In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, waarin het bezwaar van eiseres tegen een eerdere beslissing niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing op bezwaar vond plaats op 21 augustus 2023, en het beroep werd behandeld op 28 november 2024. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.P.W.H. Cremers, betwistte de niet-ontvankelijkheid van haar bezwaar, dat betrekking had op een brief van het college van 24 maart 2023. Eiseres stelde dat het college ten onrechte had geoordeeld dat haar bezwaarschrift niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het college het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, omdat eiseres voldoende informatie had verstrekt om het besluit te traceren. De rechtbank concludeerde dat de brief van 24 maart 2023 een besluit was in de zin van de Awb, en dat eiseres recht had op een nieuwe beslissing op haar bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om een nieuw besluit te nemen. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.