ECLI:NL:RBZWB:2024:8750

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
BRE 23/10004
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak belastingrecht inzake waterschapsbelastingen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2024 uitspraak gedaan op het verzet van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 10 juni 2024. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van de belanghebbende kennelijk gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar opgedragen om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar betreffende de aanslag waterschapsbelastingen 2023. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de heffingsambtenaar had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden niet tijdig waren ingediend. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar ten onrechte had geoordeeld dat er geen gronden waren, aangezien de belanghebbende had aangevoerd dat er sprake was van overschrijding van de opbrengstlimiet.

Tijdens de behandeling van het verzet op 4 december 2024 was de belanghebbende afwezig, maar de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant was aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen ten onrechte als wederpartij was aangemerkt, aangezien de heffingsambtenaar van BWB de juiste partij was. Dit leidde tot de conclusie dat het verzet gegrond was, waardoor de eerdere uitspraak van 10 juni 2024 verviel en het onderzoek werd hervat in de stand waarin het zich bevond voor die uitspraak.

De rechtbank heeft ook het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 26 september 2023 gegrond verklaard en deze uitspraak vernietigd. De rechtbank heeft besloten dat de heffingsambtenaar van BWB een nieuwe beslissing op het bezwaar moet nemen, maar heeft geen verdere beslissing genomen over het griffierecht. De belanghebbende heeft ook aangegeven niet akkoord te zijn met de uitspraak op bezwaar van 10 oktober 2024, maar de rechtbank heeft besloten daar nog niet op te beslissen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/10004

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2024 op het verzet van

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

in het geding tussen
belanghebbende
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen, de heffingsambtenaar

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 10 juni 2024 waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende kennelijk gegrond heeft verklaard, de uitspraak op bezwaar heeft vernietigd en de heffingsambtenaar heeft opgedragen om met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen. Het beroep ziet op de aanslag waterschapsbelastingen 2023 met aanslagnummer [aanslagnummer] voor het object [adres].
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 4 december 2024 op zitting behandeld. Hier heeft [naam] namens de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant (hierna: de heffingsambtenaar van BWB) aan deelgenomen. Belanghebbende heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank van het verzet

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak eerst of in de uitspraak van 10 juni 2024 juist is geoordeeld. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De uitspraak van 10 juni 2024
4. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de heffingsambtenaar het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet indienen van de gronden. In het bezwaarschrift heeft belanghebbende aangevoerd dat er sprake is van overschrijding van de opbrengstlimiet. De rechtbank was van mening dat dit voldoende was om van ’gronden’ te kunnen spreken.
5. De rechtbank heeft bij uitspraak van 10 juni 2024 het beroep daarom kennelijk gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en teruggewezen naar de heffingsambtenaar om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar.
6. Belanghebbende is tegen de uitspraak van de rechtbank in verzet gekomen. Belanghebbende voert aan dat ten onrechte de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen is aangemerkt als wederpartij. Volgens belanghebbende is de heffingsambtenaar van BWB partij in deze procedure en is dus de verkeerde heffingsambtenaar aangewezen om te beslissen op het bezwaar.
7. Deze verzetsgrond slaagt. De heffingsambtenaar van BWB heeft uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende en niet de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen. De rechtbank heeft haar correspondentie wel gericht aan de Belastingsamenwerking West-Brabant, maar heeft in haar uitspraak verzuimd deze heffingsambtenaar als partij te noemen en heeft dus de opdracht om een nieuw besluit in bezwaar te nemen gericht aan een heffingsambtenaar die de in beroep bestreden beslissing niet heeft genomen en zelfs niet bevoegd kan zijn om de beslissing op bezwaar te nemen. Dit is een fout die op zichzelf genomen op verzoek of ambtshalve met een hersteluitspraak had kunnen worden gecorrigeerd maar omdat dat niet is gebeurd, zal de rechtbank die fout nu bij uitspraak op verzet corrigeren.
Conclusie over het verzet
8. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak van de rechtbank van 10 juni 2024 vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.

Beoordeling door de rechtbank van het beroep

9. Partijen zijn uitgenodigd voor de zitting over het verzet. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 26 september 2023 niet kan bijdragen aan de beoordeling van de beroepszaak. De rechtbank doet daarom niet alleen uitspraak op het verzet, maar ook op het beroep, voor zover het is gericht tegen die uitspraak op bezwaar. [1]
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om inhoudelijk anders te beslissen dan de rechtbank bij uitspraak van 10 juni 2024 heeft gedaan met uitzondering van de aan te merken heffingsambtenaar. De rechtbank zal daarom op dezelfde gronden beslissen dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en dat de uitspraak op bezwaar van 26 september 2024 moet worden vernietigd.
11. Het voorgaande zou ook tot gevolg hebben dat de heffingsambtenaar van BWB opgedragen moet worden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar. Omdat de heffingsambtenaar van BWB echter kennelijk wel heeft begrepen dat de uitspraak voor hem was bedoeld en daaraan – kennelijk ook uitvoering heeft proberen te geven door op 10 oktober 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar te geven, zal de rechtbank thans die opdracht niet meer geven. Dat de uitspraak op bezwaar van 26 september 2023 wordt vernietigd geeft ook aanleiding te bepalen dat heffingsambtenaar het griffierecht aan eiser dient te vergoeden, doch de beslissing daarover zal worden aangehouden.
12. Belanghebbende heeft bij brief van 4 november 2024 aangevoerd het ook niet eens te zijn met de uitspraak op bezwaar van 10 oktober 2024. Belanghebbende stelt dat zijn aanvankelijke beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 26 september 2023 ook geacht wordt hiertegen te zijn gericht. Hij heeft echter nog geen (nadere) gronden tegen die beslissing geformuleerd en de heffingsambtenaar is ook nog niet gevraagd om op de tegen die uitspraak op bezwaar aangevoerde beroepsgronden te reageren.
13. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank nog niet op het beroep beslissen, voor zover dat is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 10 oktober 2024.

Conclusie

14. Het verzet is gegrond. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 26 september 2023 is gegrond en die uitspraak op bezwaar wordt vernietigd. De behandeling van het beroep wordt voortgezet voor zover gericht tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 oktober 2024.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het verzet gegrond en verklaart de uitspraak van 10 juni 2024 vervallen;
  • verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 26 september 2023 gegrond en vernietigt die uitspraak op bezwaar;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 8:55, tiende lid, van de Awb maakt dat mogelijk.