)
  • de ruimte aan de achterzijde van de BinMaster-behuizing voor plaatsing van een RJ-45 stekker aan de achterzijde van de printplaat.[eiser] licht deze keuze niet verder toe. Zonder een dergelijke toelichting valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt, temeer niet nu het creëren van ruimte voor een stekker normaliter functioneel van aard is.
  • de hoek van de behuizing.Volgens [eiser] zou plaatsing in een hoek van 26 graden het beste zijn.
Ook hier geldt dat - bij gebreke van enige toelichting - niet valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt, temeer niet nu de hoek van de
behuizing lijkt te zijn gekozen op grond van de gewenste functie.
T.a.v. de Controller
[eiser] meent dat sprake is van auteursrecht op de Controller wegens:
-
de plaatsing van de 12C-connecties en Ri45-connector in het schema op pins 1 en 3.
[eiser] licht deze keuze niet toe.
Zonder een dergelijke toelichting valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt, temeer niet nu het lijkt te gaan om technische aspecten.
- de afmetingen van de Controller.Volgens [eiser] was het achteraf gezien mogelijk om de controller smaller te maken, maar heeft hij “voor het gemak” besloten om de vormgeving van de controller te behouden zoals initieel gekozen, omdat deze aansloot op de reeds ontwikkelde behuizing.
Uit de toelichting van [eiser] volgt niet dat - en zo ja welke - welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt, nu daaruit veeleer volgt dat de keuze voor de afmeting functioneel is bepaald, dan wel vanuit een logische en/of kostefficiënte gedachte is gemaakt.
-
de keuze voor de aansluitmogelijkheid voor 64 LED-balken op de controller, de
aansluitmogelijkheid door middel van RJ-45 blokconnectors op de controller, de nummering van de elementen op de controller alsmede de plaatsing van de connectors op de printplaat.[eiser] licht al deze keuzes niet toe.
Zonder een dergelijke toelichting valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake deze onderdelen zijn gemaakt, temeer niet nu het elementen lijken te betreffen die het behoorlijk functioneren van de sorteerkast mogelijk moeten maken en dus doorgaans functioneel bepaald zijn.
-
de adressering op basis van de aansluiting aan de controller in plaats van bijvoorbeeld
daisy chaining, software-programmeerbare adressering, hardware-programmeerbare
adressering of Unique ID.
Ook het creatieve karakter van deze keuze licht [eiser] niet toe. Bij gebreke daarvan valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt. Dat er ook andere keuzes gemaakt hadden kunnen worden is – zoals reeds eerder overwogen – niet doorslaggevend en bovendien is niet gebleken tot welke uiterlijke gevolgen “de adressering” hebben geleid, terwijl de “adressering” kennelijk tot doel om de controller naar behoren te laten functioneren.
de keuze voor een PCA9548 12C multiplexer, 10k Ohm pull-up weerstanden en 47 Ohm op de 12C aansluitingen op de blokconnector.Hiervoor is volgens [eiser] gekozen vanwege de keuze voor 12C over netwerkkabels en vanwege het multiplexed adresseren van de LED-balken en voor signaalkwaliteit en interferentieondervanging. De PCA9548A kan volgens [eiser] aangestuurd worden door 12C of door SMBUS. Wat hiervan ook zij, ook hier geldt dat het creatieve element van deze keuze niet door [eiser] wordt toegelicht terwijl deze toch vooral technisch lijkt te zijn bepaald, zodat ten aanzien van dit onderdeel hetzelfde geldt als hiervoor reeds is overwogen.
T.a.v.. de Ledverlichting
[eiser] meent dat sprake is van auteursrecht op de Ledverlichting wegens:
-
de ledverlichting is bestuurbaar door middel van een aansturingsprotocol.[eiser] licht deze keuze niet toe.
Zonder een dergelijke toelichting valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel is gemaakt, temeer niet nu [gedaagde 1] onweersproken heeft gesteld dat het aansturingsprotocol er met name voor zorgt dat de ledverlichting de juiste kleuren weergeven in het sorteerproces en dus functioneel is bepaald.
-
het laten knipperen van de ledlichtjes om de aandacht van de operator te verkrijgen.[eiser] licht deze keuze niet toe.
Dat had wel op zijn weg gelegen, temeer nu het knipperen van de lichten er voor moet zorgen dat een bepaald sorteervak extra opvalt en het dus wederom een functionele keuze lijkt te zijn. Ook hier geldt dat - bij gebreke van enige toelichting - niet valt niet in te zien welke creatieve keuzes ter zake dit onderdeel zijn gemaakt.
-
de kleur lampen (groen, rood, blauw en geel).[eiser] licht deze keuze niet toe.
Dat had wel op zijn weg gelegen, temeer nu enkel de keuze voor gebruik van effen (primaire) kleuren zodanig banaal en triviaal is dat - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - daarin geen creatieve arbeid valt aan te wijzen.
T.a.v. het protocol
[eiser] stelt dat het ‘tussenprotocol’, dus de aansturing van de lampen en de sensoren, de systeemopzet (controller met 64 losse LED + sensor elementen) en de verdeling tussen LED/sensoren en de sorteersoftware door [eiser] is bedacht, net als het kunnen kiezen van kleur en knipperen en het uitlezen van de sensoren.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat het ‘tussenprotocol’ door [eiser] is bedacht, nog niet met zich brengt dat dit ook gepaard is gegaan met het maken van vrije en creatieve keuzes. [eiser] stelt en onderbouwd ook niet dat sprake is geweest van dergelijke creatieve keuzes, terwijl uit de gegeven omschrijving van het ‘tussenprotocol’ veeleer volgt dat het gaat om technische/functionele elementen.
3.7.2.
Gezien het vorenstaande concludeert de rechtbank dan ook, dat werkzaamheden die Ameube heeft verricht en keuzes die [eiser] heeft gemaakt als weergegeven in overweging 3.7.1. bij de diverse onderdelen van de sorteerkast, weliswaar het resultaat zijn van de werkzaamheden van [eiser] , maar dat niet voldoende is onderbouwd of gebleken dat deze hebben geleid tot een werk dat of werken die auteursrechtelijke bescherming geniet(en).
3.8.
De slotsom luidt dan ook (zowel ten aanzien van de elementen als besproken onder r.o. 3.6. als de opsommingen weergegeven onder r.o. 3.7.) dat de kenmerken die het uiterlijk van de sorteerkast bepalen, die mogelijk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, ofwel niet ontworpen zijn door [eiser] , dan wel – ten aanzien van hetgeen [eiser] wel aan de kast heeft bijgedragen – overwegend technisch/functioneel zijn bepaald zonder dat daarbij is gebleken van vrije en creatieve keuzes waarbij de verschijningsvorm van de sorteerkast zijn persoonlijkheid weerspiegelt, zodat [eiser] geen auteursrecht heeft op
de sorteerkast in zijn geheel, dan wel op (de combinatie van) de door [eiser] benoemde
onderdelen.
Software
3.9.
[eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij de software voor de sorteerkast heeft ontworpen. Dit was ten tijde van de samenwerking tussen partijen ook de bedoeling, zoals blijkt uit de samenwerkingsovereenkomst die partijen destijds hadden gesloten. [gedaagde 1] heeft daar op haar beurt tegenover gezet dat toen de samenwerking tussen partijen dreigde ten einde te lopen, zij aan een derde partij - genaamd Fiers - de opdracht heeft verstrekt om nieuwe software te ontwikkelen. Deze nieuw ontwikkelde software door Fiers (in opdracht van [gedaagde 1] ) wordt in de huidige sorteerkasten gebruikt die door [gedaagde 1] op de markt worden gebracht, terwijl de eerder door [eiser] ontwikkelde software nimmer is gebruikt in de sorteerkasten die door [gedaagde 1] zijn verkocht. Deze stellingen van [gedaagde 1] zijn door [eiser] op zijn beurt niet voldoende gemotiveerd bestreden. Aldus heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat sprake is van het openbaar maken door [gedaagde 1] van de door [eiser] ontwikkelde software, noch dat de in opdracht van [gedaagde 1] ontwikkelende software is ontleend aan die van [eiser] .
Slaafse nabootsing van de sorteerkast
3.10.
Subsidiair beroept [eiser] zich op slaafse nabootsing, stellende dat de sorteerkast van [gedaagde 1] zich naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet onderscheidt van die van [eiser] .
Op grond van vaste jurisprudentie komt [eiser] een beroep op slaafse nabootsing toe
als hij aantoont dat:
i) [eiser] met zijn sorteerkast, een eigen gezicht op de markt had op het moment dat de sorteerkast van [gedaagde 1] op de markt werd gebracht; en
ii) er sprake van gevaar voor verwarring is tussen beide sorteerkasten.
Reeds aan het eerste criterium is niet voldaan, nu als onweersproken vast staat dat op het moment dat [gedaagde 1] startte met het verkopen van haar sorteerkast in 2019, de sorteerkast van [eiser] nog niet op de markt was verschenen. Ter zitting heeft [eiser] aangegeven dat zijn sorteerkast überhaupt niet op de markt is gebracht, met uitzondering van één sorteerkast die hij zou hebben verkocht nadat partijen hun samenwerking reeds hadden verbroken (derhalve ruim na het moment dat [gedaagde 1] haar sorteerkast op de markt had gebracht). Reeds om die reden kan de sorteerkast van [eiser] (zo daarvan sprake is) geen eigen gezicht op de markt hebben gehad op het moment dat de sorteerkast van [gedaagde 1] op de markt werden gebracht.
Overige geschilpunten
3.11.
Gezien al het vorenstaande luidt de slotconclusie dan ook dat niet gebleken is dat [gedaagde 1] inbreuk heeft gemaakt op auteursrechten van [eiser] dan wel onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, zodat alle vorderingen van [eiser] behoren te worden afgewezen. Dit betekent dat de rechtbank niet meer toekomt aan het beantwoorden van de vraag of [eiser] op basis van de inhoud van de vaststellingsovereenkomst tussen partijen er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde 1] nadien niet (meer) gerechtigd zou zijn om zelfstandig de sorteerkast te blijven produceren en verkopen, omdat daarmee impliciet de licentie zou zijn beëindigd of dat juist uit deze overeenkomst kan worden afgeleid dat productie en verkoop wel is toegestaan, zoals [gedaagde 1] bepleit. [gedaagde 1] had immers geen licentie nodig om dit te doen, met uitzondering van het gebruik van de door [eiser] ontwikkelde software, maar daarvan is niet gebleken. Om dezelfde reden komt de rechtbank ook niet toe aan het antwoord op de vraag of beide bestuurders van [gedaagde 1] in privé aansprakelijk zijn uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid.
Proceskosten
3.12.
[eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden ex artikel 1019h Rv aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op een bedrag van:
- salaris advocaat: € 17.500,00 (categorie II bodemzaken, normaal)
- griffierecht: € 2.889,00
- nakosten:
€ 178,00(plus verhoging als in het dictum vermeld)
Totaal € 20.567,00
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen als in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten die tot op heden aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op een bedrag van € 20.567,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en - voor het geval voldoening binnen deze termijn uitblijft en betekening van het vonnis plaatsvindt - te verhogen met een bedrag van € 82,- plus de kosten van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten, inclusief nakosten, vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.