ECLI:NL:RBZWB:2024:8755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
02-337051-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II en munitie van categorie III, alsook van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in Roosendaal, werd bijgestaan door raadsman mr. M. Broere. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 4 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S. van de Wilt-Withfield, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 december 2023 in Roosendaal, samen met een onbekend gebleven persoon, een automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden had, evenals een aanzienlijke hoeveelheid MDMA en hennep. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien het feit dat hij zelf een zak met amfetamine aan de politie toonde en dat er in zijn schuur verschillende drugs en een vuurwapen werden aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan alle tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 26 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel en de risico's op recidive. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-337051-23
vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 december 2024, waarbij de officier van justitie mr. S. van de Wilt-Withfield en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1: een automatisch vuurwapen heeft gehad;
2: munitie voor het automatische vuurwapen heeft gehad;
3: harddrugs heeft gehad;
4: softdrugs heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle verweten feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 3. Voor feit 1, 2 en 4 refereert de verdediging zich met betrekking tot de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op 19 december 2023 is de politie naar [het adres] in Roosendaal gegaan naar aanleiding van een anonieme melding, dat er vanuit de schuur op dat adres een sterke hennepgeur kwam. Bij de schuur roken verbalisanten inderdaad een sterke hennepgeur. Verdachte, bewoner van dat adres, vertelde direct dat er hennep in zijn schuur lag. Hij pakte in de schuur ook een zak van de grond en vertelde tegen de verbalisanten dat daar amfetamine in zat. Vervolgens vertelde verdachte dat er in de schuur een tas lag, waar een kalasjnikov in zat. In de schuur van verdachte werden onder andere een automatisch vuurwapen, 25 kogelpatronen, 7903 pillen, 681,63 gram kristallen en 3.024 gram hennep aangetroffen.
Feiten 1, 2 en 4
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het wapen en de munitie voorhanden had en ook dat hij de hennep opzettelijk aanwezig had.
Feit 3
In de schuur van verdachte zijn verschillende zakken met pillen en andere substanties gevonden. Uit onderzoek volgt dat er 3983 blauwe pillen en 3920 roze pillen zijn aangetroffen die positief zijn getest op de aanwezigheid van MDMA. Verder is 681,63 gram kristallen aangetroffen, waarvan uit onderzoek ook is gebleken dat ze MDMA bevatten. Naar 709 pillen die daarnaast nog werden aangetroffen, is geen nader onderzoek gedaan. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat deze pillen MDMA bevatten.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist dat er harddrugs in zijn schuur lagen. De rechtbank acht die verklaring ongeloofwaardig. Verdachte heeft uit zichzelf in de schuur een witte plastic zak van de grond gepakt en aan de verbalisanten getoond. Hij zei daarbij meteen dat daarin amfetamine zat. Terwijl verdachte verbalisanten wees op deze zak, zag één van de verbalisanten in een kast boven de tafel vier vacuümzakken met daarin blauwe en roze pillen die hij ambtshalve herkende als xtc-pillen. Uit de stukken blijkt niet dat deze pillen in een dichte doos zaten. Daarnaast lagen er in de woning van verdachte verschillende enveloppen met daarop teksten als “ [naam 1] XTC 250xtc [naam 2] ” en “ [naam 1] Speed [naam 2] ”. In deze enveloppen zaten geldbedragen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de huurder naar de schuur kwam, daar wat ophaalde, wegging om een klant te ontmoeten, terug naar de woning kwam en geld aan verdachte gaf om in de verschillende enveloppen te bewaren. De rechtbank is, gelet op de combinatie van het voorgaande, van oordeel dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van harddrugs in de schuur. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat verdachte precies wist wat voor soort en hoeveel harddrugs er in zijn schuur aanwezig waren.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte 7903 pillen bevattende MDMA en 681 gram MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Alleen of in vereniging?
Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij zijn schuur heeft verhuurd aan een onbekend gebleven persoon. Hij heeft de persoon gedurende een langere periode tot en met
19 december 2023 de volledige toegang tot de schuur geboden en niet ingegrepen toen hij merkte dat er drugs en een wapen in zijn schuur waren gelegd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee in nauw en bewuste samenwerking met de onbekend gebleven persoon heeft gehandeld. Zij acht dan ook het medeplegen van alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Het feit dat de onbekend gebleven persoon op 19 december 2023 niet in de schuur aanwezig was, doet daaraan niet af.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank alle feiten op de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 19 december 2023 te Roosendaal , tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een kogelgeweer van het merk Zastava, type M70, kaliber 7,62 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
2
op 19 december 2023 te Roosendaal , tezamen en in vereniging met een ander, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 25 kogelpatronen type Volmantel, van het kaliber 7,62 x 39 mm, voorhanden heeft gehad;
3
op 19 december 2023 te Roosendaal , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 7903 xtc-pillen, bevattende MDMA en
- ongeveer 681 gram MDMA
zijnde MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
op 19 december 2023 te Roosendaal , tezamen en in vereniging met een of meer ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 3024 gramhennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel van de straf moeten als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldplicht en schuldhulpverlening worden verbonden. Daarnaast vordert de officier van justitie een geldboete op te leggen van
€ 4.000,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en maximaal een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en 25 stuks bijbehorende munitie en aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep en een hoeveelheid MDMA. Verdachte heeft zijn schuur tegen betaling ter beschikking gesteld als stash locatie aan een man, van wie hij wist dat het een drugsdealer was. Ook heeft verdachte in ieder geval hand en spandiensten verleend aan die drugsdealer.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich op deze manier heeft beziggehouden met drugs. Het is algemeen bekend dat de handel in drugs allerlei andere criminaliteit in de hand werkt en vaak gepaard gaat met het gebruik van vuurwapens. Dit heeft een ontwrichtende werking op de maatschappij. Verdachte heeft toegestaan dat een levensgevaarlijk vuurwapen middenin een woonwijk in zijn schuur lag, terwijl hij met zijn partner en twee kinderen in het huis woonde. Ook is verdachte medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Verdovende middelen werken verslavend en kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. Iets wat verdachte notabene eerder zelf heeft ondervonden. Verdachte heeft zich niet om de gevolgen bekommerd en heeft slechts gehandeld uit eigen gewin. Dat verdachte ervoor heeft gekozen om zijn schulden op te lossen op een strafbare wijze, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Ook houdt zij rekening met het karakter van het vuurwapen en de bijbehorende munitie (het gaat om een automatisch vuurwapen en militaire munitie), de grote hoeveelheid aangetroffen drugs en de combinatie van die twee. Verder weegt zij de houding van verdachte mee. Ter terechtzitting en bij de politie heeft verdachte weliswaar verklaringen afgelegd, maar tegelijkertijd wilde verdachte niet op alle vragen antwoord geven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgestelde rapportage van Reclassering Nederland van 27 november 2024. Het risico op recidive is hoog en de reclassering adviseert om geen geldboete als straf op te leggen aan verdachte, omdat dat juist tot gevolg kan hebben dat zijn financiële omstandigheden (verder) verslechteren, waardoor de kans op recidive juist weer toeneemt. Mede gelet op dit advies is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een geldboete, als gevorderd door de officier van justitie, niet opportuun is.
Hoewel de rechtbank uit het advies van de reclassering en uit de verklaring van verdachte begrijpt dat hij de goede weg is ingeslagen, neemt dit niet weg dat verdachte straf verdient voor de feiten die de rechtbank bewezen verklaart. Het gaat om ernstige feiten met een nare aard. De rechtbank kan daarom niet volstaan met iets anders dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Wel is de rechtbank van oordeel dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk moet worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en om schuldhulpverlening en een meldplicht mogelijk te maken.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met daaraan de genoemde bijzondere voorwaarden gekoppeld, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank neemt bewust geen beslissing over de voorlopige hechtenis, zodat de schorsingsvoorwaarden doorlopen in het geval verdachte in hoger beroep gaat tegen dit vonnis.

7.Het beslag

De rechtbank acht de op de beslaglijst vermelde in beslag genomen voorwerpen met goednummers 2 tot en met 20 en 22 tot en met 27 vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen, dan wel dat de voorwerpen zijn bestemd of vervaardigd tot het begaan van de feiten. Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van het in beslag genomen contant geldbedrag van € 3.025,- (goednummer 1) stelt de rechtbank vast dat het bedrag volgens hem zelf niet van verdachte is, maar van de huurder van de schuur. Uit de verklaring van verdachte volgt voorts dat de huurder een drugsdealer is, dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is en om die reden in de woning van verdachte werd bewaard. Dit contant geldbedrag wordt daarom verbeurd verklaard.
Voor de kentekenplaten (goednummer 21) bepaalt de rechtbank dat deze in bewaring moeten worden gesteld ten behoeve van de rechthebbende.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens
en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van
categorie II;
Feit 2:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens
en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot munitie van categorie
III;
Feit 3:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van
de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 4:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van
de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet
schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Breda op het adres Landendijk 34 te Breda (nadat hij telefonisch een afspraak heeft gemaakt via 088-8041508 ). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden. Dit alles geldt zolang de reclassering dit nodig vindt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2 tot en met 20 en 22 tot en met 27;
- verklaart verbeurd het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerp, genummerd 1;
- bepaalt dat het voorwerp, genummerd 21, op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, in bewaring wordt gesteld ten behoeve van de rechthebbende.
Voorlopige hechtenis
- bepaalt dat de schorsing van de voorlopige hechtenis onder de huidige voorwaarden doorloopt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.C. Paijmans, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. M.E.I. Beudeker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 december 2024.
Mr. Beudeker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 19 december 2023 te Roosendaal , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een kogelgeweer, van het merk Zastava, type M70, kaliber 7,62 mm
zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 19 december 2023 te Roosendaal , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
25 kogelpatronen, type Volmantel, van het kaliber 7,62 x 39 mm
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 19 december 2023 te Roosendaal , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 8632 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of
- ongeveer 686 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 19 december 2023 te Roosendaal , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 3024 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )