ECLI:NL:RBZWB:2024:873
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Tilburg
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 5 september 2022. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [plaats] vastgesteld op € 270.000, met een bijbehorende aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de waarde van de woning te hoog is vastgesteld aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende, die stelt dat de waarde maximaal € 240.000 zou moeten zijn. De heffingsambtenaar verdedigt de waarde van € 270.000. De rechtbank stelt vast dat een beroep tegen de waardebeschikking ook een beroep tegen de aanslag OZB is, en dat er geen zelfstandige gronden zijn aangevoerd tegen de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing.
De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft de waarde bepaald met de vergelijkingsmethode, waarbij referentiewoningen zijn gebruikt die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen en dat de toegepaste waardes voldoende onderbouwd zijn. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.