In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene die in comateuze toestand verkeert. De rechtbank heeft de beschikking verleend op verzoek van de officier van justitie, die een machtiging vroeg voor de voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken. De betrokkene, geboren in 1991, was opgenomen op de afdeling Intensive Care van een ziekenhuis en was niet in staat om met de rechter te communiceren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat was om gehoord te worden, wat de noodzaak van de crisismaatregel onderstreept.
De burgemeester van Tilburg had op 1 december 2024 de crisismaatregel genomen, en de rechtbank heeft in haar beoordeling de medische situatie van de betrokkene in overweging genomen. De intensivist en psychiater hebben verklaard dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met symptomen van verward gedrag en agressie. De rechtbank concludeert dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank oordeelt dat de gevraagde machtiging noodzakelijk is om de betrokkene te beschermen en de juiste zorg te waarborgen.
De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van drie weken, waarbij de noodzakelijke vormen van verplichte zorg zijn vastgesteld. De rechtbank benadrukt dat de betrokkene wilsonbekwaam is en niet in staat is om zijn belangen af te wegen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.