ECLI:NL:RBZWB:2024:874
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Tilburg en de daaruit voortvloeiende aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 21 februari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 254.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en de daaropvolgende aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar had de waarde onderbouwd met een taxatiematrix, waarin de waarde van de woning werd vergeleken met referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven, en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.