ECLI:NL:RBZWB:2024:8773

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
02-205231-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van medewerkers van een hulpverleningsinstantie met dodelijke gevolgen en brandstichting

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van medewerkers van een hulpverleningsinstantie. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd, heeft in de periode van 20 juni 2023 tot en met 30 juli 2023 meerdere dreigende e-mails gestuurd naar medewerkers van de hulpverleningsinstantie. Tijdens de zitting op 4 december 2024 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw en de officier van justitie waren wel aanwezig om hun standpunten te presenteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft de e-mails van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze een redelijke vrees voor de medewerkers van de hulpverleningsinstantie hebben gecreëerd. De verdachte heeft in zijn berichten expliciete bedreigingen geuit, waaronder het dreigen met dodelijke gevolgen en brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, en heeft hem hiervoor wettig en overtuigend bewezen verklaard.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden en een tbs-maatregel geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een tbs-maatregel niet opportuun was, gezien de eerdere veroordeling van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/205231-23
vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De Schie,
te 3041 JL Rotterdam, Professor Jonkersweg 7,
raadsvrouw mr. I.A.C. van Mulbregt, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 december 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie
mr. M. van Leeuwen en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van een of meerdere medewerkers van [hulpverleningsinstantie] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat uit de tenlastelegging niet blijkt dat er redelijke vrees is ontstaan bij concrete personen, de bewoordingen in de e-mailberichten van verdachte grotendeels algemeen van aard zijn en niet gericht zijn op het laten ontstaan van redelijke vrees bij concrete personen en de enige persoon die verdachte specifiek benoemd niet persoonlijk bedreigd is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/brandstichting is vereist dat de bedreigde daadwekelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of dat er brand zou worden gesticht en dat het opzet van verdachte daarop was gericht. Voorwaardelijk opzet is daarvoor voldoende.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 20 juni 2023 tot en met 30 juli 2023 meerdere e-mailberichten heeft verstuurd naar (medewerkers van) [hulpverleningsinstantie] . Uit het dossier blijkt dat (in ieder geval) [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , beiden medewerkers van [hulpverleningsinstantie] , op de hoogte zijn geraakt van de inhoud hiervan. De e-mailberichten zijn aan [benadeelde 2] verzonden en uit de aangifte van [benadeelde 1] blijkt dat zij kennis heeft genomen van de inhoud daarvan. De rechtbank is van oordeel dat de in de e-mailberichten gedane uitlatingen, in onderlinge samenhang bezien, op zichzelf en objectief bezien dreigend van aard zijn en geschikt zijn om bij medewerkers van [hulpverleningsinstantie] een redelijke vrees te doen ontstaan. Uit de aangifte van [benadeelde 1] blijkt ook dat zij (de rechtbank leest hierin: medewerkers van [hulpverleningsinstantie] ) zich niet veilig voelen door verdachte. De door de raadsvrouw genoemde omstandigheden, namelijk dat de bewoordingen gezien moeten worden als een emotionele uitlating, doen aan het bedreigende karakter daarvan niets af. Er is naar het oordeel van rechtbank ook sprake van opzet. Verdachte heeft door zijn uitlatingen op zijn minst genomen de aanmerkelijke kans op het ontstaan van een redelijke vrees bij meerdere medewerkers van [hulpverleningsinstantie] dat zij het leven zouden verliezen dan wel dat er brand zou worden gesticht, bewust aanvaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 20 juni 2023 tot en met 30 juli 2023 te Vlissingen, meer medewerkers van de instantie [hulpverleningsinstantie] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, door die medewerkers van [hulpverleningsinstantie] (middels e-mailberichten) dreigend de woorden toe te voegen:
- "Nog 1 dag wakker worden zonder dat alles is geregeld en dat ik rust heb. Morgen
valt er een dode, morgen steek ik iemand kankerdood in jullie naam" en
- "en als ik morgen zeker weet dat de uitkering stopt, ga ik naar [hulpverleningsinstantie] en steek ik
iedereen KK dood, is dat kankergoed begrepen" en
- "De volgende zorgboerderij zal dat wel ogen openen misschien? Zal ik ook eerst
wat mensen afknallen, fokking kk gekken, elke dag vraag ik om hulp" en
- "De uitkering wordt niet meer stopgezet, gebeurd dit wel dan wordt [naam] in
persoon verantwoordelijk gehouden en deze zal hiervoor gestraft dienen te worden" en
- "En ik zal jullie waarschuwen, zit ik, al is het een seconde vast. Zal ik jullie opzoeken en afslachten inclusief jullie kankerfamilies." en
- "Als ik een wapen had, had ik de afgelopen jaren, elke dag iedereen doodgeschoten. Morgen is alles geregeld." en
- Vandaag is alles opgelost en geregeld, zo niet pleeg ik direct een zelfmoordpoging en steek ik [hulpverleningsinstantie] gebouw in de hens" en
- "Dit kan al 12 jaar binnen een dag opgelost worden, en dat feit, maakt mij zo kk razend dat ik jullie allemaal dood wil maken." en
- "En aangezien mijn leven voorbij is de uitkering, ik ben er klaar mee, als die is stopgezet zou ik dolgraag iedereen doodmaken daar, en zonder een traan te laten." en
- Misschien zet dat eens aan tot nadenken. Dat een vredelievend mens, jullie het liefst allemaal doorschoot." en
- "En nogmaals, als ik TBS krijg, vermoord ik hele ff families".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek en een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege voor de gemaximeerde duur van vier jaar. Hij vordert naast de tbs-maatregel een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, zodat er ook na de tbs-maatregel maatregelen kunnen worden getroffen om eventuele risico’s in te perken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de oplegging van een tbs-maatregel niet in verhouding staat tot de feiten die aan verdachte ten laste zijn gelegd. Zij verzoekt aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen conform of korter dan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreigingen. Hij heeft e-mailberichten met daarin bedreigingen gestuurd naar [hulpverleningsinstantie] ; een hulpverleningsinstantie. Dat maakt het feit des te ernstiger. [hulpverleningsinstantie] en haar medewerkers zijn erop gericht om verdachte de juiste hulp en begeleiding te bieden. Zij moeten in staat zijn ongehinderd en veilig hun werk te verrichten. Verdachte heeft met zijn gedrag gezorgd voor een situaties waarin medewerkers van [hulpverleningsinstantie] zich onveilig voelden. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten (bedreigingen). Verdachte heeft hiervoor al eerder gevangenisstraffen en een maatregel opgelegd gekregen; zo is hij op 6 maart 2024 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in hoger beroep veroordeeld tot een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege. Hoewel deze tbs-maatregel pas ná onderhavig feit is opgelegd, rekent de rechtbank het verdachte wel aan dat hij in afwachting van het hoger beroep in die zaak wederom strafbare feiten is gaan plegen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met de over verdachte opgemaakte rapportages. Uit het PBC-rapport van 7 augustus 2024 blijkt dat verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het opstellen daarvan. In dat verband wordt wel gerefereerd aan oudere rapportages. De pathologie van verdachte werd door de onderzoekers van het PBC in 2021 omschreven als een persoonlijkheidsstoornis met schizo typische en borderline trekken, waarbij met name antisociale gedragingen en een narcistische coping de aandacht trokken. Er lijkt inmiddels een discrepantie te bestaan tussen het gesignaleerde klinische beeld van nu en de diagnose uit 2021. Er lijkt thans sprake van een gestoorde realiteitstoetsing met daaruit volgend een gestoorde frustratietolerantie en emotie- en agressieregulatie. Samenvattend wordt er door de onderzoekers gesteld dat het gedrag van verdachte sinds het rapport van 2021 ongewijzigd is gebleven. Door de weigering van verdachte om mee werken kan er geen uitspraak gedaan worden over de toerekenbaarheid. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op het samenstel van (oudere) rapportages ook het bewezen verklaarde feit verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
Door de officier van justitie is oplegging van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege gevorderd. De rechtbank stelt voorop dat voor het bewezen verklaarde feit een tbs-maatregel kan worden opgelegd. Zij overweegt voorts dat, mede gelet op het voorgaande, verdachte kan worden aangemerkt als een weigerende observandus en dat aannemelijk is dat de genoemde persoonlijkheidsstoornis ook tijdens het bewezen verklaarde feit bestond. De rechtbank is daarnaast op basis van de eerdere veroordelingen van verdachte van oordeel dat er zonder adequate behandeling een reële kans op herhaling bestaat, waarbij gevaar voor anderen en goederen bestaat. Een en ander maakt dat aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege is voldaan.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het opleggen van een tbs-maatregel niet opportuun is. Verdachte heeft namelijk reeds eerder dit jaar een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege opgelegd gekregen. Daarom zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden is.
Gelet op deze strafoplegging bestaat geen ruimte meer voor de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, meermalen
gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. A.B. Scheltema Beduin en mr. C.T. den Uil, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lorello-Willeboordse, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 december 2024.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2023 tot en met 30 juli 2023 te Vlissingen,
althans in Nederland, een of meer medewerkers van de [hulpverleningsinstantie] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting,
door die medewerker(s) van [hulpverleningsinstantie] (middels e-mailberichten) dreigend de woorden toe te voegen:
- "Nog 1 dag wakker worden zonder dat alles is geregeld en dat ik rust heb. Morgen
valt er een dode, morgen steek ik iemand kankerdood in jullie naam" en/of
- "en als ik morgen zeker weet dat de uitkering stopt, ga ik naar [hulpverleningsinstantie] en steek ik
iedereen KK dood, is dat kankergoed begrepen" en/of
- "De volgende zorgboerderij zal dat wel ogen openen misschien? Zal ik ook eerst
wat mensen afknallen, fokking kk gekken, elke dag vraag ik om hulp" en/of
- "De uitkering wordt niet meer stopgezet, gebeurd dit wel dan wordt [naam] in
persoon verantwoordelijk gehouden en deze zal hiervoor gestraft dienen te worden" en/of
- "En ik zal jullie waarschuwen, zit ik, al is het een seconde vast. Zal ik jullie opzoeken en afslachten inclusief jullie kankerfamilies." en/of
- "Als ik een wapen had, had ik de afgelopen jaren, elke dag iedereen doodgeschoten. Morgen is alles geregeld." en/of
- Vandaag is alles opgelost en geregeld, zo niet pleeg ik direct een zelfmoordpoging en steek ik [hulpverleningsinstantie] gebouw in de hens" en/of
- "Dit kan al 12 jaar binnen een dag opgelost worden, en dat feit, maakt mij zo kk razend dat ik jullie allemaal dood wil maken." en/of
- "En aangezien mijn leven voorbij is de uitkering, ik ben er klaar mee, als die is stopgezet zou ik dolgraag iedereen doodmaken daar, en zonder een traan te laten." en/of
- Misschien zet dat eens aan tot nadenken. Dat een vredelievend mens, jullie het liefst allemaal doorschoot." en/of
- "En nogmaals, als ik TBS krijg, vermoord ik hele ff families"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )