ECLI:NL:RBZWB:2024:8770

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
05-219247-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige prostituee en schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 december 2024, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, heeft het standpunt ingenomen dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 maart 2022 in Waalwijk seksuele handelingen heeft verricht met een minderjarige, die zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de leeftijd van het slachtoffer, wat in strijd is met de wettelijke verplichtingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade werd toegekend, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het feit. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is het schadebedrag te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 05-219247-22
vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1991 te [geboorteplaats] ([land])
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 december 2024. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer] tegen betaling, terwijl zij de leeftijd van zestien jaar maar nog niet die van achttien jaar had bereikt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 9 maart 2022 te Waalwijk ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], geboren op [geboortedag 2]
2005, die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met
een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van
achttien jaren had bereikt, te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden. Hierbij houdt zij rekening met een overschrijding van de redelijke termijn van berechting met bijna acht maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een minderjarige prostituee. Het ontucht heeft onder andere bestaan uit het seksueel binnendringen van haar mond en vagina. In artikel 248b Sr staat de bescherming van minderjarigen centraal. Zij moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Minderjarigen moeten tegen zichzelf beschermd worden. Om die reden dienen klanten die prostituees bezoeken gedegen onderzoek te verrichten naar de leeftijd van de prostituee. Blootstelling aan prostitutie op jonge leeftijd heeft vaak grote (psychische) gevolgen voor de minderjarige op langere termijn en gezien hun jeugdige leeftijd kan niet worden verwacht dat zij deze gevolgen op dat moment kunnen overzien.
Niet is gebleken dat verdachte zich op enige wijze heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van [slachtoffer], terwijl hij wel een vergaande onderzoeksplicht had. Kennelijk vond verdachte het niet nodig om haar leeftijd verder te verifiëren, bijvoorbeeld door een identiteitskaart of paspoort te vragen. Hij nam uitsluitend genoegen met de in de advertentie vermelde leeftijd van 22 jaar. Daarmee heeft hij onvoldoende invulling gegeven aan zijn onderzoeksplicht naar haar leeftijd. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte opzettelijk op zoek was naar een seksafspraak met een minderjarige prostituee.
Uit de toelichting bij het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer] en de toelichting die ter zitting door de advocaat namens [slachtoffer] is gegeven, blijkt dat het om een kwetsbaar meisje gaat dat al veel heeft meegemaakt in haar jonge leven. Naast het tenlastegelegde feit is zij slachtoffer geworden van mensenhandel door derden, waarvoor de daders inmiddels zijn veroordeeld. [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij zich schaamt, zich vies en onveilig voelt en dat haar vertrouwen in zichzelf en anderen ernstig is aangetast. Deze gevoelens belemmeren haar in het aangaan van nieuwe contacten en versterken haar psychische kwetsbaarheid. Verdachte heeft bij al deze mogelijke gevolgen kennelijk niet stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Strafblad
Bij de strafbepaling heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen voor soortgelijke feiten in Nederland. De rechtbank gaat bij de strafoplegging daarom uit van een first offender.
Straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Als uitgangspunt wordt voor een first offender, waarbij niet is gebleken dat er voor de verdachte aanwijzingen waren voor uitbuiting of minderjarigheid, een gevangenisstraf van korte duur met een taakstraf van 150 uur gehanteerd. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een taakstraf (in combinatie met een gevangenisstraf) niet mogelijk is, omdat onbekend is waar verdachte zich momenteel bevindt. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, acht de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, een gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Er zijn onvoldoende concrete gegevens aangevoerd om aan te kunnen nemen dat sprake is van objectief vast te stellen geestelijk letsel. Nu dit niet kan worden vastgesteld, moet worden beoordeeld of sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. De aard en de ernst van de normschending door verdachte brengt in dit geval met zich dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden, de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend en het feit dat de vordering niet betwist is door de verdachte, acht de rechtbank vergoeding van het gevorderde gedrag van € 2.000,00 toewijsbaar.
De toegewezen immateriële schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen, te rekenen vanaf het moment waarop het feit werd gepleegd en de schade is ontstaan, namelijk 9 maart 2022. Daarnaast wordt de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarmee verdachte verplicht wordt het toegekende schadebedrag te betalen. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) zal de inning van het schadebedrag verzorgen, en bij niet-betaling kan gijzeling als dwangmiddel worden toegepast.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f en 248b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.000,00 aan immateriële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], € 2.000,00 te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.C.S. Jurres-Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 december 2024.
Mr. M.E.I. Beudeker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 9 maart 2022 te Waalwijk ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer],
geboren op [geboortedag 2] 2005 die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer
seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer];
(art 248b Wetboek van Strafrecht)