ECLI:NL:RBZWB:2024:8735

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
C/02/425672 / FA RK 24-3780
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezamenlijk gezag en perspectiefonderzoek Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezamenlijk gezag over een minderjarig kind. De verzoekster, de vrouw, heeft verzocht om alleen het ouderlijk gezag over het kind te verkrijgen, en om vervangende toestemming voor behandeling en vakantie met het kind. De man, de verweerder, heeft verweer gevoerd tegen deze verzoeken en verzocht om afwijzing. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in een complexe situatie verkeren, waarbij de communicatie tussen hen ernstig verstoord is. De vrouw heeft aangegeven dat de man onvoldoende beschikbaar is voor het kind en dat dit leidt tot problemen. De man heeft zijn problemen erkend en is bezig met herstel, maar de rechtbank is van mening dat er onvoldoende informatie is om een beslissing te nemen die in het belang van het kind is. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de zaak en zal een onderzoek uitvoeren naar de situatie van het kind en de ouders. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van het rapport van de Raad, dat uiterlijk op 17 juni 2025 moet worden ingediend. De verzoeken van de vrouw voor vervangende toestemming voor behandeling en vakantie zijn afgewezen, omdat deze verzoeken zijn ingetrokken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaak/rekestnr: C/02/425672 / FA RK 24-3780
beschikking d.d. 16 december 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
verzoekster,
advocaat: mr. I. de Dobbelaere-Woets te Terneuzen,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
advocaat: mr. F.J.I. van den Branden te Terneuzen.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 9 augustus 2024 ingekomen verzoek, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. De Dobbelaere-Woets d.d. 9 september 2024 met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. De Dobbelaere-Woets d.d. 1 november 2024 met als bijlage een brief d.d. 31 oktober 2024, een aanvullend verzoek en diverse producties;
- het F9-formulier van mr. Van den Branden d.d. 3 december 2024 met bijlage;
- de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen van mr. Van den Branden.
1.2
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 5 december 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, d.d. 23 juni 2021 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 7 oktober 2021 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Voorafgaand aan het huwelijk is uit de relatie van partijen het navolgende thans nog minderjarige kind geboren:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016.
2.3
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.4
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.5
Bij voornoemde echtscheidingsbeschikking d.d. 23 juni 2021 is het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw bepaald.
2.6
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Het geschil

3.1
De vrouw verzoekt na wijziging en aanvulling van haar verzoeken:
- haar te belasten met het éénhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige];
- haar vervangende toestemming te verlenen ex artikel 1:253a BW tot behandeling van [minderjarige] bij [ggz], mevrouw [naam], conform het opgestelde behandelplan;
- haar vervangende toestemming te verlenen ex artikel 1:253a BW om met [minderjarige] te reizen van en naar Curaçao op 26 december 2024 tot en met 19 januari 2025 en aldaar te verblijven conform de als productie 13 overgelegde toestemmingsformulieren;
- de man te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten bestaande uit advocaatkosten, verschotten en griffierecht, begroot op € 4.000,-.
3.2
Het verzoek ten aanzien van de vervangende toestemming voor de behandeling van [minderjarige] bij [ggz] heeft de vrouw bij brief d.d. 31 oktober 2024, gevoegd bij F9-formulier d.d. 1 november 2024, ingetrokken, nu de man inmiddels zijn toestemming hiervoor heeft verleend.
3.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor haar vakantie met [minderjarige] naar Curaçao in de kerstvakantie ingetrokken. Zij heeft inmiddels van de man de ondertekende toestemmingsformulieren ontvangen.
3.4
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw ten aanzien van het gezag en de kostenveroordeling en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
3.5
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De vrouw verzoekt de rechtbank om haar voortaan alleen te belasten met het gezag over [minderjarige]. Ondanks de inzet van hulpverlening en een ondertoezichtstelling ervaart zij dat de man nog altijd onvoldoende beschikbaar is voor [minderjarige] en de vrouw. Het afgelopen jaar is de man zelfs volledig buiten beeld geraakt. In de jaren daarvoor haakte de man dusdanig vaak af, dat [minderjarige] steeds door hem teleurgesteld werd. De situatie werd destijds voor [minderjarige] onhoudbaar. Volgens de betrokken hulpverlening was de psychische en gedragsproblematiek die [minderjarige] destijds liet zien reactief op deze situatie. Voor [minderjarige] is het niet duidelijk wat zij van de vader kan verwachten en de vrouw kost het veel moeite om in contact te komen met de man om met hem afspraken te maken alsmede om zijn toestemming te verkrijgen voor zaken aangaande [minderjarige]. De vrouw doelt daarbij onder meer op de toestemming van de man voor de school, de huisarts en de vakantie naar Curaçao. Dat de man niet beschikbaar is voor de vrouw en de kinderen komt volgens de vrouw door de verslavingsproblematiek van de man. De man zegt al jaren druk doende te zijn om zijn leven op de rit te krijgen, maar inmiddels is er 4,5 jaar verstreken en is die situatie nog altijd onveranderd gebleven. De vrouw betwist dat wijziging van het gezamenlijk gezag ertoe zal leiden dat de man niet meer betrokken wordt door de vrouw in het leven van [minderjarige]. Zij stelt dat de man recht op omgang en informatie blijft behouden. Zodra de man ruimte ervaart om structurele omgang te hebben, zal zij hier zeker aan meewerken. Daarnaast zegt zij toe om maandelijks de man te informeren over [minderjarige] als hij haar per mail hierom vraagt. Tot slot stelt de vrouw dat zij zich kan vinden in het voorstel van de Raad om een raadsonderzoek in te stellen naar wat uiteindelijk in het belang van [minderjarige] kan worden geacht. De vrouw hoopt daarbij dat de Raad niet gelijk meegaat in de stelling van de man dat hij hard werkt aan het verbeteren van zijn situatie, maar ook in het onderzoek het tijdsverloop meeneemt en de tot op heden bereikte resultaten. De vrouw vindt een veroordeling van de man in de kosten van dit geding op zijn plaats, omdat de man zijn houding niet verandert en zij nu voor de tweede keer een procedure moet starten. De kosten die hiermee gepaard gaan zijn niet langer houdbaar voor haar.
4.2
De man realiseert zich dat hij niet altijd voldoende beschikbaar is geweest en dat als gevolg daarvan beslissingen over [minderjarige] niet altijd direct genomen konden worden. Ook beseft de man dat hij in de afgelopen jaren een passieve houding heeft getoond. De man is door alle problemen rondom de relatie van partijen en het contact met [minderjarige] in een depressie geraakt met alle gevolgen van dien. Daarnaast voelde de man zich niet gehoord en gezien door de vrouw, ook niet ten aanzien van [minderjarige]. Tijdens de ondertoezichtstelling verliep dat beter, maar sinds deze maatregel is geëindigd is het bergafwaarts gegaan en is het contact met [minderjarige] uiteindelijk verbroken. Dit is volgens de man mede een gevolg van de houding van de vrouw, die de bezoeken niet langer wilde ondersteunen. Het stoppen van de bezoeken met [minderjarige] en het feit dat de man werd gediagnosticeerd met persoonlijke problematiek is voor hem een keerpunt geweest. De man is hard met zichzelf aan de slag gegaan en is druk doende zijn leven weer op de rit te krijgen. Naar verwachting krijgt hij op korte termijn een eigen woonplek toegewezen en hij is zich aan het oriënteren op de arbeidsmarkt. Van drank- en drugsgebruik is geen sprake meer. Omdat de man [minderjarige] de rust en ruimte gunt om te kunnen profiteren van de voor haar noodzakelijk bevonden behandeling, heeft hij ervoor gekozen om nog geen verzoek voor omgang in te dienen. Het is wel zijn intentie om op termijn te werken aan contactherstel, zodra [minderjarige] hier de ruimte voor ervaart. Voor de man is van groot belang dat het gezamenlijk gezag in stand blijft. Dit is volgens hem de enige manier om betrokken te blijven bij [minderjarige], nu de vrouw hem nauwelijks informeert. Op dit moment is er geen sprake van dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen haar ouders. De man verleent immers zijn toestemming, echter was hij er niet van bewust dat een toestemming per e-mail niet afdoende was en hij daadwerkelijk zijn handtekening moest zetten op daartoe bestemde formulieren. Wijziging van het gezamenlijk gezag is voor nu dan ook te vergaand, zeker zonder een gedegen onderzoek van de Raad naar de noodzaak hiertoe. Tot slot zegt de man toe dat hij meer initiatief zal tonen. Hij zal de vrouw voortaan maandelijks een e-mail sturen met het verzoek om hem te informeren over [minderjarige], zodat de vrouw daarop kan reageren. De man voert verweer tegen een kostenveroordeling, aangezien er geen reden is om af te wijken van het uitgangspunt om in familierechtelijke procedures de kosten te compenseren.
4.3
De Raad constateert dat veel achtergrondinformatie ontbreekt. Het is voor de Raad onduidelijk op basis van welke bevindingen de ondertoezichtstelling destijds is afgesloten en of er bijvoorbeeld een borgingsplan is opgesteld. Helaas heeft dit niet tot een structurele verbetering geleid, want inmiddels is er een situatie ontstaan waarin de ouders niet (meer) met elkaar communiceren en de man geen contact heeft met de kinderen. Het zorgt voor spanning tussen de ouders. [minderjarige] voelt dit en ondervindt hier last van. Dit is ook geconstateerd door de bij [minderjarige] betrokken hulpverlening. Doordat er veel informatie over het verloop in de afgelopen jaren ontbreekt is het voor de Raad niet mogelijk om de rechtbank te adviseren over wat door de Raad in het belang van [minderjarige] wordt geacht. De Raad acht het aangewezen dat de rechtbank de zaak zal aanhouden om de Raad in de gelegenheid te stellen een onderzoek uit te voeren op basis waarvan alsnog een advies over door de vrouw verzochte wijziging van het gezag kan worden gegeven.
4.4
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, stelt de rechtbank vast dat partijen een andere lezing hebben over wat er in de afgelopen jaren zich heeft afgespeeld. Volgens de vrouw toont de man geen interesse en betrokkenheid ten aanzien van [minderjarige] en kost het haar veel moeite om de man te betrekken bij de beslissingen die over [minderjarige] genomen moeten worden. Daarentegen stelt de man dat hij door de vrouw nauwelijks wordt geïnformeerd over [minderjarige] en dat hij hard aan zichzelf werkt om zijn leven op de rit te krijgen en een voorspelbare ouder te zijn. De verhouding tussen partijen is ernstig verstoord en gespannen en de eerder ingezette hulpverlening vanuit een vrijwillig maar ook vanuit een gedwongen kader heeft blijkbaar niet tot een structurele verbetering geleid. Door de hulpverlening wordt vermoed dat de psychische en gedragsproblematiek die [minderjarige] heeft laten zien reactief is op deze situatie, met name nu deze problemen sinds de contactbreuk met haar vader niet meer gezien worden. Het is echter wel de wens van de man om zijn gezag te behouden en het contact met zijn dochter op termijn te herstellen. De rechtbank acht zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te geven die in het belang van [minderjarige] kan worden geacht. Met de Raad acht de rechtbank dan ook een nader onderzoek naar de situatie en de mogelijkheden van partijen en het belang van [minderjarige] ten aanzien van de door de vrouw verzochte gezagswijziging aangewezen. Zij zal dan ook de Raad verzoeken een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vragen:
- Bestaat er, bij instandhouding van het gezamenlijk gezag van beide ouders, een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van [minderjarige] te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vraag aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
4.5
De rechtbank zal in afwachting van de rapportage en het advies van de Raad de behandeling van de zaak ten aanzien van het gezag aanhouden. De Raad wordt verzocht om het rapport met bijbehorend advies uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum in de procedure in te brengen, onder gelijktijdige verstrekking aan partijen. Partijen zullen voorts in de gelegenheid gesteld worden om te reageren op de bevindingen van de Raad alsmede om zich uit te laten over het door hen gewenste procesverloop. Het verzoek van de vrouw ten aanzien van de proceskostenveroordeling zal eveneens worden aangehouden.
4.6
Ten aanzien van de door de vrouw verzochte vervangende toestemming voor de behandeling van [minderjarige] bij [ggz] en voor de vakantie naar Curaçao stelt de rechtbank vast dat de vrouw deze verzoeken heeft ingetrokken en dat deze dus geen inhoudelijke beoordeling en beslissing meer behoeven. De rechtbank zal deze verzoeken daarom afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst de verzoeken van de vrouw tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de behandeling van [minderjarige] bij [ggz] en de vakantie naar Curaçao af;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming locatie Middelburg een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven vermelde vragen in rechtsoverweging 4.4 en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport vóór hierna te noemen pro forma datum bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan (de advocaten van) partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
17 juni 2025 PRO FORMA, in afwachting van het rapport en bijbehorend advies van de Raad en de reactie van partijen hierop en het door hen gewenste procesverloop.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024 in tegenwoordigheid van Bakker-Maljers, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.