In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden te verlenen, toegewezen. Betrokkene, geboren in 1989, heeft een geschiedenis van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, evenals middelengerelateerde en verslavingsstoornissen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 december 2024, waarbij betrokkene werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.J.M. Veth, werd duidelijk dat betrokkene nog steeds last heeft van stemmen in zijn hoofd en dat hij twijfelt aan de effectiviteit van zijn medicatie. De behandelaar van betrokkene benadrukte de noodzaak van een zorgmachtiging, gezien de recente veranderingen in de woonsituatie van betrokkene en de risico's die dit met zich meebrengt voor zijn geestelijke gezondheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstig nadeel kan ontstaan door de psychische stoornis van betrokkene, waaronder gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, waarbij de maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles zijn goedgekeurd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vormen van verplichte zorg evenredig en effectief zijn, en dat deze noodzakelijk zijn om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en te herstellen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024, met een geldigheid tot en met 4 december 2025.